Geografisch thema

Sint-Michiels

ID
14624
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14624

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

Provincie West-Vlaanderen, arrondissement Brugge. Sint-Michiels is een deelgemeente van Brugge en is gelegen ten zuiden van deze stad. Het grenst in het oosten aan de deelgemeente Assebroek en in het westen aan Sint-Andries; ten zuiden liggen de gemeenten Zedelgem en Oostkamp. Bestuurlijk valt het gebied onder het arrondissement en het kanton Brugge.

Op 1 januari 1971 werd de zelfstandige gemeente een deelgemeente van Groot-Brugge, door het K.B. van 17.7.1970. Landbouw- en woongemeente met per 1 januari 2004 12.427 inwoners en een totale oppervlakte van 1.402 ha.
Sint-Michiels wordt in het noorden begrensd door Brugge, in het oosten door het kanaal Oostende-Brugge-Gent en de Lijsterbeek, en in het zuiden door de autostrade E40/A10. In het westen is de grens minder duidelijk. Ze loopt er grotendeels gelijk met de Torhoutse Steenweg en deels achter enkele percelen aan die steenweg.

HISTORISCHE INLEIDING

Sint-Michiels is gelegen ten zuiden van Brugge, op circa 15 km van de zee en op enkele km van de polders. Geografisch behoort het tot Zandig Vlaanderen de bodem is nl. samengesteld uit fijn zand uit het Eoceen (70 tot 40 miljoen jaar oud). Het landschap is licht golvend, toenemend van noord (3-7m) naar zuid (tot 13m) en vertoont bescheiden kenmerken van het Houtland: een landschap waarbij weiden en akkers afgeboord zijn met (knot)bomen en afwateringskanalen.
De zuidwestelijke helft van de deelgemeente is sterk bebost door de aanleg van grote park- en bosgebieden. In oorsprong is dat gebied één van de kleine heidevelden waarin talrijke moerassige vennen en vijvers voorkomen; pas in de loop van de 18de eeuw wordt door verschillende adellijke families begonnen met de drooglegging en bebossing ervan. In die bossen worden door de toenmalige eigenaars, de familie Le Bailly de Tilleghem, dreven aangelegd in de vorm van een ster zie wijknaam Ster. De stralen van de zevenhoekige ster waren gericht op de kerktorens van Onze-Lieve-Vrouwekerk te Brugge (zie straatnaam Onze-Lieve-Vrouwedreef), op Sint-Andries (zie straatnaam Sint-Andriesdreef), op Oostkamp, Snellegem, Zedelgem, Loppem en de zevende op de strokotmolen.
Ten oosten van de Heidelbergstraat liggen de Wulgenbroeken, in oorsprong moerassige gebieden, die nu in gebruik zijn als grasland met hier en daar rijen knotbomen, sloten en greppels; typisch is dat dit gebied door zijn lage ligging en vochtige bodemcondities vrij is gebleven van bebouwing.

De parochie Sint-Michiels valt sinds de oorsprong kerkrechtelijk onder het bisdom Doornik, na 1559 onder het bisdom Brugge en met een korte onderbreking tussen 1801 en 1834 onder het bisdom Gent.
Sint-Michiels bestaat heden uit twee parochies: de historische Sint-Michielsparochie en de Sint-Godelieveparochie, die is ontstaan in de loop van de jaren 1960 ten behoeve van de recent aangelegde wijk.

Sint-Michiels ontwikkelt zich tussen twee oude verkeersassen: ten oosten de vaart Gent-Brugge-Oostende en ten westen de Torhoutse steenweg. Het kanaal, uitgegraven in 1613, was eeuwenlang een belangrijke verkeersader tussen Gent en het havengebied van Brugge (zie Vaartdijkstraat). De Torhoutse Steenweg, voordien enkel een smalle baan, wordt rond 1750 aangelegd en fungeert sindsdien als voornaamste verbinding tussen Brugge en Torhout.
In de loop van de 19de-20ste eeuw wordt Sint-Michiels door twee nieuwe wegen opgesplitst: enerzijds in noord-zuidelijke richting door de Koning Albertlaan/N397 (1845-1846) en in oost-westelijke richting door de Expressweg/N31 (1972). De zuidelijke grens van de gemeente wordt sinds circa 1945 gevormd door de autostrade E40/A10.

