Geografisch thema

Beerst

ID
14627
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14627

Beschrijving

Beerst is een deelgemeente van Diksmuide met 1013 inwoners en circa 1164 hectare (gegevens stad Diksmuide, 2003). In een eerste fusie wordt Beerst in 1970 uitgebreid met het grondgebied Keiem. In 1977 komt de huidige fusiegemeente Diksmuide tot stand door het samengaan van Diksmuide, Beerst, Driekapellen, Leke, Vladslo, Woumen en Pervijze.

Beerst is gelegen in het noordwesten van de provincie West-Vlaanderen, ten oosten van de IJzer op circa 4 kilometer ten noorden van Diksmuide. Omliggende gemeentes zijn: Keiem (ten noorden), Vladslo (ten oosten), Diksmuide en Esen (ten zuiden) en Kaaskerke (ten westen). Al deze gemeentes maken deel uit van de fusiegemeente Diksmuide.
Beerst is een woon- en landbouwdorp. Het grondgebied van Beerst behoort tot twee sterk verscheiden geomorfologische gebieden: ongeveer twee derden van het grondgebied behoort tot de grachtenrijke en vlakke polders, zie het zogenaamde "Beerstblote" en de lager gelegen Handzamevallei, resp. ten westen en ten zuiden van de dorpskom. Het overige derde van het grondgebied behoort tot de iets hoger gelegen zandstreek, die cultuurhistorisch gekenmerkt wordt door een dichtere bebouwing en een dichter stratenpatroon. De grens tussen beide gebieden wordt gekenmerkt door een zandrug die ongeveer een tweetal meter hoger ligt dan het omliggende gebied. Het is op dit overgangsgebied dat de dorpskom van Beerst is ingeplant.

Beerst wordt door twee belangrijke verkeerswegen doorsneden. Vooreerst is er de in de jaren 1970 verbrede en rechtgetrokken provincieweg (Oostendestraat) die Diksmuide in noord-zuidelijke richting verbindt met Sint-Pieterskapelle (Middelkerke) en zich ten westen van de dorpskern situeert. Een tweede provincieweg loopt vanaf de dorpskern in oostelijke richting naar Ichtegem (Wijnendalestraat). Onder de talrijke waterlopen die instaan voor de ontwatering van het grondgebied is naast de IJzer (westgrens) en de Handzamevaart (deels zuidelijke grens), de Vladslovaart de belangrijkste. Deze laatste wordt ook wel Zijdelinggeleed genoemd omwille van zijn ligging naast de Handzamevaart en vervolgens langs de IJzer tot aan de Kreek van Nieuwendamme. Het hoger gelegen zandleemgebied wordt onder meer ontwaterd door de Camardebeek, de Reigeriebeek, de Parijsbeek en de Vladslohofbeek, allen met een noordoost-zuidwest oriëntatie.

Beerst wordt in de bronnen voor het eerst vermeld in 1161 als "Berst". Er zijn talrijke etymologische verklaringen voor de naam Beerst. Volgens Gysseling zou het afgeleid zijn van het Germaanse "Barizopu" wat 'gerst' betekent. Andere auteurs brengen Beerst in verband met het Keltische 'beer' of water, terwijl het achtervoegsel 'st' een afkorting zou zijn voor 'stede' of 'stelle'. Beerst zou m.a.w. 'plaats aan het water' betekenen. In een andere verklaring zou Beerst een verzamelnaam zijn van 'Beers' wat 'stoppelveld' zou betekenen. Beerst wordt dan moeten geïnterpreteerd als woeste grond met stoppels, biezen en kreupelhout.

Romeinse periode en vroege middeleeuwen

In 1922 werd de vondst van een peervormige beker in grijs aardewerk geïnterpreteerd als een aanwijzing dat Beerst al tijdens de Romeinse overheersing werd bewoond. Recente bevindingen echter plaatsen deze fragmenten eerder in een post-Romeinse periode. Wat er ook van zij, een archeologische terreinprospectie uitgevoerd in het begin van de jaren 1980 in functie van een licentiaatverhandeling leverde tot dusver geen aanwijzingen voor een occupatie, noch in de Romeinse periode noch in de vroege middeleeuwen.

