Geografisch thema

Molenbeersel

ID
14582
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14582

Beschrijving

De gemeente Molenbeersel ontstond als dusdanig pas na 1839 door de samenvoeging van een aantal gehuchten als gevolg van de definitieve grensafbakening tussen België en Nederland.

Eerste vermelding van Beersel in 1299 als Beersele. De etymologie verwijst naar de Merovingische-Karolingische periode. Molenbeersel ligt op de overgang van twee traditionele landschappen: het oostelijk deel van het grondgebied behoort tot Maasvlakte en terrassenland, het westelijk deel tot het vlakke, vochtige gebied van de Vlakte van Bocholt. Dit gebied is door een gebrekkige natuurlijke ontwatering van nature uit moerassig. Op de Ferrariskaart (1771-77) merken we dat de gehuchten Mulenbiersel, Biersel en Grootbiersel ten zuiden (De Groote Broek), westen en noorden volledig omringd waren door uitgestrekte laagveenmoerassen, waarin zich zeer grote vennen bevonden zoals het Wickeller Ven. Ten westen en ten noorden bevond zich het Stramprooierbroek, ten zuiden vormde de Abeek, die ten westen de gemeente binnenstroomt een moerassige vallei, eveneens met grote vennen. Tot 1860 was de hele streek van de broeken moeras met hoge en lage heide. Ze werd gebruikt als gemene gronden. Bij Koninklijk Besuit van 1865 beval de overheid de ontginning van deze onvruchtbare gronden. De gemeente was hiertoe financieel niet in staat en verkocht de gronden aan de Engelse bank “Banque générale pour favoriser l’Agriculture et les Travaux Publics”. Deze begon in 1865 met het graven van de Lossing met de bedoeling het gebied te draineren en het om te vormen tot land- en bosbouwgebied. Na de faling van de bank verenigden zich de eigenaars van de gronden in de watering "Het Grootbroek", opgericht bij Koninklijk Besluit van 6 juni 1877. C. Wauters van Antwerpen was de advocaat van de vereffening; als loon kreeg hij een stuk grond toegewezen, waar hij zich vestigde; hij speelde een belangrijke rol in het bestuur van de watering. Toen bleek dat de Lossing geen afdoende oplossing kon brengen voor de afwatering, werd doorheen het Stramprooierbroek een tweede afwateringskanaal, de Neerbroeklossing, gegraven. De drainage van het moeras was een stimulans voor de turfuitbating en leidde tot de omvorming van het moeras tot bos. De landbouw won vooral in het noordoosten terrein op het onontgonnen gebied. In het Stramprooierbroek werd loofhout aangeplant, in het Grootbroek naaldhout. In 1887 zijn er in en om het Stramprooierbroek reeds vier hoeven gebouwd, waarvan er nog één bestaat. Door de specialisatie van de landbouw in de tweede helft van de 19de eeuw zijn in 1890 het grootste deel van de akkergronden omgezet in weilanden, waartoe de arme gronden zich ook beter leenden. De grote ontginning van de bossen en heide vindt echter plaats na 1956. 70 tot 80 % van deze gebieden werden toen op zeer korte tijd ontgonnen. Circa 1971 werd het gebied grondig ontwaterd, zodat grote delen van het moeras verdwenen en vervangen werden door weilanden en (maïs)akkers. Het waren vooral de randen van het moeras die door de landbouw werden aangetast. Binnenin het Stramprooierbroek werden sinds 1955 de beemden en weilanden verlaten, net als de hoeven, behalve Mariahof in Bree. Het Stramprooierbroek (220 hectare) is thans volledig beschermd als landschap en is natuurreservaat (Natuurreservaten vzw); het huidige Grootbroek is bosreservaat. In 1976 werd door het Ministerie van Landbouw, meer bepaald door de Dienst Waters en Bossen, overgegaan tot de gedeeltelijke aankoop van het broek. Niet-streekeigen begroeiing wordt sindsdien verwijderd. 18 hectare 64 is thans eigendom van de vzw Stichting Limburgs Landschap, die poogt de toestand van vóór 1950 te herstellen. Het gebied bestaat thans voornamelijk uit laagveenmoerassen, meestal omzoomd door wilgenstruwelen. De verlaten beemden en weiden zijn verruigd. Op de nattere delen komen ook elzenbroekbossen voor, op de drogere en hoger gelegen delen eikenbossen. Op de drogere stukken is er ook heidevegetatie, voornamelijk met struikheide. De weilanden aan de rand van en gewonnen op het broek worden door de landbouw steeds meer verlaten en verruigen. De landbouw is nu hoofdzakelijk gericht op intensieve rundveehouderij en, in mindere mate, hokdieren, met bijhorend grasland en voedergewassen als bodemgebruik.

