Geografisch thema

Pervijze

ID
14636
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14636

Beschrijving

Pervijze is een deelgemeente van Diksmuide, met 895 inwoners en een oppervlakte van circa 1.222 hectare (gegevens stad Diksmuide 2003). Landbouw- (voornamelijk op veerteelt gericht) en woondorp, het grootste polderdorp van de regio Diksmuide.
In 1971 (eerste fusie) worden Lampernisse, Stuivekenskerke, Oostkerke en Pervijze omgevormd tot de fusiegemeente Pervijze. In 1977 komt de huidige fusiegemeente Diksmuide tot stand door het samengaan van Beerst, Diksmuide, Driekapellen, Leke, Vladslo, Woumen en Pervijze.

Het huidige Pervijze is tijdens het ancien régime (en voor 1812) bestuurlijk opgedeeld in twee duidelijk te onderscheiden delen: - de Sint-Niklaasparochie of het eigenlijke Pervijze (de noordkant van de huidige gemeente met inbegrip van het gehucht Schoorbakke, in 1697 circa 920 hectare) behoort tot de Noordvierschaar van de kasselrij Veurne-Ambacht. Daarnaast zetelt in Pervijze een juridische vertegenwoordiger van de burggraaf of amman, met andere woorden was Pervijze ook één van de acht ammanschappen - een bestuurlijke onderverdeling van de kasselrij Veurne-Ambacht, met een plaatselijke hoofdman - de parochie Sint-Katharinakapelle (het zuiden van het huidige Pervijze, voornamelijk omgeving huidige Pervijzestraat en Veurnestraat) behoort daarentegen tot de zelfstandige heerlijkheid Berkel.

Pervijze behoort tot de Noordwatering van Veurne-Ambacht, een instelling die reeds in het laatste kwart van de 12de eeuw wordt vermeld. Het oppertoezicht van deze watering behoort toe aan de schepenbank van de kasselrij Veunre-Ambacht, terwijl het bestuur wordt waargenomen door de abten van Ter Duinen (Koksijde), Sint-Niklaas (Veurne), Lo en Eversham. De wateringen staan in voor de afwatering van de polders via een stelsel van kanalen met sluizen en dammen.

Pervijze is gelegen in het noordwesten van West-Vlaanderen, ten westen van de IJzer, ongeveer te midden van de driehoek Veurne-Diksmuide-Nieuwpoort. Omliggende gemeenten zijn: Ramskapelle (Nieuwpoort) ten noorden, Schore (Middelkerke) en Stuivekenskerke (Diksmuide) ten oosten, Lampernisse (Diksmuide) ten zuiden, Eggewaartskapelle (Veurne), Avekapelle (Veurne) en Veurne ten westen.

Het gehucht Schoorbakke is in het noordoosten gesitueerd in het gebied dat sedert 1365 "Okershoek" genoemd wordt. De naam Schoorbakke is afgeleid van de naam Schore van de aangrenzende gemeente (deelgemeente van Middelkerke) en "bakke" wat verwijst naar de overzet over de IJzer die op Schoorbakke een grote westelijke bocht maakt. Voorts nog landelijke gehuchten Roesdamme, Vijfhuizen en Achtzaligheden.

Pervijze is een knooppunt van belangrijke verkeersaders: de N 35 Diksmuide-Veurne, de N 355 Pervijze-Nieuwpoort en de N 302 Pervijze-Diksmuide. Pervijze wordt tevens doorkruist door de voormalige spoorlijn Diksmuide-Nieuwpoort die een erg belangrijke rol speelde tijdens de Eerste Wereldoorlog (zie spoorwegberm).

De gemeentegrenzen zijn bepaald door waterloopjes, met name de IJzer ten noordoosten (grens met Schore (Middelkerke), (de IJzer vormde tijdens het ancien régime tevens de grens tussen de kasselrij Veurne en het Brugse Vrije), de Kleine Beverdijkvaart ten oosten (grens met Stuivekenskerke), de Reigersvliet en het Lampernissegeleed ten zuiden (grens met Lampernisse), de Oude A-vaart ten westen (grens met deelgemeentes Veurne), en de Venepevaart of Proostvaart ten noorden (grens met Ramskapelle). Voor de eerste vermelding en de etymologie van de IJzer wordt verwezen naar de stadsinleiding onder Diksmuide.

Ontstaan van het landschap en ontginningsgeschiedenis

Pervijze behoort tot de Polderstreek, meer bepaald tot de Middellandpolders. De bodem bestaat er uit Holoceen veen, waarboven mariene sedimenten van de duinkerketransgressie van de 3de tot de 8ste eeuw (zand en klei). De bovenste bodemlaag, de mariene sedimenten van de duinkerketransgressie van de 11de eeuw onderscheiden het Middelland van andere polders.