Twaalfde eeuw

1111: een vroegere gift van het patronaatsrecht over de parochie Vladslo door bisschop Radbod van Noyon-Doornik in 922 aan de Gentse Sint-Pietersabdij wordt in 1111 nogmaals bevestigd en omschreven als "altare de Vladslo cum appenditiis suis". De "appenditia" verwijzen naar de latere dochterparochies van Vladslo waartoe naast Schore, Leke, Stuivekenskerke, Keiem ook Beerst behoorde. De Sint-Pietersabdij behield dit patronaatsrecht tot op het einde van het ancien régime. Dit gegeven verklaart mogelijks ook Sint-Petrus als patroonheilige van de parochiekerk te Stuivekenskerke

In 1119 behoort het grondgebied van Beerst samen met dat van Keiem, Leke, Schore en Vladslo tot het Vladslo-Ambacht binnen het Westkwartier van het Brugse Vrije. Tijdens het ancien régime telt Beerst circa 10 heerlijkheden, waaronder onder meer " 't Hof te Patstrate" (zie Paddestraat), de "Zaele ter Beerst" een afhankelijkheid van de Burg te Brugge (zie Schoolstraat nummer 1) en " 't Hof te Camarde".

1161: Beerst wordt voor het eerst vermeld als "Berst" in het "Liber Traditionum Sancti Petri".

Dertiende eeuw

1274: de parochie Beerst wordt afgesplitst van de moederparochie Vladslo. De Sint-Pietersabdij van Gent behoudt het patronaatsrecht van deze nieuwe parochie en is tevens de belangrijkste tiendenheffer te Beerst. Naast de Sint-Pietersabdij hadden ook de abdij van Vicogne, de abdij van Auchin, de abdij van Broekburg en het Sint-Salvator en Sint-Donaaskapittel te Brugge tiendenrechten te Beerst.

Veertiende eeuw

1330: Lodewijk van Nevers verdeelt de kasselrij van het Brugse Vrije in een Noord-, Oost- en Westkwartier. Beerst behoort tot het Westkwartier (zetel Oudenburg), een gebied dat zich uitstrekte van Brugge tot aan de IJzer (grens met de Kasselrij Veurne-Ambacht). Daar Beerst tot het Brugse Vrije behoorde en hierdoor het recht had om laken te weven, kende de lakennijverheid in Beerst een grote bloei. In 1384 werd dit recht ingetrokken.

Vijftiende eeuw

1416: oudste vermelding van de "Watering van Vladslo-Ambacht". Deze watering stond onder meer in voor het beheer en het onderhoud van de waterlopen, dijken en sluizen te Beerst.

1435: de heerlijkheid "Zaele ter Beerst" is eigendom van Margaretha van der Beerst, dochter van Arnold van der Beerst, heer van Vladshove en schepen van het Brugse Vrije.

1479: eerste vermelding van het leengoed "Camarde" te Beerst. Dit leengoed, afhankelijk van het graafschap van Middelburg, had te Beerst een achterleen van 36 gemeten.

1488: na het overlijden van Maria van Bourgondië in 1482 neemt Maximiliaan van Oostenrijk het regentschap van de Nederlanden waar. De steden Brugge en Gent komen echter in opstand tegen zijn hoge belastingspolitiek, waarop Maximiliaan zijn Duitse legers naar Vlaanderen stuurt. Vanuit de stad Diksmuide - die de zijde van Maximiliaan kiest - plunderen zijn legerbendes in 1488 de omliggende dorpen, waaronder Beerst.

18 juni 1489: in de "Slag te Beerstbrugge" drijven de troepen van Maximiliaan de Bruggelingen op de vlucht.

Zestiende eeuw

1540: opmaak van de "eerste ommeloper der prochie Beerst" door een zekere Ryckewaert Moenen.

1559: bij de oprichting van het bisdom Brugge wordt Beerst onder de verantwoordelijkheid van dit bisdom geplaatst.

1578: de reformatie kent bijzonder veel aanhang in het plattelandsdorp Beerst, dat weldra de naam 'Geuzendorp' krijgt. De protestantse predikant, Fons Snouchaert, krijgt van de gemeente zelfs een jaarlijkse vergoeding. Door toedoen van de Geuzen brandt de kerk in het laatste kwart van de 16de eeuw grotendeels af.