Door Sint-Michiels stromen twee beken, die echter grotendeels opgeslokt zijn door de verstedelijking. De Leiselebeek is een aftakking van het Zuiders Aflossingsvaartje, een relict van de Zuidleie. De Kerkebeek stroomde eertijds in de Reie maar wordt sinds de aanleg van de stationsbuurt en de spoorweg onderbroken. Volgens de gegevens van het kadaster is de Kerkebeek sinds 1973 "overwelfd" tot aan de Sint-Michielslaan. Tussen 1978 en 1982 is het overwelfde traject aangelegd als wandel- en fietspad.
De zuidoostelijke grens tussen Sint-Michiels-Brugge en Oostkamp wordt gevormd door de Lijsterbeek, die doorheen het natuurgebied de Wulgenbroeken stroomt.
Een vierde beek op Sint-Michiels was de Boterbeek; deze is in het begin van de 20ste eeuw bijna volledig overbouwd door de Onze-Lieve-Vrouwekliniek.

De oudste sporen van bewoning

De oudste sporen van menselijke aanwezigheid klimmen op tot het Mesolithicum (10000-4500 vóór Christus). Hieruit blijkt dat in die periode de regio bevolkt werd door rondtrekkende en kleinschalige gemeenschappen die leefden van jacht, visvangst en verzameling van vruchten en planten. Vandaag zijn deze kleine kampementen te herkennen door het voorkomen van kleine concentraties aan vuurstenen werktuigen, die her en der in Sint-Michiels werden aangetroffen.
Door de introductie van de landbouw veranderde het beeld van het landschap grondig. De mens ging zijn omgeving modelleren en inrichten naar zijn specifieke behoeften, waardoor een uitgesproken cultuurlandschap ontstond. Uit de vele archeologische vondsten blijkt dat de zandstreek ten zuiden van Brugge zeker vanaf de Bronstijd (circa 3000-1000 vóór Christus), maar ook in de IJzertijd (1000-50 vóór Christus), de Romeinse tijd en de Middeleeuwen intensief bewoond en bewerkt werd. De meeste van deze waardevolle archeologische sporen zijn niet of amper zichtbaar aan het oppervlak en worden pas bij toeval of door een systematisch onderzoek ontdekt. Illustraties hiervan zijn bijvoorbeeld de vondst van bewoningssporen uit de Vroege IJzertijd en de Romeinse tijd in het centrum van Sint-Michiels. Daarnaast is ook het buitengebied van de Chartreuse te vermelden. Aan de hand van luchtfotografische verkenningen werden door de Universiteit Gent op dit akker- en weilandencomplex tientallen circulaire en lineaire structuren gefotografeerd, waarvan sommige geïdentificeerd kunnen worden als de relicten van een uitgestrekt grafveld uit de Bronstijd en de IJzertijd. Andere waarneembare sporen staan eerder in verband met bewoning en infrastructurele elementen zoals wegen. Daarnaast zijn een aantal sporen eerder te interpreteren als bewoningssporen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen.

10de-15de eeuw

Het huidige Sint-Michiels is ontstaan in de loop van de 10de eeuw uit de "pagus flandrensis". Deze "pagus" (benaming gegeven door de Merovingers aan de gouw waaruit later Brugge is ontstaan) bestaat uit twee domeinen: Snellegem, dat in particulier bezit was, en het koninklijke domein Sijsele. Het domein Sijsele bevatte oorspronkelijk, naast het oostelijke deel van het Brugse grondgebied, ook nog het huidige Sijsele, Sint-Kruis, Assebroek en Oedelem. Het koninklijke domein Snellegem omvatte het westelijk deel van de stad Brugge met het huidige Snellegem, Varsenare, Sint-Andries, Sint-Michiels, Jabbeke en Zerkegem.