De huidige kustvlakte is het resultaat van de stijgende zeespiegel in de Holocene periode, die 10.000 jaar geleden begint met het afsmelten van het ijs van de laatste ijstijd. Hierbij wordt boven het toen bestaande valleivormige Pleistocene oppervlak sediment afgezet in een getijdengebied. In het zeewaartse gebied wordt zand afgezet, in het centraal gebied klei afgewisseld met veen, in het uiterst landinwaartse gebied enkel veen. Het centrale gebied - waarin Pervijze ligt - wordt in de ondergrond ook gekenmerkt door de vroegere loop van de IJzer. In dit gebied komen in de loop van de opvullingsgeschiedenis regelmatig verlandingsfases voor, dit vanaf ongeveer 7500 jaar geleden waardoor zoetwatermoerassen ontstaan waarin veen accumuleert. Gedurende 2000 à 3000 jaar ontstaat op deze manier 'oppervlakteveen' ( 1,5 tot 2,5 meter dik).
Rond ongeveer 2000 jaar geleden komt de veengroei tot een einde door overstroming en circa 1500 jaar geleden is het gehele gebied opnieuw omgevormd tot waddengebied met zandwad en slikken, doorsneden door getijdengeulen. Deze getijdengeulen eroderen de onderliggende sedimenten en worden met zand opgevuld. De ontwikkeling van dit waddengebied bovenop het veen is zeker geen catastrofale overstroming, maar gebeurt geleidelijk aan in landinwaartse richting. Het is dan ook goed mogelijk dat grote delen van het gebied reeds toegankelijk zijn tijdens de Romeinse periode (2de-3de eeuw na Christus). De bewoningsmogelijkheden liggen op de hoog opgeslibde zandafzettingen. Archeologisch onderzoek - de vondsten zijn schaars daar de meeste sporen overdekt zijn door een dik pakket klei en zand - laat vermoeden dat het gebied toch vrij dicht bewoond was. Mogelijk wordt er in deze periode naast veeteelt en veenwinning ook aan zoutwinning gedaan. Begin van de 19de eeuw vondst van een begraafplaats ten oosten van de hoeve "Blauwhuis" nabij de Grote Beverdijk. Het aardewerk hiervan is te situeren in het midden of de tweede helft van de derde eeuw.

Tiende eeuw

Het schorrengebied (het Oudland) ten westen van de Oude Zeedijk wordt reeds ontgonnen na de duinkerketransgressie van de 3de tot de 8ste eeuw (eerste vermelding van Lampernisse in 857), dit door de aanleg van de Oude Zeedijk (10de eeuw), een preventieve dijk tegen instroom van zout- en brakwater vanuit de IJzergeul. De schorre ten oosten van deze dijk, behorend tot het Middelland groeit verder aan en slibt op. Toch bevindt zich op grondgebied van het dan veel grotere Esen tussen Pervijze en Diksmuide reeds rond de 10de eeuw een uitgestrekt slikken- en schorrengebied, vermeld als "Birkla", uitermate geschikt voor schapenteelt. "Birkla" zou afgeleid zijn van het Latijnse 'bercaria' (schaapskooi of -weide). Dit schorrengebied kan mogelijk in verband worden gebracht met de heerlijkheid "Bercle" op het grondgebied Sint-Katharinakapelle, één van de 14 heerlijkheden ("spleten", "branchen" of "vasselrijen") die ondanks hun ligging buiten de jurisdictie vallen van de kasselrij Veurne-Ambacht.

Elfde eeuw

1063: schenking van Boudewijn V, graaf van Vlaanderen, aan de Sint-Salvatorsabdij van Ename van vier herstelde schaapsweides "op de plaats die Paradisus wordt genoemd en die toegedamd wordt door de vliet die men Holdfledum noemt". Vanuit het gegeven van de 'herstelde' schaapsweiden wordt de hypothese van een vroegere landinname (vroeger dan de 12de eeuw) te Pervijze geformuleerd. Paradisus wijst ook op kerkhof en begraafplaats. De naam Pervijze zou afgeleid zijn van het Latijnse "Paradisus". Een andere auteur verklaart de naam Pervijze echter als een samenstelling van "per" (rivier) en "vijze" (waadplaats).
Het ontbreken van het suffix kapelle of kerke (zie Nieuwkapelle, Oudekapelle, Oostkerke enzomeer) in de naam Pervijze wijst er mogelijk op dat de 'stichting' van Pervijze net als de heerlijkheid Bircla tot de 10de of 11de eeuw terugklimt.

1085: graaf Robrecht de Fries schenkt zes schaapsdriften in de heerlijkheid "Berkel" of "Bircla" aan het Sint-Pieterskapittel van Cassel (Noord-Frankrijk). Wellicht ten gevolge van deze schenking bekomen de kanunniken van Cassel ook het recht om het magistraat in Sint-Katharinakapelle aan te stellen. De toenmalige heerlijkheid strekte zich uit over de parochies Sint-Katharinakapelle, Ramskapelle (Nieuwpoort), Eggewaartskapelle (Veurne) en Sint-Joris (Nieuwpoort), en werd ook het "Vrije van Kassel" genoemd. Op de Ferrariskaart (1770-1778) is een hoeve "Cse Berclehof" aangeduid, deze is echter te noordelijk gesitueerd om op de heerlijkheid "Berkel" te wijzen.

