erfgoedobject

Steenkoolmijn van Eisden: Tuinwijk Eisden-Mijn

bouwkundig element
ID
122141
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/122141

Juridische gevolgen

Beschrijving

Vanaf 1908 begint de mijn met de aankoop van gronden in Eisden. Onmiddellijk wordt begonnen met de bouw van een tuinwijk. De te verwachten productie veronderstelde immers de aanwezigheid van een zeer groot aantal arbeidskrachten, dat onmogelijk door de onmiddellijke omgeving kon geleverd worden; A. Dumont schatte dat elke zetel in 1916-1917 circa 4.000 mijnwerkers zou nodig hebben. Immigratie was dan ook vanaf het begin voorzien. De bestaande, omliggende huisvesting was hiervoor ontoereikend. Provincie-architect L. Jaminé stelt een aantal richtlijnen op waaraan de nieuw op te richten arbeiderswijken moeten voldoen; in opvolging hiervan wordt de wijk ingeplant ten zuidwesten van de mijn, zodat ze dan het minst blootstaat aan de luchtvervuiling, en op een afstand die voor de werknemers te voet is af te leggen, circa 1.500 meter. Een eerste bouwfase dateert van 1911 tot 1913. In 1911 zijn 50 tweewoonsten gebouwd, ten westen van de Koninginnelaan, aan de Kastanjelaan, Voedingslaan, Eikenlaan en Kapelstraat. Zij zijn bedoeld voor de Waalse specialisten, die werkzaam waren bij het delven van de schachten. De woningen worden eerst gebouwd, later pas worden de wegen aangelegd. Het geheel inspireert zich aan de Engelse tuinwijken, zonder formeel stratenpatroon, en schijnt aangelegd zonder een vooropgesteld plan. In 1912-1913 worden vier ingenieursvilla's gebouwd aan de noordzijde van de Kastanjelaan, en de directeurswoning in een zeer ruim park ten oosten van de Koninginnelaan, aan het begin van de tuinwijk. Er wordt een begin gemaakt met de aanleg van de binnenwegen. In 1914 zijn circa 110 woningen klaar. In 1919 worden een aantal vierwoonsten en zeswoonsten gerealiseerd aan de L. Schalenborghlaan, de Bremstraat, de Eikenlaan, de Bosjesstraat, de Heidestraat en de G. Lambertlaan.

Na deze eerste fase valt de woningbouw een tijdje stil, aangezien de eigenlijke steenkoolproduktie pas langzaam op gang komt. De mijnadministratie heeft nu tijd om een volledig aanlegplan te ontwerpen. Dit aanlegplan omvat het gebied ten zuiden en westen van de oorspronkelijke wijk. Hier is wel een hiërarchisch wegennet voorzien met een centrum, dat in een latere periode van een landmark (kerk) dient voorzien te worden. In 1923 worden de woningen tussen de Kastanjelaan ten noorden, de G. Lambertlaan ten oosten, de Natiënlaan ten westen en de Echostraat ten zuiden gebouwd. Tot 1919 functioneert dit oorspronkelijke gedeelte van de tuinwijk als een zelfstandige nederzetting, met eigen voorzieningen: bakker, slager, kapel in de Kapelstraat en de school in de huidige Eikenlaan. Vanaf 1923 wordt begonnen met de uitbouw van het centrum rondom het kerkplein (kruising Kastanjelaan en Natiënlaan) met de bouw van de jongensschool.

In 1924 wordt de tuinwijk uitgebreid aan de L. Mercierlaan en de Romeins Kampstraat. In 1925-1926 wordt dit westelijk-gedeelte verder ingevuld. In 1926 wordt de oostzijde van de Koninginnelaan bebouwd. Er worden twee logementshuizen gebouwd aan de P. Lambertlaan.