Het meest westelijke deel van het domein Snellegem bestaat uit hoger gelegen zandige grond in de omgeving van de huidige kerk van Snellegem en werd dan ook eerst bewoond. Toen de bevolking talrijker werd en over betere landbouwwerktuigen beschikte, kwamen enkele families zich vestigen op de vochtiger gronden die vruchtbaar werden gemaakt. Zo kwam in het zuidoostelijke deel van Snellegem een nieuwe fiscus tot stand, die voor het eerst vermeld wordt in 962 als "Weinebrugge" (het latere Sint-Michiels). Voor deze nieuwe domaniale agglomeratie werd een bidplaats gebouwd (op de plaats van het huidige kerkhof), toegewijd aan de aartsengel Michaël.
In een oorkonde van 1089 schenkt Robrecht van Jeruzalem, zoon van Robrecht de Fries, markgraaf van Vlaanderen, aan het Sint-Donaaskapittel van binnen de Brugse stad verscheidene eigendommen onder meer de Sint-Michielskerk met alle aanhorigheden, tienden, weiden, enz. De agglomeratie zelf blijft afhankelijk van het kroondomein. "Weinebrugge" omvatte toen niet het ganse grondgebied van Sint-Michiels nu. De latere heerlijkheid Tillegem is vermoedelijk pas in de loop van de 12de eeuw (en ten laatste in de 13de eeuw) door de graaf van Vlaanderen afgestaan aan de heer van Voormezele in ruil voor de tiendeninkomsten voor de kanunniken van Sint-Donaas.
Later is de heerlijkheid "Weinebrugge" overgegaan naar de heerlijkheid Sijsele, terwijl Tillegem onafhankelijk bleef maar wel kerkelijk werd gevoegd bij de parochie Sint-Michiels.

Door de snelle stadsontwikkeling tijdens de 12de en 13de eeuw krijgt Brugge in 1275 de toestemming van gravin Margaretha van Constantinopel om haar grondgebied rond de stad uit te breiden. Hierdoor worden stukken van de heerlijkheid van Sijsele ingelijfd en afgebakend met palen. De grens loopt in een rechte lijn vanaf Meulestee op Assebroek tot onder het huidige kerkhof van Sint-Michiels, vanwaar de afbakening met een kleine knik doorloopt tot ter hoogte van de huidige Torhoutse Steenweg.

16de-17de eeuw: godsdiensttroebelen

De "Grote kaart van het Brugse Vrije" geschilderd door Pieter Pourbus tussen 1561-1571, geeft een beeld van de hoeves, kasteeldomeinen en belangrijke sites van het 16de-eeuwse Sint-Michiels. Het wordt afgebeeld als een langgerekt gehucht waarvan de beperkte bebouwing zich voornamelijk concentreert langs de huidige Rijselstraat, ter hoogte van het nog steeds bestaande centrum. Centraal in het dorpscentrum valt de eerste kerk op, en de zogenaamde "Tillegemmolen", een staakmolen op wal die reeds vóór 1445 was gebouwd. Voorts zijn enkele grotere omwalde sites zoals die van de hofstedes "Boterbeke", later zogenaamd "Zwaenekerke" (zie Rijselstraat), "de Rode Poort" (zie Rijselstraat), "Leyssele" (zie Spoorwegstraat) duidelijk herkenbaar.

De godsdienstoorlogen, in het laatste kwart van de 16de eeuw, zorgen ook in Sint-Michiels voor heel wat onheil. Tijdens die woelige tijd laat de Brugse stadsmagistraat om strategische redenen in 1577-1579 alle grote gebouwen in de Brugse rand, waaronder de Sint-Michielskerk, afbreken. Pas in 1611-1612 is er voldoende geld ingezameld om op dezelfde locatie een nieuwe, kleine, houten kerk te bouwen.

