Geografisch thema

Stalhille

ID
14724
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14724

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

Stalhille is een verstilde landelijke gemeente in het noordwesten van de provincie West-Vlaanderen, gelegen ten noorden van het kanaal Brugge-Oostende. Ze telt circa 679 inwoners (2007) en heeft een oppervlakte van 1090 hectare. Sinds 1977 is Stalhille samen met Snellegem, Varsenare en Zerkegem bij Jabbeke gefusioneerd. In het noorden is Stalhille begrensd door Vlissegem en Klemskerke, in het westen door Ettelgem, in het zuiden door Jabbeke en Snellegem en in het oosten door Varsenare en Houtave.
De centrale, van noord naar zuid lopende Cathilleweg, waarlangs het straatdorp zich ontvouwt, was tot voor de aanleg van de snelweg N377 Jabbeke-De Haan (1977) een drukke verbindingsweg naar de kust. De nieuwe snelweg ontsluit de gemeente enerzijds vlot voor het verkeer, maar had anderzijds een negatieve invloed door de terugval van horeca en handel in de dorpskern en de afsplitsing van het oostelijke deel van het grondgebied.

Stalhille behoort tot de Oudlandpolders, wat het oudste gedeelte vormt van de polderstreek is, rond de 8ste eeuw in gebruik genomen en sindsdien onafgebroken bewoond. In het Oudland worden landbouw en bewoning beheerst door een patroon van kreekruggen en kommen. De bewoning, zowel de hoeves als de dorpskernen, en de akkerbouw zijn in dit gebied bijna uitsluitend op de relatief droge gronden van de kreekruggen gevestigd; Stalhille is hier een duidelijk voorbeeld van. De kommen bestaan uit natte zware gronden die overwegend voor weiland gebruikt worden.

Stalhille ligt in een waterrijke polder die wordt beheerd door de Watering van Blankenberge. Het grondgebied wordt ten noorden en ten zuiden door twee lange historische waterlopen begrensd, namelijk de Noord-Ede en het Kanaal Brugge-Oostende. In 1306 wordt voor het eerst melding gemaakt van de "Noordheye", een kleine waterloop tussen Klemskerke en Zuienkerke, die de bedding van een oude transgressiekreek volgde. In 17de eeuw wordt de verbinding met de zee gerealiseerd, wanneer men de Noord-Ede vanuit Klemskerke aansluiting geeft op de Zijdelinge, een nieuw gegraven kanaaltje dat naast de gelijknamige dijk loopt. De huidige Noord-Ede heeft vandaag elk belang voor de scheepsvaart verloren maar vervult nog steeds een belangrijke afwateringsfunctie.

Het kanaal Brugge-Oostende gaat terug op een eeuwoude waterweg de Ieperleet, die het overtollige water uit de moerassige gebieden rond Jabbeke afvoerde. De Ieperleet wordt in 1166 gekanaliseerd en bevaarbaar gemaakt, en nog verschillende keren rechtgetrokken in de 17de en 18de eeuw. Eind 20ste eeuw verliest het kanaal gedeeltelijk zijn transportfunctie ten voordele van recreatie.

HISTORISCHE INLEIDING

De eerste vermelding van Stalhille vinden we terug in een geschreven document dat dateert van 1247; de schrijfwijze is sindsdien ongewijzigd gebleven. Het betreft een stichtingsakte van de parochie Stalhille met een charter van Walter de Marvis, bisschop van Doornik. De naam Stalhille verwijst naar de ligging van het dorp op één van de hoogste kreekruggen in het poldergebied, namelijk "bewoonde plaats op een heuvel". Sommige auteurs menen dat "Scelfela", met eerste vermelding in 1003, de vroegere naam van Stalhille zou zijn. Andere bronnen verwijzen naar "Schelfiet" als een oudere naam van Stalhille, om een oorsprong in de tweede helft van de 7de eeuw aan te tonen.

Samen met Jabbeke vormde Stalhille één van de vijfendertig ambachten van het Brugse Vrije, het Ambacht Jabbeke. Op het einde van de 16de eeuw werd het ambacht Jabbeke met het Ambacht van Snellegem en Zerkegem onder de "Berijder van Straten" verenigd. Bestuurlijk en rechtelijk behoorde Stalhille net als Jabbeke tot de heerlijkheid Guysen met hoofdzetel in Zevekote. Het Brugse Sint-Janshospitaal had in de middeleeuwen inkomsten uit bezittingen in Stalhille.

Stalhille is vanaf de late middeleeuwen bekend omwille van het steken van turf, gebruikt voor de zoutwinning (tot in de 15de eeuw) en als brandstof (tot in de 19de eeuw).
In de 14de- en 15de-eeuwse architectuur werd veel baksteen gebruikt uit de steenovens van Stalhille die langs het huidige kanaal Brugge-Oostende lagen.
Vanaf 1551 is een schuttersgilde in Stalhille bekend. De perse stond in de "Gaaipersbilk", een perceel ten noorden van de dorpskern.
De godsdienstoorlogen zorgden heel de 16de eeuw lang voor crisis in de streek, waardoor de landbouwgronden weinig opbrachten en onder meer de kerk werd geplunderd en verwoest. Pas vele decennia later werd de kerk hersteld en opnieuw ingewijd.