Twaalfde eeuw

De Middellandpolders daarentegen ten oosten van de Oude Zeedijk met onder meer Pervijze worden pas in de 12de eeuw ingepolderd, dit na de duinkerketransgressie van de 11de eeuw en door de bedijking van de IJzermonding. De 'stichting' van Pervijze is echter mogelijk ouder (zie boven).

Circa 1120: stichting van de Sint-Niklaasabdij te Veurne door Jan van Waasten. Deze abdij bezit op dat moment twee kapellen, onder meer de Sint-Niklaaskapel van Pervijze. Vandaar ook dat het patronaatschap van de kerk van Pervijze tot de Sint-Niklaasabdij van Veurne behoorde.

De aanleg van de Proostdijk (tracé Booitshoekestraat/ Proostdijk in het noorden van Pervijze vanaf de grens met Booitshoeke (Veurne) tot net ten westen van de IJzer) op initiatief van de Veurnse Sint-Niklaasabdij moet wellicht ook in de 12de eeuw worden gesitueerd in het kader van de 11de- en 12de-eeuwse ontginningen van de gronden palend aan de Venepevaart of Proostvaart. Andere werken situeren deze aanleg in de 15de eeuw.

De Sint-Niklaasabdij van Veurne en de Sint-Pietersabdij van Rijsel bezitten in de 12de eeuw in "Bircla" respectievelijk 66 gemeten en 4 schaapsgronden. Bovendien is het zogenaamde "Berkelhof" een pachthoeve van de Sint-Pietersabdij van Rijsel "Cse Berclehof" (zie aanduiding van "Cse Berclehof" op de Ferrariskaart).

1120 of 1124: "Parevis(e)" wordt als één van de "zeven parochiën" vernoemd in een bulle van Paus Callixtus II, waarin de bezittingen van de Sint-Niklaasabdij (Veurne) worden bevestigd. Later maakt Pervijze deel uit van de "acht parochiën".

1172: Desiderius, bisschop van Terwaan, geeft de abt van Ename toestemming om in de parochie "Parvisia" op de hofstede "Lodenspikere", later het "Blauwhuis" genaamd een altaar op te richten. Op dat moment is Pervijze dus zeker al een zelfstandige parochie.

Dertiende eeuw

De door de kanunniken van Cassel opgerichte kapel van Sint-Katharinakapelle (wellicht al een onafhankelijke parochie) komt omstreeks 1208 onder het patronaat van de Sint-Bertinusabdij van Sint-Omaars (Noord-Frankrijk). In 1248 worden naar aanleiding van een aanhoudende discussie de parochiegrenzen tussen Pervijze en Sint-Katharinakapelle in een cartularium gepreciseerd. Vermits de Sint-Bertinusabdij het patronaatsrecht had over Sint-Katarinakapelle is het niet onwaarschijnlijk dat deze kapel zich uit Steenkerke of Eggewaartskapelle (Veurne) ontwikkelde. De Sint-Bertinusabdij van Sint-Omaars en het kapittel van die stad zijn de tiendenheffers.

Circa 1225: akte met vermelding van de familie Blavoet, een voorname familie die op het grondgebied Pervijze hoeve "Blavoetswalle" bezat, niet zover van Schoorbakke. Deze familie is bekend tot in de 14de eeuw.

Veertiende eeuw

In de eerste helft van de 14de eeuw breken opstanden uit tegen Lodewijk van Nevers (gestorven in 1346), graaf van Vlaanderen en diens bondgenoot de Franse koning, dit omwille van de te hoge belastingen en heffingen. Op 23 augustus 1328, tijdens de slag bij Cassel, staan het Franse leger van koning Filips IV en de opstandelingen onder leiding van Nicolaas Zannekin, een herenboer uit Lampernisse, tegenover elkaar.
Een mislukte verrassingsaanval kost Zannekin (zie onder dorpsinleiding Lampernisse) en zijn boerenleger het leven. Circa 50 Pervijzenaars sneuvelen in deze slag.