Een derde fase in het ontstaan van de tuinwijk gebeurt niet rondom het geplande centrum, maar ten oosten van de Koninginnelaan, ten oosten dus van de bestaande wijk. Het definitieve plan van deze uitbreiding ontstaat na 1926. Het wijkt af van de vorige ontwerpen in de zin dat de aanleg meer formeel is. In 1936 ontstaat de wijk aan de Baron Coppeelaan, de P. Nicoutlaan, de Lijsterbessenstraat, de Kersenlaan en de Acacialaan, in 1957 uitgebreid met de I. Orbanlaan. In deze periode wordt nog een logementshuis aan de P. Lambertlaan gebouwd.

De volledige uitvoering van het centrum wordt nooit gerealiseerd, ten gevolgde van de Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende kolencrisissen. Alleen de kerk (1937), de zuidwestelijke-wand met jongesschool (1925-25, uitgebreid 1935) en de zuidwestzijde van de Kastanjelaan met meisjesschool en klooster (1934) worden gebouwd. Aan de noordwestzijde van het plein was in spiegelbeeld van het schoolcomplexeen gelijkaardig gebouwenvolume gepland met onder meer een regie, een casino, een postgebouw, een restaurant / feestzaal, sport- en wandelaccomodatie en een kioskplein. Alleen het regiegebouw wordt opgetrokken. Door het ontbreken van een noordwestwand heeft de ruimte nooit zijn echte pleinkarakter gekregen. De centrumvorming werd bovendien tegengewerkt door het beleid van de mijndirectie, die de volledige infrastructuur van de tuinwijk in eigen beheer hield en aldus een natuurlijk groeiende handels- en horecasector onmogelijk maakte; hierdoor ontstaat naast en buiten de tuinwijk de Pauwengraaf, het eigenlijke handelscentrum van de wijk, waar deze ontplooiing wel mogelijk is, en dit ten nadele van het centrum van de wijk.

Het casino, ingericht in een gedeelte van de oorspronkelijke jongensschool, bood de nodige ruimte voor culturele manifestaties en twee bibliotheken. In 1942 wordt de voetbalclub Patro-Eisden gesticht, waarvoor de mijndirectie drie pleinen voorziet in de nabijheid van het kerkplein. Het geplande, overdekte olympische zwembad bij het begin van de Koninginnelaan daarentegen wordt, ten gevolge van de kolencrisis van 1958, beperkt tot een openluchtzwembad.

De structuur van de tuinwijk is dus vrij complex. Als feitelijke hoofdas wordt de Koninginnelaan ervaren, de eerste weg die de N.V. Kolenmijn Limburg-Maas in 1911 aanlegt om de industriegebouwen en de nieuwe nederzetting te verbinden met het bestaande wegennet, inzonderheid de steenweg Maastricht-Maaseik. Aan de Koninginnelaan liggen de directeurswoning en het park. Dit zogenaamd Koninginnepark wordt aangelegd naar aanleiding van het bezoek van koningin Elizabeth in 1922, en is voorzien van een marmeren standbeeld van de koningin door beeldhouwer A. Courtens; het park heeft ook een kiosk. Ten noorden heeft de Koninginnelaan uit op de Zetellaan, waarvan aan de noordzijde de mijngebouwen liggen.

De andere, structuurbepalende straten zijn duidelijk secundair aan deze twee lanen. Het westelijk-gedeelte van de tuinwijk is gestructureerd rondom de Natiënlaan en de Kastanjelaan, die elkaar in het centrum, op het kerkplein, kruisen.

Het recentste, oostelijk-gedeelte van de wijk is opgebouwd rondom de T-vormige aansluiting van de Baron Coppeelaan en de Paul Nicoutlaan. De overige straten zijn echte woonstraten, die zich kronkelen tussen deze hoofdassen.

De belangrijkste straten zijn voorzien van een beplanting met hoogstammen. Deze beboming is sterk beeldbepalend voor de tuinwijk in haar geheel; sommige wegen worden genoemd naar de er voorkomende boomsoort: Kastanjelaan, Berkenlaan, Eikenlaan et cetera. Een ander belangrijk element is de omheining van de percelen met hagen van liguster, meidoorn of haagbeuk, die oorspronkelijk de regel was, maar steeds meer vervangen wordt door andere soorten afsluiting, zoals betonplaten, metselwerk en draad.