Zeventiende eeuw

1627: de zogenaamde "Bruggheweg", het eerste deel van de Wijnendalestraat en de huidige Brugse Heerweg, wordt geplaveid en krijgt de naam "de Nieuwen Brugghewegh"

circa 1641: er wordt een "Nieuwen terrer ende ommelooper 1641" voor Beerst opgesteld. In deze ommeloper is er sprake van niet minder dan 4 windmolens. Naast de windmolens vermeldt deze ommeloper ook de belangrijkste hoeves, waaronder: "'t Hof te Patstraete", "’t Hof ter Beerst" , "Zaele ter Beerst", " ’t Hof te Camarde", "De Reigherie", "Het Kasteeltje", de "Polderhoeve", "'t Nieuwe Kasteel" en "'t Vervallen Kasteel".

1695-1696: samen met talrijke andere dorpen wordt Beerst geteisterd door een grote watersnood.

Achttiende eeuw

1744: na de verovering van Ieper tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog vallen de Franse troepen ook Veurne binnen en komen sommige detachementen tot stilstand te Beerst.

1769-1770: op initiatief van Karl Théodor, keurvorst van Beieren en eigenaar van de heerlijkheid Wijnendale (Torhout), wordt een nieuwe rechte weg aangelegd vanuit Wijnendale naar Beerst, de huidige Wijnendalestraat.

1770-1778: op de Ferrariskaart vertoont de dorpskom van "Beerst", gesitueerd in de grote bocht van de "Chaussée de Dixmude" (huidige Wijnendalestraat), een verspreide concentratie van bebouwing. In het landelijke gebied zijn een aantal omwalde hoevesites waar te nemen die vooral in het hoger gelegen zandleemgebied zijn ingeplant. De belangrijkste sites zijn onder meer het "Beerst Castee"', "C(en)se Groote Reygerye", "Zeteler Beerst" met een achtvormige omwalling, "C(en)se Schildpadde" en tot slot de "C(en)se Blauwen Thoren" die in het lager gelegen Beerstblote ligt. In het laatste kwart van de 18de eeuw telt Beerst volgens deze kaart nog een drietal windmolens.

Eind jaren 1790: bouw van de "Trantelaarmolen" of "Biervlietmolen" door Anna Ketele. Deze houten graan- en oliewindmolen was ingeplant op de zuidoosthoek van de kruising tussen de Oostendestraat en de Wijnendalestraat.

1792-1794: Franse troepen vallen voor de zoveelste maal de Zuidelijke Nederlanden binnen en verslaan in oktober met de Slag bij Jemappes de Oostenrijkers. Met de slag van Neerwinden (1793) worden de Fransen evenwel opnieuw verslagen. De daaropvolgende maanden vindt in de Diksmuidse regio een enorme troepenbeweging van geallieerde troepen plaats. Met de Slag van Fleurus (26 juni 1794) worden de Zuidelijke Nederlanden definitief bij Frankrijk ingelijfd. Beerst behoort daarmee voor de komende twintig jaar tot het Franse Departement van de Leie.

1796: met de wet van 6 november wordt de inboedel van de kerk openbaar verkocht. De koster koopt de goederen aan en schenkt ze later terug aan de parochie.

Negentiende eeuw

1801: door een herverdeling van de bisdomgrenzen komt Beerst in 1801 eerst onder het bisdom Gent terecht om in 1834 opnieuw over te gaan naar het bisdom Brugge.

1837: bouw van een meisjesschool en een klooster door de zusters apostelinen.

Circa 1843: volgens de Atlas der Buurtwegen vertoont Beerst in de eerste helft van de negentiende eeuw twee woonconcentraties: een eerste met verspreide bebouwing ter hoogte van de huidige dorpskern en een tweede met kleine bebouwing ter hoogte van de splitsing tussen de aloude Brugse Heerweg en de laat 18de-eeuwse Wijnendalestraat. Omstreeks 1843 telt Beerst nog altijd vier windmolens.

1856-1857: de toren en het dak van de parochiekerk worden gerestaureerd naar ontwerp van architect Pierre Buyck (Brugge).

1862: de parochiekerk wordt met een nieuwe zuidbeuk uitgebreid naar ontwerp van architect Pierre Buyck (Brugge).

Twintigste eeuw

1900: "Den Ouden Oliemolen" gelegen langs de Oostendestraat brandt in 1900 af en wordt niet meer heropgebouwd. De drie overige molens - de  "Beerstmeulen" of "Salenbiensmolen" langs de Wijnendalestraat, de "Tampèresmeulen" voordien "Nieuwe Oliemeulen" genaamd langs de Oostendestraat en de "Trantelaarmolen" of "Biervliedmolen" eveneens langs de Oostendestraat- zullen tijdens de Eerste Wereldoorlog worden vernield en niet meer worden heropgebouwd.

