Geografisch thema

Sint-Jacobskapelle

ID
14637
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14637

Beschrijving

Sint-Jacobskapelle is een deelgemeente van Diksmuide. Het kleine landbouw- (voornamelijk op veeteelt gericht) en woondorp in de Middellandpolders op 4 à 5 meter boven de zeespiegel, telt 90 inwoners en heeft een oppervlakte van circa 325 hectare (gegevens stad Diksmuide 2003). In 1971 (eerste fusie) werden Sint-Jacobskapelle, Oudekapelle en Nieuwkapelle omgevormd tot de fusiegemeente Driekapellen. In 1977 kwam de huidige fusiegemeente Diksmuide tot stand door het samengaan van Beerst, Diksmuide, Driekapellen, Leke, Vladslo, Woumen en Pervijze.

Sint-Jacobskapelle is gelegen in het noordwesten van West-Vlaanderen aan de linkeroever van de IJzer (deze rivier vormt de grens met Esen en Woumen), op ongeveer 3 kilometer van Diksmuide. De omliggende gemeentes zijn Kaaskerke, Esen, Woumen, Nieuwkapelle en Oudekapelle (Diksmuide).

De belangrijkste verkeersader is de IJzer aan de oostgrens (voor de eerste vermelding en de etymologie wordt verwezen naar de stadsinleiding onder Diksmuide).
Een aantal kleine waterlopen zorgen voor de afwatering van het poldergebied: het Sint-Jacobsleed, voor het eerst vermeld als "Sint-Jacobsleed" in 1621-1638, de Oude Beek (ook te Oudekapelle), voor het eerste vermeld als "Vieux Ruisseau" in 1850, de Sparkenvaart, voor het eerst vermeld als "van den Sparke" in 1380, de Walenvaart, voor het eerst vermeld als "Waele-vaerdeken" in 1824.

Het dorp is genoemd naar de patroonheilige van de kerk. Eerste vermelding in 1296 als "S. Jakeme Capiele" (volgens andere auteurs oudste vermelding reeds in 1282), in 1303 als "Sancti Jacobi Capele" en zou evolueren tot het huidige Sint-Jacobskapelle vanaf 1903.

Ontstaan van het landschap en ontginningsgeschiedenis

Het volledige grondgebied van Sint-Jacobskapelle is gelegen ten oosten van de Oude Zeedijk en behoort dus tot de Middellandpolders, wat een jongere ontginningsgeschiedenis impliceert dan de Oudlandpolders. Gemeenschappelijk voor de bodem van het Oudland en het Middelland zijn de mariene sedimenten van de duinkerketransgressie van de 3de tot de 8ste eeuw (zand en klei), waaronder veen (holoceen). De bovenste bodemlaag van het Middelland bestaat uit mariene sedimenten van de duinkerketransgressie van de 11de eeuw (hoofdzakelijk klei).