Het grondgebied werd bewoond vanaf de prehistorie; de oudste vondsten klimmen op tot het neolithicum. Beperkte vondsten uit de bronstijd.

Er was ook bewoning in de Romeinse tijd. In 1869 werd een Romeinse begraafplaats met 73 graven onderzocht in het gehucht Manestraat.

Aangezien de broeken voor de omliggende dorpen economisch van groot belang waren door hun gebruik als gemene gronden, ontstonden over de grensafbakeningen verscheidene eeuwenlange conflicten. De twist tussen de Drie Banken (Stokkem, Dilsen en Rotem) en de Drie Eyghenen (Thorn, Kessenich en Neeritter) om het Urlobroek, waarvan het Stramprooierbroek een deel is, is gedocumenteerd vanaf de 15de eeuw. Voor bepaalde delen van dit broek liepen er processen tot eind 19de eeuw.

In 1634 werd er een aanvraag gedaan voor het oprichten van een schans; het is niet duidelijk wanneer deze aangelegd werd. Ze lag achter de hoeve Schanshof, in de hoek tussen de Grootbroekstraat en de Makkestraat.

De gemeente ontstond uit een samenvoeging van een aantal gehuchten die vóór 1839 tot andere gemeenten hadden behoord: de gehuchten Molenbeersel en Manestraat behoorden voorheen tot het Nederlandse Neeritter; het gehucht Groot-Beersel behoorde gedeeltelijk tot de gemeente Hunsel (NL), gedeeltelijk tot de gemeente Ittervoort(NL); het gehucht Winkel behoorde tot de gemeente Ittervoort; voorts werden nog enkele kleinere delen afgescheiden van Stramproy. Al deze delen werden oorspronkelijk bij de gemeente Kessenich gevoegd. In 1845 werden ze weer van Kessenich afgescheiden en samengebracht in de zelfstandige gemeente Molenbeersel, die in 1970 werd ingedeeld bij Kinrooi. In 1844 werd de definitieve grens met Nederland bepaald: er werden achttien hardstenen en tweeëntwintig gietijzeren grenspalen geplaatst, de laatste met jaartal.

Het gemeentehuis van Molenbeersel verdween tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Het grootste deel van het huidige grondgebied Molenbeersel behoorde op parochiaal gebied oorspronkelijk tot de parochie Neeritter. Het gehucht Groot-Beersel maakte deel uit van de parochie Kessenich; vanaf de 16de eeuw wordt een kapel, Onze-Lieve-Vrouw in 't Zand, vermeld, waarschijnlijk een stichting van de heren van Kessenich; vanaf 1725 maakte het deel uit van het rectoraat Hunsel. De kapel was een mergelstenen gebouw, dat niet ver van de Nederlandse grens lag aan de oude weg van Maaseik naar Weert, in de buurt van de huidige Daalkapel (confer Fiejestraat); er hoorde ook een begraafplaats bij. In 1828 werd de kapel gesloopt. Het gehucht Winkel hoorde onder Thorn; eind 19de eeuw werd het bij de parochie Ittervoort gevoegd. In 1772 werd in Molenbeersel een Sint-Leonarduskapel gebouwd, in 1826 uitgebreid met een sacristie en een toren. Het was een hulpkapel van de kerk van Neeritter. In 1828 wordt de kapel een rectoraat, in 1834 wordt het een onafhankelijke kerk. Deze kapel bevond zich op het kruispunt van de Oude Kerkstraat met de Grootbroekstraat. De Sint-Leonardusparochie, die het huidige grondgebied van Molenbeersel omvat, werd in 1837 opgericht. De huidige kerk werd gebouwd in 1863 aan de Weertersteenweg; de kapel werd in 1936 verkocht en verdween.

Molenbeersel was steeds een landbouwgemeente. Thans echter pendelt meer dan de helft van de beroepsbevolking naar het Nederlandse grensgebied.