29 juni 1907: nadat de "Naamloze Maatschappij voor de Uitbating der Buurtspoorwegen Dixmude-Yper-Poperinghe, Veurne-Poperinghe-De Panne, Dixmude-Oostende & Uitbreidingen" een exploitatievergunning had verkregen op 15 september 1905, wordt de lijn 132 (Oostende-Leke-Diksmuide) ingehuldigd. Deze lijn van de Buurtspoorwegen loopt langs de huidige Oostendestraat van Diksmuide tot Leke. Door de geleidelijke opkomst van de autobussen worden de Buurtspoorwegen echter verlieslatend en in 1952 wordt overgegaan tot de ontmanteling van de lijn.

Eerste Wereldoorlog (zie ook De Eerste Wereldoorlog en het IJzerfront onder de algemene inleiding)

3 augustus 1914: België weigert Duitsland een vrije doorgang naar Frankrijk. De dag daarna valt Duitsland België binnen.

14 oktober 1914: na de val van Brugge beslist koning Albert I om de linkeroever van de IJzer uit te bouwen als een verdedigingslinie en een aantal bruggenhoofden (Nieuwpoort, Schoorbakke en Diksmuide) op de rechteroever uit te bouwen. Te Beerst wordt een voorpost ingericht.

18 oktober 1914: de "Slag aan de IJzer" barst los waarbij de Duitse troepen in een eerste fase de inderhaast opgeworpen voorlinie en voorposten van het Belgische leger aanvallen. Beerst wordt zwaar gebombardeerd en tegen de middag wordt de voorpost Beerst reeds verlaten. Bij de terugtrekking steken Franse marinefuseliers de kerk in brand om te verhinderen dat Duitse troepen de kerk als uitkijkpost zouden kunnen gebruiken. De nog drie resterende windmolens worden hierbij eveneens vernield en zullen na de Eerste Wereldoorlog niet meer worden heropgebouwd.

19 oktober 1914: Franse fuseliers en delen van de Belgische Derde Divisie slagen erin om het brandende dorp opnieuw in te nemen.

20 oktober 1914: Duitse troepen nemen Beerst opnieuw in, van waaruit zij een eerste aanval forceren op de stad Diksmuide. Er volgen nog zo'n veertien Duitse stormlopen vooraleer het bruggenhoofd Diksmuide op 10 november valt.

22 oktober: in de nacht slagen de Duitse troepen erin om onopgemerkt de IJzer over te steken.

nacht 30-31 oktober 1914: door de geslaagde inundatie van de IJzervlakte dienen de Duitse troepen hun stellingen op de linkeroever van de IJzer te verlaten. Hiermee wordt de Eerste Wereldoorlog een vier jaar durende stellingenoorlog langs de IJzer. Bij deze inundatie komt ook het laaggelegen gebied ten westen van Beerst, het zogenaamde "Beerstblote" voor de komende vier jaar onder water te staan. Vanaf mei 1915 richten Belgische troepen in dit niemandsland een stelling met luisterposten in (Beerstblotestraat nummer 8). De dorpskern van Beerst daarentegen blijft gedurende vier jaar in handen van de Duitse bezetter.

16 oktober 1918: na vier jaar bezetting wordt Beerst bevrijd.

1919: niettegenstaande Beerst zich al op 11 augustus 1919, conform de wet van 8 april van dit jaar, laat 'adopteren' komt de terugkeer van de inwoners en de eigenlijke wederopbouw van Beerst slechts traag op gang. Tegen 1921 zijn nog maar zo'n 367 inwoners teruggekeerd. Zoals bij de meeste aangenomen gemeentes wordt in een eerste fase gezorgd voor een voorlopige huisvesting in barakken die opgericht worden aan de oostzijde van de Oostendestraat tussen de Wijnendalestraat en de Klierstraat. Bij de eigenlijke wederopbouw van Beerst staat architect G. De Backere (Gistel) in voor de opmaak van de aanleg-, rooilijn- en inplantingsplannen. Bij de opmaak hiervan respecteert hij in zekere zin het vooroorlogse stratenpatroon, doch voorziet ook in een aantal nieuwe straten: de Hendrik Consciencestraat wordt doorgetrokken en krijgt een verbindingsweg naar de Wijnendalestraat (zie de huidige Schoolstraat), rondom de kerk wordt eveneens een nieuwe weg voorzien (zie de huidige Ommegangstraat) en het kleine gehucht ter hoogte van de splitsing Brugse Heerweg en de Wijnendalestraat wordt heropgebouwd aan een L-vormig straattracé (zie de huidige Hoograadstraat). Zijn idee om de Kamardestraat vanuit de Wijnendalestraat in een bochtig tracé door te trekken en opnieuw aan te laten sluiten met de Wijnendalestraat en zo de L-vormige knik van de Wijnendalestraat ter hoogte van de dorspkom te ontlasten wordt niet uitgevoerd. Ook de aanleg van een marktpleintje met het obligate gemeentehuis ten noordoosten van de kerk wordt maar gedeeltelijk uitgevoerd: het marktpleintje komt er wel, maar dan zonder gemeentehuis. Behalve de aanleg- en rooilijnplannen tekent De Backere ook voor de heropbouw van de kerk, de pastorie en de twee gemeentescholen. Voor deze laatste twee wordt hij bijgestaan door architect N. Lacroix (Gistel).