De huidige kustvlakte is het resultaat van de stijgende zeespiegel in de Holocene periode, die 10.000 jaar geleden begon met het afsmelten van het ijs van de laatste ijstijd. Hierbij wordt boven het toen bestaande valleivormige Pleistocene oppervlak sediment afgezet in een getijdengebied. In het zeewaartse gebied wordt zand afgezet, in het centraal gebied klei afgewisseld met veen, in het uiterst landinwaartse gebied enkel veen. Het centrale gebied - waarin ook Sint-Jacobskapelle ligt - wordt in de ondergrond ook gekenmerkt door de vroegere loop van de IJzer. In dit gebied komen in de loop van de opvullingsgeschiedenis regelmatig verlandingsfases voor, dit vanaf ongeveer 7500 jaar geleden waardoor zoetwatermoerassen ontstonden waarin veen accumuleerde. Gedurende 2000 à 3000 jaar ontstaat op deze manier 'oppervlakteveen' ( 1,5 tot 2,5 meter dik).
Rond ongeveer 2000 jaar geleden komt de veengroei tot een einde door overstroming en circa 1500 jaar geleden is het gehele gebied opnieuw omgevormd tot waddengebied met zandwad en slikken, doorsneden door getijdengeulen. Deze getijdengeulen erodeerden de onderliggende sedimenten en werden met zand opgevuld. Dit waddengebied vormt de begrenzing van de huidige kustvlakte. De ontwikkeling van dit waddengebied bovenop het veen is zeker geen catastrofale overstroming, maar gebeurt geleidelijk aan in landinwaartse richting. Het is dan ook goed mogelijk dat grote delen van het gebied reeds toegankelijk zijn tijdens de Romeinse periode (2de-3de eeuw na Christus). De bewoningsmogelijkheden lagen op de hoog opgeslibde zandafzettingen. Archeologisch onderzoek - de vondsten zijn schaars daar de meeste sporen overdekt zijn door een dik pakket klei en zand - laat vermoeden dat het gebied toch vrij dicht bewoond was. Mogelijk werd er in deze periode naast veeteelt en veenwinning ook aan zoutwinning gedaan.

De geleidelijke ontginning van dit schorrengebied (na de duinkerketransgressie van de 3de tot de 8ste eeuw) gebeurt vanuit de aangrenzende, reeds bewoonde zandleemstreek (Alveringem, Wulveringem, Vinkem, Fortem). Aanvankelijk gaat het om tijdelijke vestigingen (schaapsdriften), maar geleidelijk aan ontstaan op zandige opduikingen vaste bewoningskernen, dit ten gevolge van verdere ontzilting en ontwatering van het gebied (eerste vermelding van Lampernisse in 857).

Alnaargelang de periode waarin de slikken evolueren tot schorren, onderscheidt men in de westelijke kustvlakte het Oudland, het Middelland en het Nieuwland. Het Oudland (de gebieden ten westen van de Oude Zeedijk) wordt vermoedelijk reeds in de 10de eeuw door de Oude Zeedijk beschermd. Deze preventieve dijk tegen de instroom van zout- en brakwater vanuit de IJzergeul in landbouwgebieden, loopt van noordwest naar zuidoost van Oostduinkerke (Koksijde) over Avekapelle (Alveringem), Lampernisse (Diksmuide), Oudekapelle (Diksmuide) en Nieuwkapelle (Diksmuide) tot Lo (Lo-Reninge).

De schorre ten oosten van deze dijk, behorend tot het Middelland, groeit verder aan en slibt op. Toch bevindt zich in dit gebied reeds rond de 10de eeuw op grondgebied van het toen veel grotere Esen tussen Pervijze en Diksmuide een uitgestrekt slikken- en schorrengebied zogenaamd "Birkla" (zie onder dorpsinleiding Pervijze) dat uitermate geschikt was voor schapenteelt. Het grondgebied van het huidige Sint-Jacobskapelle is een uitloper van deze schorre.

Elfde eeuw

1066: graaf Boudewijn V schenkt gronden aan het Sint-Pieterskapittel van Rijsel waaruit de heerlijkheid " 't Vrije van Rijsel" ontstaat. Deze heerlijkheid strekt zich uit aan de westelijke oever van de IJzer en omvat onder meer delen van de huidige dorpen Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Kaaskerke, Oudekapelle en Nieuwkapelle. Deze 'contribuante heerlijkheid' behorend tot de "Generaliteit van de Acht Parochies" valt zoals een dertiental andere zelfstandige heerlijkheden buiten de jurisdictie van de kasselrij Veurne-Ambacht. De heerlijkheid Nieuwkapelle, een leenhof gehouden van het prinselijk leenhof van de Burg van Veurne, strekt zich onder meer ook uit over Sint-Jacobskapelle, Oudekapelle en Lampernisse.

Tot de Franse Revolutie behoort Sint-Jacobskapelle tot de kasselrij van Veurne-Ambacht, meerbepaald de zuid-vierschaar.