Vijftiende eeuw

De proost van het Brugse Sint-Donaaskapittel bezit in de 15de eeuw aanzienlijke gronden en een groot gedeelte van het tiendenrecht te Pervijze. Volgens bepaalde auteurs legt deze proost de zogenaamde Proostdijk (die dan genoemd zou zijn naar die proost) ter hoogte van de Venepevaart aan, om zijn eigendom te beschermen tegen overstromingen. Vandaar ook dat de Venepevaart ook Proostdijkvaart genoemd wordt. De benaming Venepe zou verwijzen naar het moerassige karakter van de omgeving: "Epe" of "Ape" wijst op een waterloop en "ven" verwijst naar een waterrijk gebied.
Een andere auteur situeert de aanleg van de Proostdijk echter in de 12de eeuw (zie boven). Bovendien geeft F. De Potter in zijn "Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne" (1873) een andere verklaring voor de naam Proostdijk: het rechtsgebied "de Proosdij van Sint-Donaas", binnen de kasselrij behoort van ouds aan de Brugse Sint-Donaasproosdij en later de bisschop. "Uit hoofde van dit recht had de proost, nadien ook de bisschop, eenen 'vrijen weg' in de kasselrij van Veurne, om uit Brugge naar en door de kasselrij te reizen. Dezen weg, den Proostdijk genaamd, begint te Schoorbakke en leidt naar de hoofdplaats des ambachts".

Zestiende eeuw

1535: vermelding van "de straete die loopt naar de backe van Pervijse". Dit betekent dat er ter hoogte van Schoorbakke reeds een overzet over de IJzer was.
Circa 1566: ten gevolge van de godsdiensttroebelen wordt Pervijze volledig verlaten. Nadien geleidelijke herbevolking.
Na de herovering van de kasselrij Veurne door de Spaanse landvoogd Alexander Farnese (1583), vindt een algemene uittocht van protestantsgezinden plaats naar Engeland, Duitsland, maar voornamelijk de Noordelijke Nederlanden. Om de systematische plundertochten door de hervormingsgezinden vanuit de havenstad Oostende te verhinderen wordt in 1584-1591 langs de westoever van de IJzer een antipenetratielijn aangelegd, opgebouwd uit kleine forten of 'redoutes'. In 1586 wordt er ter hoogte van Schoorbakke (grens Pervijze en Schore, Middelkerke) een klein fort opgetrokken. De antipenetratielijn wordt echter grotendeels geslecht na de inname van Oostende in 1604.
Circa 1584-1585 was het dorp volledig verwoest en nagenoeg verlaten. Een Veurnse stadsbeambte schrijft in 1585 over onder meer Pervijze en Oudekapelle dat er niemand meer woonde.

Zeventiende eeuw

In de eerste helft van de 17de eeuw kent de kasselrij Veurne een hoogconjunctuur. Wellicht niet toevallig gaat de eerste vermelding van de brouwerijen "Het Verghulden Vlies" en "De Zwaan" terug tot 1620. De kerk van Sint-Katharinakapelle wordt na de godsdiensttroebelen grondig hersteld.
Vanaf circa 1635 (oorlogsverklaring van Frankrijk aan Spanje) en vooral vanaf de inname van Veurne in 1646 komt een einde aan deze bloeiperiode. Deze eerste fase van oorlogsgeweld wordt afgesloten in 1659 (Vrede van de Pyreneeën).

Het regime van Lodewijk XIV (1661-1715) wordt gekenmerkt door vijf opeenvolgende oorlogen waaronder de Zuidelijke Nederlanden en in het bijzonder de kasselrij Veurne meestal zwaar te lijden hebben.
In 1668 (Vrede van Aken) komt de kasselrij Veurne opnieuw onder Frans bewind. In 1696 wordt ter hoogte van Schoorbakke (aan de IJzer, die de grens vormde tussen de kasselrij Veurne en het Brugse Vrije, en dus ook van het bezette gebied) een fort opgericht als bruggenhoofd tegen de Fransen.
Deze oorlogen gaan gepaard met een ontvolking van de streek: in 1639 tellen de parochies Sint-Niklaas en Sint-Katharina samen ongeveer 500 inwoners, in 1697 telt Pervijze nog slechts 120 inwoners die 25 van de 46 bestaande woningen bevolken, Sint-Katharinakapelle telt in 1697 161 inwoners.

In 1658 wordt een "Kaerte figurative van het pachthof genaempt het Blauwhuys (...)" gemaakt door J.B. Bal (Rijksarchief Gent, kaart n° 568).
In 1681, eerste vermelding van de schuttersgilde Sint-Sebastiaan, deze bestond wellicht reeds vroeger.

Achttiende eeuw

1701: oprichting van toneelgilde "Spaerderycke".

De Spaanse Successieoorlog teistert de kasselrij Veurne-Ambacht van 1706 tot 1713. Bij de Vrede van Utrecht (1713) doet Frankrijk afstand van de kasselrij Veurne ten voordele van de Oostenrijkse Nederlanden.
Onder Oostenrijks bewind kent Pervijze een economische bloeiperiode. De weg van Diksmuide naar Nieuwpoort en Veurne, over Pervijze (huidige Pervijzestraat en Nieuwpoortstraat) wordt rechtgetrokken (voltooiing in 1782), deze weg is tot 1841 onverhard. De Oude Nieuwpoortstraat en de Oude Diksmuidestraat zijn nog restanten van de oude kronkelende dorpsweg. De scherpe bocht van de huidige Oude Nieuwpoortstraat vormt op de Atlas der Buurtwegen (circa 1843, terreinopmetingen te Pervijze in 1841) echter nog de hoofdweg.
1745: bouw van een (houten ?) brug over de IJzer te Schoorbakke, doel is makkelijker troepen te laten passeren.
In 1751 worden herstellingswerken aan de toren van de kerk van Sint-Katharinakapelle uitgevoerd.
1767: ter hoogte van het gehucht Schoorbakke (grens Pervijze en Schore, Middelkerke) wordt een stenen brug over de IJzer gebouwd.
1775: eerste vermelding van de "Schoorbakkestraete".