De 19de eeuw betekende in alle opzichten vooruitgang voor Stalhille. De bevolking groeide aan van 452 inwoners in 1815 tot 1090 inwoners in 1890. Stalhille had rond 1900 een notaris, een landmeter en tal van notabelen en rijke burgers zoals een paardenfokker, wat zich uitte in de nog steeds bestaande fraaie burgerhuizen langs de Cathilleweg. Veel hoeves ondergingen belangrijke uitbreidingen en vernieuwingen. Langs de Oostendse Vaart werd een nieuwe steenbakkerij opgericht, een gemeente- en katholieke school organiseerden het onderwijs in het dorp.

De Eerste en Tweede Wereldoorlog gingen niet ongemerkt voorbij in Stalhille. Kerk en kloosterschool werden als lazaret gebruikt. In 1914 werd langs de Cathilleweg een vliegplein aangelegd, dat net als de vliegpleinen in het naburige Snellegem in 1917 operationeel werden.
Tijdens de 20ste eeuw halveerde de bevolking van Stalhille opnieuw. Om de ontvolking tegen te gaan, werden verkavelingen aangelegd tussen de bouwlinten van de Spanjaardstraat en de Cathilleweg. Het landschap veranderde verder ingrijpend door ruilverkaveling en de aanleg van de snelweg naar De Haan.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

Stalhille is een straatdorp, dat zich ontwikkelde langs de Cathilleweg, een zuid-noordgerichte polderweg. De Sint-Jan-Baptistkerk is de parochiekerk van Stalhille, en is gelegen in het middelpunt van het grondgebied. De bakstenen kerk met mooie vieringtoren is in kern vroeggotisch, maar kende belangrijke heropbouwwerken in de 17de, 18de en 19de eeuw.

Het karaktervolle straatbeeld van Stalhille wordt bepaald door de talrijke ruime, twee bouwlagen hoge, 19de- en begin-20ste-eeuwse burgerhuizen in een sobere, traditionele maar verzorgde bouwstijl. Bijna allemaal zijn het dubbelhuizen met een strakke lijstgevel waarin rechthoekige muuropeningen. De 19de-eeuwse woningen hebben doorgaans een gepleisterd parement; de begin-20ste-eeuwse huizen volgen de toenmalige trend van de bakstenen parementen. De burgerhuizen werden door de plaatselijke notabelen gebouwd en behielden hun stijlvolle karakter tot op vandaag.

De wegen vertrekken straalsgewijs vanuit de dorpskern naar het omliggende platteland. Het ommeland van Stalhille vertoont alle kenmerken van het polderlandschap, met open wei- en akkerland, grachten en verspreide hoeves. De meeste hoeves zijn in kern 17de- of 18de-eeuws en vertonen de typische streekeigen kenmerken van de Noordzeepolders, met losse bakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken. Daarbij is het boerenhuis meestal het oudste en het meest specifieke wat architecturale afwerking betreft: een boerenhuis van het langgeveltype met aansluitende stallen komt regelmatig voor, de opkamer is vaak onder een zadeldak met hogere nok gevat, wat voor een typisch gabariet zorgt. Mooie voorbeelden hiervan zijn te vinden langs de Cathilleweg en langs de Spanjaardstraat; langs de Kalsijdeweg op nummer 1, is een hoeve met waardevolle, zeldzame 18de-eeuwse interieurelementen bewaard.

Een molen vormt in de meeste gevallen een vast element in een landelijke gemeente. In Stalhille is langs de Kalsijdeweg een tot vakantieverblijf omgebouwde bakstenen molen te vinden. Tot in de jaren 1930 waren er vier rosmolens in Stalhille, waarvan er nog twee bewaard zijn, met name de beschermde achthoekige rosmolen in de Cathilleweg nummer 6 en het ronde exemplaar zonder mechanische elementen in de Paddegatstraat nummer 3.

  • DE SEYN E., Geschied- en aardrijkskundig woordenboek der Belgische gemeenten, deel 2, Brussel, s.d., p. 1294.
  • DENDOOVEN L., Dit is West-Vlaanderen, deel 3, Sint-Andries, 1962, p. 1819-1921.
  • HASQUIN H., Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, deel 2 (Vlaanderen-Brussel), Brussel, 1980, p. 1055-1056.
  • MONTEYNE G., Stalhille, parel van het Noorden, Jabbeke, 2000.
  • Stalhille, in Jabbeke, Extra-info, juni 1999.
  • www.jabbeke.be

Bron: HOOFT E. met medewerking van BOONE B., CALLAERT G., DE BODT V. & SANTY P. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Jabbeke, Deelgemeenten Snellegem, Stalhille, Varsenare en Zerkegem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL35, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stalhille [online], https://id.erfgoed.net/themas/14724 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.