Twaalfde eeuw en dertiende eeuw

Door de inpoldering van de Middellandpolders vanaf de eerste helft van de 12de eeuw - dit na de duinkerketransgressie van de 11de eeuw en de bedijking van de IJzermonding - ontstaan nieuwe bewoningsgebieden die voor de eredienst te ver van de moederparochie Esen gelegen zijn. In de 12de en 13de eeuw worden dan ook nieuwe parochies gesticht ten oosten van de Oude Zeedijk zoals onder meer Sint-Jacobskapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Nieuwkapelle, Kaaskerke en Stuivekenskerke. Het suffix ‘kerke’ of 'kapelle’ wijst dan ook op een jongere stichting vanaf de 12de eeuw.

1247: stichtingsoorkonde door de bisschop van Terwaan van een nieuwe parochie tussen Diksmuide, Rellemskapelle (het huidige Oudekapelle) en Kaaskerke (ongetwijfeld gaat het om Sint-Jacobskapelle). Reden is dat de moederkerk van Esen te veraf ligt voor de bewoners. Voordien was er mogelijk reeds een kleine kapel, afhankelijk van de moederkerk van Esen.
1282 of 1296: eerste vermelding als "en le paroche de Saint-Jackeme capielle" in een document van het Brugse Sint-Donaaskapittel in verband met kerkbelastingen. In 1303 wordt het "Sancti Jacobi Capele". Mogelijk bestaat er een verband tussen deze naamgeving en de piekeeuwen van de cultus/ pelgrimage van Sint-Jacob de meerdere.

Veertiende eeuw

In de 14de eeuw breken opstanden uit tegen graaf Lodewijk van Nevers (gestorven in 1346) en diens bondgenoot de Franse koning, dit omwille van de te hoge belastingen en heffingen. Op 23 augustus 1328, tijdens de slag bij Cassel, staan het Franse leger van koning Filips IV en de opstandelingen onder leiding van Nicolaas Zannekin, een herenboer uit Lampernisse, tegenover elkaar. Een mislukte verrassingsaanval kost Zannekin en zijn boerenleger het leven.

De repressie na de slag bij Kassel en de economische crisis hebben een serieuze impact gehad op de verspreidingsgeschiedenis van de landbouwuitbatingen. De steeds aangroeiende bevolking had ervoor gezorgd dat ook minder geschikte gronden werden aangewend voor landbouw. Wanneer de conjunctuur omsloeg, verdwenen deze landbouwuitbatingen natuurlijk het eerst.

Sint-Jacobskapelle zou in de 14de eeuw een bloeiende lakennijverheid hebben gekend, dit wellicht als toeleverancier van deze nijverheid in Diksmuide, lid van de Londense Hanze. Door de Honderdjarige Oorlog (1337-1453) begon Engeland zelf met de productie van laken, wat leidde tot de ondergang van de Diksmuidse lakennijverheid.

Vijftiende eeuw

In 1420 werd het kerkje van Sint-Jacobskapelle verbouwd door ridder Jacobus de Visch, heer van Nieuwkapelle.

Zestiende eeuw

In de 16de eeuw wordt de hele streek getroffen door een verzwakte economische toestand en godsdiensttroebelen. Sint-Jacobskapelle wordt net als de meeste dorpen in de Westhoek in 1565-1566 geteisterd door de geuzen en de beeldenstormers. De kerk loopt zware schade op: Schotse soldaten zouden onder meer twee kerkklokken hebben vernield. In 1594 wordt uit de brokstukken een nieuwe klok gesmolten (tot op heden bewaard) met opschrift: "Ic heete Jacob 1594".

Bij de herindeling van de bisdommen in 1559 (afschaffing van het bisdom Terwaan) wordt Sint-Jacobskapelle ingedeeld bij het bisdom Ieper.