Op de Ferrariskaart (1770-1778) is Pervijze aangeduid als een vrij groot dorp met twee kernen, met name Pervijze en Sint-Katharinakapelle, waarvan de voornaamte bebouwing geconcentreerd is rond de huidige Pervijze- en Veurnestraat. Ook "Schoorbacke" is alsdusdanig reeds aangeduid als klein gehucht. Heel wat belangrijke omwalde sites vallen op: onder meer de "Cse Berclehof" en de "Cse Blauwhuys". Tevens zijn een aantal molens aangeduid, onder meer de "Schoorbacke Molen" op het gehucht Schoorbacke ongeveer ter hoogte van de monding van de "Beveryng vaert" in de IJzer en de "Groene Poorte Molen" ongeveer halverwege de huidige Veurnestraat (de weg naar Veurne werd toen gevormd door de kronkelende Molenstraat). Deze laatste molen stond ook bekend als de "Eversammolen", wellicht naar de abdij van Eversam (Stavele, Alveringem) die dan de (eerste) eigenaar zou zijn geweest. Even ten zuiden van deze molen is ook de "Cse Groene Poorte" aangeduid, een belangrijke hoevesite met dubbele omwalling.

6 november 1792: de Fransen verslaan de Oostenrijkers te Jemappes en nemen ook de kasselrij Veurne-Ambacht in. Pervijze krijgt het hard te verduren in de navolgende krijgsverrichtingen tussen de Fransen en de Oostenrijkers. In de loop van 1793 bezetten de Fransen Pervijze gedurende een viertal dagen. De soldaten plunderen een aantal huizen en branden twee hoeves af. De Schoorbakkebrug wordt om strategische redenen in brand gestoken.

Negentiende eeuw

Bij het concordaat van 1801 wordt de Sint-Niklaaskerk van Pervijze ingericht als hoofdkerk en de Sint-Katharinakapel wordt gedegradeerd tot "chapelle annexe", enkele jaren later wordt ook de aparte kerkfabriek afgeschaft. Nog in 1801 wordt de brouwerij "De Fortuyne" opgericht.
1812: het gebied van de Sint-Katharinakapel wordt als gemeente afgeschaft.
In de periode 1815-1840 is er een sterke bevolkingstoename voor het hele gebied van 825 naar 1260 inwoners.
In 1829 wordt een gemengde gemeenteschool opgericht (huidige Pervijzestraat, recht tegenover de Sint-Katharinakerk). Vanaf 1864 is het enkel nog een jongensschool, daar de Zusters van Liefde het meisjesonderricht overnemen.

In het eerste kwart van de 19de eeuw ontwikkelt Schoorbakke zich tot een echt gehucht, dit door de in 1767 aangelegde brug over de IJzer. In 1826 komt een ophaalbrug het scheepvaartverkeer ten goede. In 1844 staan er 23 huizen op het gehucht.

In 1836 wordt een bestek voor veranderingswerken aan de kerk van Sint-Katharinakapelle opgesteld, door provinciaal bouwmeester Vancaneghem.
In 1837-1838 wordt de kerk uitgebreid met een derde (zuid)beuk, de middenbeuk wordt verlengd met een nieuw oostportaal. In de jaren 1840 volgen nog kleine herstellingswerken en wijzigingen.
1841: de onder het Oostenrijks bewind aangelegde weg van Diksmuide naar Nieuwpoort en Veurne, over Pervijze (Pervijzestraat en Nieuwpoortstraat) wordt gekasseid.

In de tweede helft van de 19de eeuw worden drie nieuwe brouwerijen opgericht, met name mouterij-brouwerij "De Dry Schichten" (1854 rechts van de pastorie van Sint-Katharinakapelle), herberg-brouwerij "Den Hert" (1862, hoek van huidige Veurne- en Nieuwpoortstraat) en "de Grave" (1873). Pervijze telt nu zes brouwerijen.

1864: de Zusters van Liefde van Roeselare nemen het meisjesonderricht te Pervijze over, ze gebruiken daarvoor het huis van burgemeester Bullaert. Vier jaar later bouwen ze een klooster op gronden van de heer baron Caloen ten westen van de kerk.