Met het octrooi van 20 juli 1613 zetten de aartshertogen Albrecht en Isabella het licht op groen om enkele kanalen te graven om zo de handel nieuw leven in te blazen. Meteen wordt gestart met het kanaal tussen Gent en Brugge (1613-1624) dat tussen Gent en Hansbeke echt wordt gegraven; tussen Aalter en Brugge wordt gebruik gemaakt van bestaande vaargeulen zoals de Zuidleie, die weliswaar wordt verdiept en aangepast. Allerlei moeilijkheden, gaande van financiële over technische problemen, zorgden ervoor dat deze verbinding van ongeveer 42 km, vrij van sluizen en saskommen, pas in 1623 voor de scheepvaart werd opengesteld.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) ligt de Spaanse verdedigingslijn onder meer langs het kanaal; één van de versterkingen die er werd opgeworpen tegen de invallen van de Fransen, was het voormalige Lappersfort (zie Ten Briele).

Onlusten op het einde van de 17de eeuw, wederom met de Fransen, leiden ertoe dat de 60 jaar-oude kerk van Sint-Michiels in 1674 alweer wordt platgebrand. Lange tijd wordt door de kanunniken van Sint-Donaas geen geld vrijgemaakt om de kerk terug op te bouwen.

18de-begin 19de eeuw: Sint-Michiels onder het Oostenrijks en Frans bewind

Stabiliteit onder het Oostenrijks Bewind (1715-1794) zorgt voor een betere socio-economische toestand. Zo worden onder de Oostenrijkers veel oude zandwegen vervangen door stenen wegen: op het grondgebied van Sint-Michiels is dat weg Brugge-Torhout-Menen, de huidige Torhoutse Steenweg, verhard tussen 1751-1754.

In de loop van de 18de eeuw worden de heidevelden waarin talrijke moerassige vennen en vijvers voorkomen, voornamelijk in het zuidoosten van het huidige Sint-Michiels, drooggelegd en bebost met naaldbomen.

Onder druk van de Brugse magistraat wordt tussen 1711 en 1716 gestart met de bouw van een nieuwe parochiekerk voor Sint-Michiels. Het puin van de uitgebrande, 17de-eeuwse kerk wordt hersteld en in 1712 uitgebreid met een Onze-Lieve-Vrouwekapel, die als noordbeuk dienst doet.

De kaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgemaakt in 1770-1778 door de Oostenrijkse graaf de Ferraris, geeft een beeld van de streek. De gemeente bestaat hoofdzakelijk uit landbouwgrond als gevolg van de systematische ontginning sinds de 13de eeuw. Ter hoogte van het huidige centrum situeert zich een kleine bewonerskern; voorts liggen enkele omwalde hofsteden verspreid. Het kasteel van Tillegem ligt in een bosrijke omgeving.

Een volkstelling rond het midden van de 18de eeuw vermeldt in Sint-Michiels 374 inwoners; rond de eeuwwisseling telt de gemeente 571 inwoners.

Tijdens de Franse overheersing (1794-1814) worden onze gewesten ingelijfd bij Frankrijk, waardoor alle feodale systemen worden afgeschaft. In 1795 wordt de parochie Sint-Michiels, een bestuurlijke inrichting die bestond uit delen van zes verschillende rechtsgebieden (met name de Brugse paallanden, de heerlijkheid van de kanunniken van de Brugse Sint-Donaaskerk, de heerlijkheid Het Maandagse, het Brugse Vrije, Sijsele en Tillegem), een op zich staande gemeente en in 1800 krijgt het een eigen gemeenteraad.
Tussen 1797 en 1802 blijft de kerk onder druk van de Fransen gesloten.

De ontsluiting van Sint-Michiels in de 19de eeuw

Tot het midden van de 19de eeuw is Sint-Michiels een dunbevolkte, hoofdzakelijk agrarische gemeente met een aantal kleine woonkernen en zoals in de rest van het Brugse ommeland, een paar kasteeltjes. De kadasterkaart van Popp (circa 1842) en de kaart uit de Atlas van Vander Maelen (circa 1850) vertonen aldus weinig verschil met de Ferrariskaart.