Na de herovering van de kasselrij Veurne door de Spaanse landvoogd Alexander Farnese (1583), vindt een algemene uittocht van protestantsgezinden plaats naar Engeland, Duitsland en de Noordelijke Nederlanden. De Spaanse troepen leggen in 1584-1591 een verdedigingslinie ten westen van de IJzer en de Ieperlee aan om het achterliggende poldergebied te vrijwaren van de plundertochten van de hervormingsgezinden vanuit Oostende. Als onderdeel van deze antipenetratielijn wordt ten noorden van de samenvloeiing van de IJzer en de Ieperlee een klein vierkant sperfort opgericht, de voorloper van het latere "fort de Cnocke" (op grondgebied Lo-Reninge en Houthulst, dicht bij Nieuwkapelle, Oudekapelle en Sint-Jacoskapelle). Ook ter hoogte van Schoorbakke (grens Pervijze en Schore, Middelkerke) wordt in 1586 een klein fort opgetrokken.

Zeventiende eeuw

Na de verovering van Oostende in 1604 verliest de verdedigingslinie ter hoogte van IJzer en Ieperlee haar belang. Het sperfort "de Cnocke" blijft evenwel samen met nog drie andere forten behouden, dit in tegenstelling tot het fort van Schoorbakke.

In de eerste helft van de 17de eeuw kent de kasselrij Veurne (waartoe Sint-Jacobskapelle behoort) een hoogconjunctuur. Vanaf circa 1635 (oorlogsverklaring van Frankrijk aan Spanje) en vooral vanaf de inname van Veurne in 1646 komt een einde aan deze bloeiperiode. Het "fort de Cnocke" wint opnieuw aan strategisch belang. Sint-Jacobskapelle wordt in 1646 en 1650 aangevallen door Franse troepen. In de jaren 1650 wordt de kerk geplunderd door ronddwalende soldaten. Deze eerste fase van oorlogsgeweld wordt afgesloten in 1659 (Vrede van de Pyreneeën). Na 1648 wordt Sint-Jacobskapelle verenigd met Oudekapelle onder het kapittel van Sint-Donaas (Brugge).

Het regime van Lodewijk XIV (1661-1715) wordt gekenmerkt door vijf opeenvolgende oorlogen waaronder de Zuidelijke Nederlanden en in het bijzonder de kasselrij Veurne zwaar te lijden hebben.
In 1668 (Vrede van Aken) komt de kasselrij Veurne opnieuw onder Frans bewind. Lodewijk XIV laat de noordgrens van zijn rijk (de IJzer vormt de grens tussen de kasselrij Veurne en het Brugse Vrije, en dus ook van het bezette gebied) versterken door Vauban met de aanleg van een dubbele verdedigingslinie, de zogenaamde 'pré-carré'. Het  "fort de Cnocke" wordt omwille van zijn uitzonderlijk strategisch belang vanaf 1678 verder uitgebouwd naar ontwerp van Vauban. In 1696 richten de Spanjaarden ter hoogte van Schoorbakke (Pervijze op grens met Schore, Middelkerke) een fort op als bruggenhoofd tegen de Fransen. Deze oorlogen gaan opnieuw gepaard met een ontvolking van de streek.

Achttiende eeuw

De Spaanse Successieoorlog teistert de kasselrij Veurne-Ambacht van 1706 tot 1713. Bij de Vrede van Utrecht (1713) doet Frankrijk afstand van de kasselrij Veurne ten voordele van de Oostenrijkse Nederlanden. Het "fort de Cnocke" wordt samen met de steden Veurne en Ieper opgenomen in de 'Bareelversterking' tegen het Franse koninkrijk. Na het midden van de 18de eeuw verliezen deze versterkingen echter geleidelijk aan hun betekenis: in 1781 geeft Jozef II de opdracht het "fort de Cnocke" te slopen.