Nog in 1868 wordt te Pervijze een station gebouwd op de nieuwe spoorlijn nummer 74 Diksmuide-Nieuwpoort (sinds 1974 buiten dienst). Het station was opgetrokken in een neoclassicistische baksteenarchitectuur (zie prentbriefkaart vernietiging Eerste Wereldoorlog).
In 1879 wordt als reactie op de onderwijswet Van Humbeeck een nieuwe vrije jongensschool gebouwd (Veurnestraat). De gemeenteschool wordt opgedoekt en krijgt pas een nieuwe kans in 1923.

In de jaren 1890 wijzigt het beeld van Pervijze en van Sint-Katharinakapelle grondig. De eerdere verbeterings- en veranderingswerken aan de kerk van Sint-Katharinakapelle zorgen voor een groeiende rivaliteit tussen de twee gemeenschappen. Als compromis wordt voorgesteld om een derde kerk op te richten. Na het overlijden van burgemeester Buylaert in 1864 maakt dit plan geen kans meer. Van 1892 tot 1894 wordt de Sint-Niklaaskerk verbouwd en uitgebreid met een nieuwe toren, een nieuwe noordbeuk en een sacristie, naar ontwerp van de Gentse architect August Van Assche. In 1894 wordt dan uiteindelijk door toedoen van pastoor Adolf Duclos (Brugge, 1841-1925) beslist om de kerk van Sint-Katherinekapelle openbaar te verkopen voor afbraak, dit o.m. om de werken aan de andere kerk af te betalen. Bij de afbraak in 1895 worden de grondvesten die teruggaan tot de 12de eeuw, alsook de doopvont (stilistisch terugklimmend tot circa 1100, overgebracht naar het Gruuthuuse) uitgegraven onder leiding van Duclos.

In dezelfde periode wordt in de straat naar Diksmuide (Pervijzestraat) een nieuw gemeentehuis gebouwd ter vervanging van de brouwerij/ afspanning "Het Verghulden Vlies" (eerste vermelding in 1620) die dienst deed als hoeve, herberg, raadshuis en gevangenis.

Twintigste eeuw

In 1906 wordt naast de bestaande zes brouwerijen, nog de bedrijfsmouterij "Vandewoude" opgericht (zie Veurnestraat). In 1913 worden de kloostergebouwen van de Zusters van Liefde aangepast en vernieuwd.

Eerste Wereldoorlog (zie ook De Eerste Wereldoorlog en het IJzerfront onder de algemene inleiding)

Het grondgebied van Pervijze speelt een belangrijke rol tijdens de Eerste Wereldoorlog, dit door zijn ligging enkele km ten westen van de IJzer en aan de strategische spoorlijn Diksmuide-Nieuwpoort die vanaf eind oktober de frontlijn vormt.
Op 26 oktober 1914 wordt de houten staakmolen (de zogenaamde "Groene Poorte Molen") in de Molenstraat/ Veurnestraat door Belgische troepen neergehaald. Ook de twee andere staakmolens worden tijdens de Eerste Wereldoorlog vernietigd.

"Slag aan de IJzer" (18 oktober 1914-31 oktober 1914)
Bij het begin van de IJzerslag (18 oktober) is Schoorbakke (op de grens met Schore, Middelkerke) één van de drie bruggenhoofden van het Belgische leger. De Schoorbakkebrug wordt door de Duitsers gezien als één van de mogelijkheden om door te steken over de IJzer. Op 23 oktober bereiken de Duitsers Schoorbakke, en veroveren de plaats Tervate (Stuivenkenskerke, Diksmuide). Het Belgische leger moet zich terugtrekken tot achter de tweede linie gevormd door de Noordvaart, Beverdijk, Reigersvliet en het gehucht Oud-Stuivekenskerke (Stuivekenskerke, Diksmuide).

Op 26 oktober verlaten de Eerste en Tweede Belgische Divisie onder druk van de Duitse artillerie, maar ook met het oog op de onderwaterzetting, hun stellingen aan de Beverdijk en de Reigersvliet en hergroeperen zich ter hoogte van de in 1868 aangelegde spoorweg Diksmuide-Nieuwpoort (beschermd als monument bij M.B. van 10.06.1999, zie spoorwegberm, ook onder Kaaskerke, Lampernisse en Stuivekenskerke). Die nacht ondernemen de Duitsers twee aanvallen op deze 'nieuwe' stelling, namelijk één in de richting van Booitshoeke (Veurne) en één op het station van Pervijze (later gebruikt als Belgische observatiepost). Beide aanvallen worden echter afgeslagen en een Duitse doorbraak wordt verijdeld. Nog meerdere Duitse doorbraakpogingen (op 29 en 30 oktober dringen ze zelfs Pervijze binnen) tot de geslaagde onderwaterzetting (nacht van 30 op 31 oktober) waardoor de Duitsers hun stellingen tussen de IJzer en de spoorweg moeten verlaten.