28 april 1924: oprichting van de "Intercommunale West-Vlaamsche Electriciteits-maatschappij". Deze maatschappij zou de komende jaren gans West-Vlaanderen van elektriciteit voorzien. Ter gelegenheid van het eerste hoogspanningsnet wordt op 13 september 1925 een gedenkplaat aangebracht op de eerste hoogspanningscabine te West-Vlaanderen.

28 mei 1940: Beerst wordt door de Duitsers gebombardeerd. De schade blijkt beperkt.

2 september 1944: na meer dan vier jaar bezetting trekken de Duitse troepen zich terug uit Beerst.

Landschappelijk en bouwkundig erfgoed

Landschappelijk wordt het grondgebied van Beerst voornamelijk gekenmerkt door de laaggelegen vlakke graslanden ten oosten van de IJzer, het "Beerstblote" en de lage weiden ten noorden van de Handzamevaart.
Beerst is een typisch straatdorp, gekenmerkt door een lintbebouwing langs de Hendrik Consciencestraat van arbeiders- en burgerhuizen uit de jaren 1920. Ook de belangrijkste gebouwen, zoals de Sint-Wandregesiluskerk, de pastorie, de gemeenteschool en een klein dorpspleintje zijn langs deze dorpsstraat ingeplant. Door zijn ligging in het frontgebied wordt Beerst tijdens de Eerste Wereldoorlog nagenoeg volledig vernield. Het bouwkundig erfgoed te Beerst is dan ook volledig getypeerd door een wederopbouwarchitectuur van de jaren 1920, geïnspireerd op de lokale baksteenarchitectuur. De Sint-Wandregesiluskerk en de pastorie naar ontwerp van architect G. De Backere (Gistel) zijn hiervan de meest representatieve voorbeelden. Ook in het landelijke gebied klimt de bebouwing niet verder terug dan de wederopbouw van de jaren 1920. Hierbij springt vooral de wederopbouwhoeve Oostendestraat nummer 87 in het oog en dit niet enkel omwille van de gehele site (onder meer bewaarde omwalling), maar ook omwille van het feit dat de architecten H. Steels (Brussel) en Richard Acke (Kortrijk) een historische reconstructie beoogden van het oorspronkelijke 17de-eeuwse huisvolume. Tot slot zijn op het grondgebied van Beerst ook nog een aantal Duitse militaire constructies bewaard met onder meer een concentratie in de Galileistraat en Beerstblotestraat zonder nummer

  • DEMOEN H., Het Diksmuidse van toen, Een verzameling beknopte historische gegevens, aangevuld met historische foto's en prentbriefkaarten, Brugge, 1984, p. 156-161.
  • DE MEYER E., Beerst vroeger, Brugge, 1984.
  • DE ROO N., HINDRYCKX K., Beeld van een stroom, De IJzer, Tielt, 1995.
  • JOSEPH M., Oorlogsgebeurtenissen te Beerst, Keiem, Leke, Schore, Sint-Pieterskapelle, Slijpe, Bredene, 1959.
  • HOLEMANS H., Westvlaamse wind- en watermolens: kadastergegevens 1835-1990, Kinrooi, 1993.
  • NOTEBAERT A., NEUMANN CH., e.a., Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1986.
  • PEIREN A., Beerst 1914-1922, Brussel, 1959.
  • VANDENBUSSCHE A.R., Beerst. Geschiedkundige aanteekeningen, s.l., 1930.

Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Beerst [online], https://id.erfgoed.net/themas/14627 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.