Negentiende eeuw

Vanaf 1801 tot 1834 behoort Sint-Jacobskapelle bij het bisdom Gent; vanaf 1834 bij het bisdom Brugge.

In 1852 wordt het dorp door kanunnik Tanghe (parochieboeken) getypeerd als een landbouwdorp met voornamelijk vette weiden, afgewisseld met vruchtbaar zaailand. Het bevolkingsaantal was op zijn hoogst in 1899 met 239 inwoners. Vermoedelijk productie van boter voor de botermarkt te Diksmuide. Nog na de Eerste Wereldoorlog zijn er een paar schaapherders actief te Sint-Jacobskapelle.

Een beschrijving van 1830 geeft aan dat er te Sint-Jacobskapelle een kerk met kerkhof, een pastorie, vijf dishuizen, twee hoeves en twee arbeiderswoningen zijn. Van een school is nog geen sprake. Circa 1872 komt er een school met de koster als onderwijzer. Te Sint-Jacobskapelle is er geen gemeentehuis, de zittingen gaan door in de herberg "Het gemeentehuis".
Voor de Eerste Wereldoorlog is er slechts één openbare weg, met name de kronkelende Sint-Jacobsstraat van het Sint-Jacobsplein tot aan de IJzer (zie Atlas der Buurtwegen circa 1843).

Twintigste eeuw

Eerste Wereldoorlog (zie ook De Eerste Wereldoorlog en het IJzerfront onder de algemene inleiding)

Na de "Slag aan de IJzer" (oktober 1914) volgt een vier jaar lange stellingenoorlog. De Belgische verdedigingslinie volgt vanaf Nieuwpoort de spoorweg Nieuwpoort-Diksmuide tot ongeveer ter hoogte van het gehucht Oud-Stuivekenskerke (Stuivekenskerke, Diksmuide), loopt daarna zuidoostwaarts over Kaaskerke (Diksmuide) om bij kilometerpaal 16 op de IJzer aan te sluiten. Ten zuidwesten daarvan volgt het front de IJzer over Sint-Jacobskapelle, Oudekapelle en Nieuwkapelle, om aan het Fort de Cnocke (Lo-Reninge/ Houthulst) het kanaal IJzer-Ieper te volgen.

Op 21 oktober 1914 kunnen de Belgen hun front inkorten tot aan het Fort de Cnocke, net ten zuiden van Nieuwkapelle. Vanaf het fort tot aan Bikschote (Langemark) nemen de Franse troepen de verdediging van het kanaal IJzer-Ieper over.

Sint-Jacobskapelle wordt zwaar onder vuur genomen door Duitse beschietingen. Het vernietigde dorp wordt doorsneden door Belgische verdedigingslinie(s) met loopgraven en bunkers. Op 4 december 1914 wordt de Sint-Jacobskerk vernield door een Duits bombardement. Enkele muren blijven evenwel recht staan: de koorgevel van de vernietigde kerk wordt door het Belgisch leger met behulp van een hoge ladder gebruikt als observatiepost. De archieven van de parochie en de kerkschatten worden gered en in veiligheid gebracht in de kapel van het hospitaal "L' Océan" in De Panne.

Wederopbouwperiode

In 1919 wordt de vernielde Sint-Jacobskerk samen met het burgerlijk en militair kerkhof als landschap gerangschikt met de bedoeling om het dorp te behouden als een permanente oorlogssite. De realisatie van dit plan wordt echter verhinderd door de vlugge terugkeer van vluchtelingen. Een ploeg van drie inwoners ruimen de loopgraven op en dynamiteren een aantal bunkers. De verbindingswegen tussen de loopgraven - kronkelend tracé als bescherming tegen vijandelijke beschietingen - worden echter behouden als gemeentewegen (zie onder meer Kapellestraat en Jagersstraat).