Tijdens de "Slag aan de IJzer" wordt Pervijze voortdurend door de Duitse artillerie gebombardeerd en zo nagenoeg volledig verwoest. Het klooster van de Zusters van Liefde wordt gebombardeerd vanaf 19 oktober, tussen 30 oktober en 2 november brandt het volledig uit. Ook de kerk (zie iconografie) en de mouterij en brouwerij "De Fortuyne" (Statiestraat, huidige Schoorbakkestraat, zie dagboek december 1914) worden in puin geschoten.

De onderwaterzetting maakt een einde aan de IJzerslag en aan de korte beweginsgsoorlog. Daarop wordt de komende vier jaar een stellingenoorlog uitgevochten waarbij de bedding van de spoorlijn Diksmuide-Nieuwpoort de eerste Belgische frontlinie vormt. In de overstroomde IJzervlakte ten oosten van de spoorlijn, richten de Belgen een aantal voorposten in waarvan een viertal belangrijke punten uitgroeien tot grote wachtposten, te Pervijze zijn dat de "Grand Garde 4" bij de hoeve "Berkelhof" (zie Berkelhofstraat) en de "Grand Garde 3" bij de Schildersbrug over de Beverdijkvaart. Na de IJzerslag heeft het dorp een veilige reputatie: door het onder water gezette gebied is het veilig voor beschietingen. Daar het dorp volledig door Belgische militairen ingenomen is, moeten de inwoners het verlaten.

In november 1914 wordt in de sector Pervijze de eerste vooruitgeschoven medische post opgericht door de jonge Engelse verpleegsters mevrouw Knocker en de 18-jarige Mairie Chrisholm.

De Belgen richten te Pervijze, ter hoogte van het huidige Kastanjeplein een observatiepost op in de restanten van de voormalige pastorie van Sint-Katharinakapelle. Ook het deels vernietigde station wordt ingericht als observatiepost. Wanneer op 27 juni 1917 het enorme Duitse 380 mm kanon gericht op Duinkerken wordt opgericht op het gehucht de Leugenboom (Koekelare), worden vanuit de Belgische observatiepost in het station van Pervijze twee rechtstreekse telefoonverbindingen met Duinkerken aangelegd. Beide observatieposten worden als "site de guerre" geklasseerd. Toch wordt de post van het oude station afgebroken in 1954.

Wederopbouwperiode

Tijdens de Eerste Wereldoorlog is het dorp bijna volledig verwoest. Het aanleg- en rooilijnenplan (naar ontwerp van de Brusselse architect R. Crignier) uit de wederopbouwperiode vertoont geen grondige wijzigingen ten opzichte van de vooroorlogse toestand. Wel wordt een klein kerkplein (Ten Bercle) gecreëerd ten westen van de Sint-Niklaaskerk. De Brusselse architect V. Creten speelt een belangrijke rol bij de wederopbouw: hij staat zowel in voor de kerk (in 1923 grosso modo naar vóóroorlogs model heropgebouwd) als voor de pastorie.
Nog in 1923 worden een rijkswachtkazerne (deze zal tot 1969 dienst doen) en een gemeenteschool gebouwd. Het stationsgebouw wordt heropgebouwd naar een basismodel van stationsarchitectuur typerend voor de wederopbouwperiode. Ongetwijfeld zullen ook te Pervijze een aantal voorlopige of noodwoningen gebouwd zijn, de laatste barak wordt afgebroken in 1950.
Na de Eerste Wereldoorlog worden de hoeves "Blauwhuis" en "Berkelhof" opgesplitst, respectievelijk in twee en drie hoeves. Een aantal vernietigde laatmiddeleeuwse sites met walgracht worden verlaten (twee van deze archeologische sites zijn beschermd als monument, zie Berkelhofstraat), en het erf wordt iets verder, eventueel dichter bij de straat heropgebouwd.
Na de Eerste Wereldoorlog wordt slechts één brouwerij heropgestart te Pervijze, met name "De Dry Schichten" aan het Kastanjeplein/ Brouwerijstraat.

In 1919 wordt op de kruising van de Veurnestraat en de Nieuwpoortstraat, op de plaats van de vernietigde herberg-brouwerij "Den Hert" het "Café du Front" opgericht in een barak. Tijdens de wederopbouw komt hier de herberg en maalderij "De Weegbrug". Na de eerste Wereldoorlog vestigen zich een viertal herbergen ter hoogte van het gehucht Schoorbakke, respectievelijk "In den IJzer", "In de Schoorbakkebrug", "In Volle Front" en "Sint-Elooi". Op dat moment kent Schoorbakke een bescheiden aandeel in het fronttoerisme, de herbergnamen verwijzen niet toevallig naar de IJzerslag.

Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot heden

Bij de capitulatie van het Belgische leger op 28 mei 1940, blazen Franse troepen de Tervate- en Schoorbakkebrug (gehucht Schoorbakke) op. Op 1 juni 1940 wordt het hoofdkwartier van de Duitse overheid in de pastorie ondergebracht.

De Belgische observatiepost van de Eerste Wereldoorlog wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers met een mitrailleursnest verhoogd.