In 1800 telt Sint-Michiels slechts twee steenwegen, de huidige Torhoutse Steenweg en de Baron Ruzettelaan (nu behorend tot Assebroek), beiden verhard circa 1750. Al de andere wegen waren aarden wegen. Pas in 1841 heeft men de Rijselstraat tussen Brugge en het dorp van Sint-Michiels gekasseid; enkele jaren later het stuk tot aan de Heidelbergstraat. De Heidelbergstraat zelf is in 1847 voorzien van een stenen wegdek.

In 1837 worden initiatieven genomen om de spoorwegverbinding Brussel-Gent tot Brugge en Oostende door te trekken. Het Brugse stadsbestuur verkiest, met de hoop op een belangrijke economische heropleving, om het station in het stadscentrum - met name op het Zand - in te planten. Het spoortraject loopt dwars over het grondgebied van Sint-Michiels en heeft aldus een grote invloed op de samenhang van de gemeente.
In 1845-1846 start men de onteigeningen en de aanleg van de spoorlijn Brugge-Torhout-Kortrijk. Die spoorlijn, die in het begin van de 20ste eeuw wordt omgevormd tot autobaan (met name de huidige Koning Albert I-laan), deelt Sint-Michiels in twee delen. Ter hoogte van de huidige kruising van de Koning Albert I- naar de Koningin Astridlaan bevindt zich in die tijd een klein station.

In 1863 blijkt de kerk, die tot dan gelegen is ter hoogte van het kerkhof in de Dorpsstraat, te klein en wordt gesloopt. De gemeenteraad beslist om ook de pastorie te herbouwen waardoor er bij het oude kerkhof geen plaats genoeg is. Na grondruil wordt op de hoek van de Dorpsstraat en de Rijselstraat een nieuwe, neogotische kerk gebouwd naar een ontwerp van provinciaal architect P. Buyck; de werken zijn afgerond in 1873.

In de loop van de 19de eeuw wordt Sint-Michiels verrijkt met enkele kasteeltjes. In 1803 laat een Bruggeling het neoclassicistische kasteel "Leysselbeek" bouwen en in 1861 bisschop Malou het ondertussen verdwenen, neogotisch "Bisschopskasteel".
In het laatste kwart van de 19de eeuw ondergaat het kasteel van Tillegem een grondige gedaanteverandering. De nieuwe eigenaar de Peñaranda laat vóór de gevel een nieuwe, neogotische bouwen naar ontwerp van Jean-Baptiste Bethune.
Het nu verdwenen kasteel de "Rode Poort" kende zijn oorsprong in de 15de eeuw en wordt in 1880 verbouwd in neorenaissance stijl; het oorspronkelijke jachtwachtershuis van het domein is echter nog bewaard.

20ste eeuw

In het begin van de 20ste eeuw staan een aantal grote projecten op stapel die het uitzicht van Sint-Michiels grondig zullen beïnvloeden.

In 1905 start men tussen het kanaal en de spoorlijn met de bouw van de werkplaatsen voor het 19de-eeuwse bedrijf NV La Brugeoise. Dit zal het oorspronkelijke centrum van de (beperkte) nijverheidsactiviteiten verleggen van rond de Gentse Vaart ter hoogte van Steenbrugge. In 1905 stelt de Brugeoise 1500 mensen te werk en tot op vandaag geniet het bedrijf, dat ondertussen reeds vaak is gefusioneerd, wereldfaam inzake de vervaardiging van spoorwegmaterieel.

Op een ruim perceel juist buiten de Boeveriepoort (in het begin van de Koning Albert I-laan) laten de zusters van de Bermhertigheid Jesu in 1906 een imposant ziekenhuis optrekken in neogotische stijl naar ontwerp van architect Coomans.