Ondanks de rangschikking, wordt het puin van de kerk geruimd (dossier 1919-1923, Archief Dienst der Verwoeste Gewesten). In 1925 (dossier 1921-1925 Archief Dienst der Verwoeste Gewesten) wordt de kerk op dezelfde grondvesten heropgebouwd naar de plannen van architect Camille Van Elslande (Veurne). Toch vertoont de wederopbouwkerk stilistisch heel wat wijzigingen ten opzichte van de vooroorlogse kerk.

Ook de gemeenteschool en de pastorie worden heropgebouwd naar ontwerp van architect Camille Van Elslande (Veurne). Vanaf 1922 wordt in een barak onderricht gegeven door een zuster van de H. Vincentius à Paulo (Vladslo). In 1924 verhuis naar de heropgebouwde school. Van 1948 tot de sluiting in 1985 wordt het onderricht overgenomen door de zusters van Maria (Ingelmunster). Ook na de oorlog krijgt het dorp geen gemeentehuis.

Landschappelijk en bouwkundig erfgoed

Door zijn ligging in het frontgebied wordt Sint-Jacobskapelle tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig vernield. Het bouwkundig erfgoed wordt er dan ook volledig getypeerd door de typische wederopbouwarchitectuur van de jaren 1920, geïnspireerd op de lokale baksteenarchitectuur.

In 1974 wordt de Sint-Jacobskerk en het omringende kerkhof beschermd als landschap (K.B. van 12.04.1974). Dit kleine kerkje omgeven door paardekastanjes en lindebomen vormt samen met de gaaf bewaarde pastorie uit de wederopbouwperiode de kern van een landbouwdorp met erg weinig bebouwing.
Enkel de gedenkzuil voor de militaire en de burgerlijke slachtoffers van beide wereldoorlogen op het Sint-Jacobsplein herinnert nog aan het frontgebied van de Eerste Wereldoorlog. De bewaarde wegwijzers, vermoedelijk opgericht tijdens de Tweede Wereldoorlog, typeren het open poldergebied ten westen van de IJzer.

  • Inventarisatie van relicten uit de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek (Provincie West-Vlaanderen, "Oorlog en Vrede in de Westhoek", en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen).
  • BECUWE F., De oorlogen van Lodewijk XIV en hun weerslag voor Veurne-Ambacht, in De Gidsenkring, nr. 3, jg. 23, 1985, p. 23-40.
  • CARNIER M., Bidplaatsen en parochies in het bisdom Terwaan, Brussel, 1999.
  • DEMOEN H., Het Diksmuidse van toen, Een verzameling beknopte historische gegevens, aangevuld met historische foto's en prentbriefkaarten, Brugge, 1984, p. 94-99.
  • GOEMARE A. , St.- Jacobskapelle voor 1914, in Bachten de Kupe, jg. 18, n° 1, 1977, p. 25-27.
  • GOEMARE A., Sint-Jacobskapelle door de eeuwen, in Den Dyzere, jg. 4, n° 3, 1985, p. 104 -109.
  • GYSEL A., Bijdrage tot de geschiedenis van Sint-Jacobskapelle, in De Gidsenkring, jg. 30, n° 4, 1992, p. 3- 20.
  • JACOBS M., Zij die vielen als helden… Inventaris van de oorlogsgedenktekens van de twee wereldoorlogen in West-Vlaanderen, Deel 2, Brugge, 1996.
  • NOTEBAERT A., NEUMANN CH., VANDEN EYNDE W., Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1986.
  • Oudekapelle, ingedommeld polderdorp aan de IJzer, in Curiosa, jg. 35, n° 342, 1997, p. 15-19.
  • TANGHE G.F., Parochieboek van Sint-Jacobskapelle (Facsimileuitgave Familia et Patria, Handzame, 1976).
  • Sint Jacobskapelle, Parel van de Diksmuidse polder, in Curiosa, jg. 35, nr. 341, 1997, p. 19-23.

Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Jacobskapelle [online], https://id.erfgoed.net/themas/14637 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.