De beperkte dorpskern van Molenbeersel verklaart zich door het feit dat de gemeente ontstond uit een samensmelting van verscheidene zeer kleine gehuchten, die slechts uit een paar hoeven bestonden. De ligging te midden van de moerassen remde de groei: de bevolking leefde op kleine hoogten tussen de vennen, poelen, moerassen en bosgebieden. De leefomstandigheden waren zeer ongezond; in de winter stonden grote gebieden blank en lagen de dorpen volledig afgezonderd van de wereld. Er was steeds de dreiging van epidemieën, en tot het midden van de 19de eeuw maakte malaria ieder jaar slachtoffers. In 1846 bedroeg het inwonersaantal 946; door de grondontginningen en ontwikkelingen in de landbouw nam het aantal inwoners geleidelijk toe en in 1970 liep het op tot 2.664. Van de bebouwing van vóór het midden van de 19de eeuw bleven vrijwel geen resten bewaard. Een aantal van de grotere, historische hoeven werden omgebouwd tot moderne, grootschalige veehouderijen. De oudste bebouwing zijn de kleine, langgestrekte hoeven uit de tweede helft van de 19de eeuw die over het hele grondgebied, behalve het Stramprooierbroek en het Grootbroek, verspreid liggen. De recente bebouwing concentreert zich in het huidige centrum van Molenbeersel, rondom de kerk, en aan de Weertersteenweg.

In 1848 werd de weg Molenbeersel-Kinrooi verhard. De aanleg van de steenweg Molenbeersel-Maaseik via Kinrooi gebeurde in 1865. In 1866 werd de weg doorgetrokken naar de grens met Weert. Dit is thans de Weertersteenweg. In 1910 wordt de tramlijn Maaseik-Weert over Molenbeersel in gebruik genomen. Het tolkantoor dat tot dan in het dorp lag wordt nu naar de grens overgebracht. In 1935 wordt het vervoer van reizigers op deze lijn opgeheven.

Oppervlakte: 2.105 hectare.

  • BAUWENS-LESENNE M., Bibliografisch repertorium van de oudheidkundige vondsten in Limburg behoudens Tongeren-Koninksem (vanaf de vroegste tijden tot de Noormannen), (Oudheidkundige repertoria, Reeks A: Bibliografische repertoria; 8), Brussel, 1968, p. 227-230.
  • FAASSEN J., In en om "het Stamprooierbroek".
  • HABETS J., Het vrijdorp Neeritter...gevolgd door aantekeningen op Molenbeersel, Heel, Poll en Panheel, (Publications de la Société historique et archéologique dans le Duché de Limbourg, 4, 1867, p. 218-283).
  • HENKENS P., Molenbeersel, een dorp uit (de) duizend. Deel 1, 1999.
  • HEYMANS H. - SNIJDERS D., Kinrooi...archeologisch en historisch, (Hartenvier, 5, 1984).
  • JANSSEN H., Aantekeningen over Molen-Beersel, Maaseik, 1938.
  • SNIJDERS D., Vorsend naar ons historisch verleden, (Hartenvier, 4, 1982).
  • S.N., Waar men gaat langs onze wegen, ed. Geschied- en Heemkundige Kring-Kinrooi, Nieuwkerken, 1981.
  • S.N., Ken je gemeente... Kinrooi, (Kinrooi), 1981.
  • S.N., Kijk op Kinrooi, 1991.
  • S.N., Jubileumboek. 20 jaar Geschied- en heemkundige kring Kinrooi 1976-1996, Kinrooi, 1996.
  • TIMMERMANS K., De boerderijen van Molenbeersel tot 1950, H.R.I.T.H.V. Hasselt, 1985.
  • VERMEULEN A., Industrieel erfgoed van Molenbeersel, H.R.I.T.H.V. Hasselt, 1985.

Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Eikelenbosstraat

  • Omvat
    Fiejestraat

  • Omvat
    Gietijzeren kruis in kapel

  • Omvat
    Grootbeersel

  • Omvat
    Grootbroek

  • Omvat
    Grootbroekstraat

  • Omvat
    Hoeve Donkerhoeve

  • Omvat
    Hoeve Geerenhof

  • Omvat
    Hoeve Kuppershof

  • Omvat
    Hoeve Venderhof

  • Omvat
    Hoeve Vrinsenhof

  • Omvat
    Houten kruis

  • Omvat
    Houten kruis

  • Omvat
    Kapel

  • Omvat
    L-vormige hoeve

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Makkenhof

  • Omvat
    Oudekerkstraat

  • Omvat
    Ruttenstraatje

  • Omvat
    Sint-Corneliskapel

  • Omvat
    Sint-Hubertuskapel

  • Omvat
    Slichtestraat

  • Omvat
    Smeetsstraat

  • Omvat
    Teunestraat

  • Omvat
    Vlasbrei

  • Omvat
    Weertersteenweg (Molenbeersel)

  • Is deel van
    Kinrooi


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Molenbeersel [online], https://id.erfgoed.net/themas/14582 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.