De toegang uit de gemeente tot de stad Brugge krijgt een totaal ander uitzicht door het verplaatsen van het station van het stadscentrum naar Sint-Michiels. Vanaf 1909 wordt begonnen met het ophopen van de spoorlijn Brussel-Oostende en vanaf 1912-1913 starten de onteigeningen voor de bouw van het nieuwe station, net buiten de Brugse vesten. De Eerste Wereldoorlog zal echter al gauw alle werken stilleggen. Pas in 1939 schrijft de NMBS een wedstrijd uit voor de bouw van een nieuw stationsgebouw; het winnende ontwerp is van de hand van de Brusselse architecten Van Kriekinge.

De jaren 1930 betekenen voor de gemeente een toename van de bevolking met als gevolg dat nieuwe straten worden aangelegd, zoals de Baron de Serretstraat, en oude tracés worden (deels) bebouwd zoals de Casenbrootlaan en de Leiselestraat. De meeste woningen uit die periode zijn opgetrokken in een licht art decogeïnspireerde vormentaal met name gebruik van oranje baksteen, soms in combinatie met bepleisterde vlakken, erkers en luifels. Huizen met de voor (groot-)Brugge zo typische historiserende inslag zijn op Sint-Michiels eerder schaars (Oudekerkstraat nummer 53-55).
Er was ook - zij het in beperkte mate - ruimte voor meer vooruitstrevende architectuur aansluitend bij de internationale "moderne stijl". Vermeldenswaardig is de toepassing van het kubisme in woning "Wolvenhoek" naar ontwerp van de tijdelijk te Sint-Michiels wonende architect Huib Hoste. De gemeente laat hem ook de gemeenteschool met directeurswoning ontwerpen. De bouw ervan wordt gerealiseerd in 1926.

Op zondag 28 mei 1944 voert de Amerikaanse luchtmacht zware bombardementen uit op het kasteel "Ter Linden" (zie Wittemolenstraat). In dit kasteel, was een belangrijk Duits radiopeilstation ondergebracht, dat het scheepvaartverkeer in het Kanaal en op de Noordzee in de gaten hield. Omdat het station een ernstige bedreiging vormde voor de op til zijnde D-day, moest het worden uitgeschakeld. Niet alleen "Ter Linden" werd getroffen, ook op de wijk Vogelzang en in de dorpskom kwamen bommen neer waardoor onder de burgerbevolking bijna 40 doden vielen en de ravage niet te overzien was.
Bij de bombardementen is de kerk van Sint-Michiels quasi volledig vernield. De erediensten gaan tijdelijk door in een noodkerk (zie Oudekerkstraat) en in 1950 wordt de eerste steen van de nieuwe, nog bestaande kerk gelegd.

Na de Tweede Wereldoorlog groeit Sint-Michiels - en vooral in de jaren 1960 onder leiding van burgemeester Michel Van Maele - uit van een geïsoleerde landelijke gemeente tot een bloeiende Brugse randgemeente met onder meer in 1963 de oprichting van het recreatiedomein Boudewijnpark (nu zogenaamd Boudewijn Seapark).

Vanaf de jaren 1950, en in versneld tempo vanaf de jaren 1960, verandert het uitzicht van sommige wijken ingrijpend. Voormalige kasteelgronden worden verkaveld en nieuwe woonwijken ontstaan zoals Vogelzang, Ter Linde, en de wijk ten oosten van domein "De Rode Poort".
De bevolkingtoename leidt in 1968 tot het ontstaan van een nieuwe parochie, de Sint-Godelieveparochie, en de bouw van de bijhorende kerk.

Het grondgebied van Sint-Michiels ondergaat in de loop van de 20ste eeuw verschillende wijzigingen. Zo krijgt Sint-Michiels circa 1942 een deel van Loppem (ter hoogte van de Heidelbergstraat) bij maar annexeert de stad Brugge in 1956 de omgeving van het station. Bij de vorming van Groot-Brugge in 1970-1971, waarbij de voormalige randgemeentes fuseren met Brugge, krijgen verschillende straten een andere naam teneinde verwarring te vermijden wanneer namen meermaals voorkomen. Tevens wordt dan de spie ten oosten van het kanaal Gent-Oostende bij de deelgemeente Assebroek gevoegd.