Op 27 januari 1944 wordt de streek opnieuw onder water gezet, nu door de Duitse bezetter als strategisch onderdeel van de Atlantikwal. De noordwestkant van Pervijze ten noorden van de Veurnestraat komt gedeeltelijk onder water te staan. Deze toestand duurt tot de terugtrekking van de Duitsers in september 1944. Op 7 september 1944 wordt Pervijze bevrijd door de Canadese "12de Manitoba Dragoons".

In 1986 wordt het klooster van de Zusters van Liefde gesloten, in 1988 wordt het gedeeltelijk afgebroken.

Bouwkundig en landschappelijk erfgoed

Door zijn ligging in het frontgebied wordt Pervijze tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig vernield. Het bouwkundig erfgoed wordt er dan ook volledig getypeerd door de typische wederopbouwarchitectuur van de jaren 1920, geïnspireerd op de lokale baksteenarchitectuur.

Groot kerndorp met lintbebouwing aan de Veurnestraat/ Nieuwpoortstraat/ Pervijzestraat/ Schoorbakkestraat. Erg typerend zijn de centraal gelegen Sint-Niklaas- en Sint-Katharinakerk - een driebeukige hallenkerk met voorgeplaatste westtoren en de pastorie uit de wederopbouwperiode.

De voormalige frontlinie van de Eerste Wereldoorlog op de bedding van de voormalige spoorlijn nummer 74 Diksmuide-Nieuwpoort (aangelegd in 1868 en sinds 1974 buiten dienst) is beschermd als monument bij M.B. van 10.06.1999 (zie spoorwegberm, ook onder Kaaskerke, Lampernisse en Stuivekenskerke), als belangrijke site van de Eerste Weredloorlog. Tevens zijn drie aanpalende archeologische sites met walgracht bij hetzelfde M.B. beschermd als monument (Berkelhofstraat te Pervijze en Viconiastraat te Lampernisse).
Ook de observatiepost, tijdens de Eerste Wereldoorlog door het Belgische leger gebouwd in de restanten van de voormalige pastorie van de Sint-Katharinakerk is beschermd als monument (M.B. 06.09.2002).

  • Inventarisatie van relicten uit de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek (Provincie West-Vlaanderen, "Oorlog en Vrede in de Westhoek", en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen).
  • Stadsarchief Diksmuide, Bestand wederopbouw Diksmuide na 1914-1918, aanleg- en rooilijnenplan Pervijze (niet genummerd).
  • BECUWE F., De oorlogen van Lodewijk XIV en hun weerslag voor Veurne-Ambacht, in De Gidsenkring, nr. 3, jg. 23, 1985, p. 23-40.
  • BLEYAERT W., Pervijze tijdens de Tweede Wereldoorlog, Veurne, 2001.
  • BLEYAERT W., Vroeger is niet voorbij... De Grote oorlog in Pervijze, Aartrijke, 2000.
  • BURIE L., ROELS S., Pervijze, s.l., 1952 (iconografie).
  • DECLERCK H., De parochiekerk van Sint-Katharinakapelle te Pervijze, in Den Dyzere, jg. 1, nr. 3, 1982, p. 109 -118.
  • DECLERCK H., De kerk van Sint-Katharinakapelle, in Pervijze Actief, jg. 19, nr. 1, 2, 3, 4, 1996, s.p.
  • DECLERCK H., Pervijze. Geschiedenis van Pervijze naderbij bekeken, in Rond den Beverinck, jg. 1, nr. 1, 2001, p. 12-14.
  • DEMOEN H., Het Diksmuidse van toen, Een verzameling beknopte historische gegevens, aangevuld met historische foto's en prentbriefkaarten, Brugge, 1984, p. 122-129.
  • DE POTTER F., RONSE E. e.a., Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne, 2 dln., Gent, 1873-1875.
    L' Yser et la Côte Belge, in de reeks Guides Illustrés Michelin des champs de bataille, Michelin & Cie, Clermont-Ferrand, 1920, p. 116.
  • NOTEBAERT A., NEUMANN C. e.a., Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1986.
  • VANDEWALLE C., Een eeuw mouten en brouwen in Pervijze, Pervijze, 1996.
  • VANDEWALLE C., De brouwersfamilies Comeyne-Vande Woude in Pervijze. Een korte schets van drie mout- & brouwbedrijven tijdens de 19de en 20ste eeuw, s.l., 2000.
  • VINDEVOGEL P., Enkele notities over het kastanjeplein, in Rond den Beverinck, jg. 1, nr. 4, 2001, p. 9-12.
  • www.geocities.com/pervijze

Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

Het eerste spoor van Spaederycke gaat al terug tot 1578.
  • DECLERCK H. 2015: Spaederycke, 4 eeuwen toneel in Pervijze, Oostnieuwkerke, uitgave in eigen beheer.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Pervijze [online], https://id.erfgoed.net/themas/14636 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.