Een aantal grote projecten veranderen ook het uitzicht van de gemeente grondig.
In 1969 gaat de Staat over tot het onteigenen van kasteeldomein "Zwaenekerke" (zie Rijselstraat). De vrijgekomen gronden worden verkaveld en na de overwelving van de Kerkebeek in 1973, die voorheen herhaaldelijk voor overstromingsgevaar zorgde en de bodem geen bouwvastheid bood, worden er een telefooncentrale (zie Rijselstraat nummer 1) en scholen (zir idem nummer 7) op gebouwd. Op de overwelfde Kerkebeek wordt tussen 1978 en 1982 een wandel- en fietspad aangelegd dat de gemeente quasi doorkruist en een recreatieve aanwinst betekent voor de gemeente.
Het verleggen van de aansluiting van de vaart Gent-Oostende op de ringvaart moet vanaf het begin van de jaren 1970 de doorgang van grotere schepen vergemakkelijken. Deze ingreep doet het zogenaamde Kanaaleiland ontstaan. Dit eiland, dat eigenlijk bij Brugge hoort, is -via de Bargeweg verbonden met het stadscentrum en met de Buiten Katelijnevest (de ring (R30) rond Brugge). Sinds 2002 is het eiland ook bereikbaar via de IJsputbrug, een asymmetrische voetgangersbrug van roodbeschilderde staalprofielen ontworpen door architectenverband West 8, Poponcini en Lootens-Lapere.

In tegenstelling tot het noordelijke, dichtbevolkte deel behoudt de meest zuidelijke strook van Sint-Michiels tot op heden nog een beetje zijn oude, landschappelijke karakter. Niettemin is de bosrijke omgeving eveneens te prooi gevallen aan verkavelingen met voornamelijk villa's uit de jaren 1980-1990.

Heden is Sint-Michiels de meest geïndustrialiseerde van de Brugse randgemeenten doch voornamelijk een woongemeente en als voorstedelijke entiteit op de stad Brugge georiënteerd. Het oude wegennet en de dorps- en landelijke structuren zijn meestal intact gebleven; de Expresweg of N31, als verlengde van de E40 richting Zeebrugge, is de enige verkeersweg die het lokale belang overstijgt.

  • ADRIANSENS W. (e.a.) 1987: Groen Brugge, Brugge.
  • BONDUEL P. 1992: Geschiedenis van de Brugse rand. Sint-Michiels.
  • CROIS R. 1963: De oudste sporen van menselijk leven te Sint-Michiels, Brugs Ommeland, jaargang 3, nummer 3, p. 98-103.
  • FRANCHOO G. 1965: De kerk en de parochie van Sint-Michiels, Brugse Ommeland, jaargang 5, nummer 2, p. 74-109.
  • GILTÉ S., VANWALLEGHEM A. 2004: Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, 18nb zuid, Stad Brugge. Middeleeuwse stadsuitbreiding, p. 121.
  • NOTREDAEME J. 1965: Het ontstaan van de parochie Sint-Michiels-bij-Brugge, Brugs Ommeland, nummer 2, p. 47-65.
  • RYCKAERT M. 1991: Brugge. Historische stedenatlas van België, p. 76-77.
  • RYCKAERT M. (e.a.) 2001: Brugge. De geschiedenis van een Europese stad, Tielt.
  • SCHOUTEET A. 1977: De straatnamen van Brugge. Oorsprong en betekenis, Brugge.

Bron: VANWALLEGHEM A. & VAN VLAENDEREN P. met medewerking van GILTÉ S. & DENDOOVEN K. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeente Sint-Michiels, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL22, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Michiels [online], https://id.erfgoed.net/themas/14624 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.