Belangrijk voor het algemene uitzicht van de tuinwijk zijn zeer zeker de grote privé-tuinen. De percelen zijn elk minimum 650 vierkante meter groot. Dit resulteert in een zeer lage bebouwingsdensiteit, met name minder dan 8,8 woningen per ha. Het tuinwijkreglement schreef voor dat voor de woning bloemenperken dienden te worden aangelegd, de rest van de grond werd als moestuin bewerkt. Ieder perceel was voorzien van een hoogstamboom, perelaar, kersenboom of perzikboom; er werden rozenstruiken en klimop aangeplant. Ook het openbaar groen kreeg de nodige aandacht: het Koninginnepark en het Paul Lambertplein, aangelegd volgens plannen van de mijn, en de pleintjes op de kruispunten, die beplant waren met ligustrum en wilde laurier. De oostelijke-zone had gemeenschappelijke achtertuinen met hoogstammig groen; deze zijn nu opgedeeld en verkocht. Al het openbaar groen kende trouwens sinds de jaren 1950 een algemene aftakeling.

Arbeiderswoningen (1919-1936).

De woningen zijn gebouwd naar ontwerp van Corthouts en 's Heeren. Het meest voorkomende type is de tweewoonst, waarbij de twee woningen als één geheel worden behandeld, symmetrisch tegen elkaar gelegen. Zoals hoger vermeld komen ook een aantal vier- en zeswoonsten voor. Ondanks de uiteenlopende bouwdata werden alle woningen in een gelijkaardige stijl opgetrokken. Bakstenen gebouwen van twee bouwlagen onder wolvedaken, met imitatievakwerk onder de dakranden, en rechthoekige muuropeningen. De oudste woningen worden gekenmerkt door de houten lateien en hardstenen lekdrempels aan de muuropeningen; de huizen gebouwd na 1919 zijn voorzien van betonnen lateien en bakstenen lekdrempels. De begane grond omvat een gang, een woonkamer, een goede kamer (niet in elke woning) en een keuken; de keuken is tevens bereikbaar via een achterdeur; toilet en wasplaats bevinden zich in een lage aanbouw achter de keuken en zijn van buiten uit bereikbaar. Een trap in de gang leidt naar de bovenverdieping, waar twee of drie slaapkamers uitgeven op een kleine gang. Gemeenschappelijke pompen op verschillende plaatsen in de straat zorgden oorspronkelijk voor de watervoorziening.

Bediendenwoningen.

Wijken wat betreft afwerking niet af van het uitzicht van de arbeiderswoningen. Zij hebben een grotere oppervlakte en meer comfort, onder meer een badkamer en toilet binnenshuis.

Ingenieursvilla's (1912-1913).

Deze woningen zijn alleenstaande gebouwen, gelegen in een ruime tuin, die door de mijn werd onderhouden. Ook hier onderscheidt slechts de oppervlakte en het volume van de gebouwen van die van de arbeiderswoningen.

  • HOEBEN E. 1986: Van heide tot verstedelijkt gebied. De groei van Eisden-tuinwijk, onuitgegeven eindverhandeling, Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas Gent.
  • KOHLBACHER J. s.d.: medegedeelde gegevens, s.l..
  • PALUMBO S. 1983: Eisden-cité, onuitgegeven eindverhandeling, Provinciaal Hoger Architectuurinstituut Hasselt.
  • VAN DOORSLAER B. 1990: Zwarte monumenten in groen Limburg. Naar een verdiende toekomst voor het mijnpatrimonium, M&L 9.4, 48.

Bron: SCHLUSMANS F. 1996: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kantons Bilzen - Maasmechelen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Directeurswoning

  • Omvat
    Mijnwerkerswoning

  • Omvat
    Parochiekerk Sint-Barbara

  • Omvat
    Pastorie van de Sint-Barbaraparochie

  • Omvat
    Regiegebouw van de steenkoolmijn

  • Omvat
    Villa

  • Is gerelateerd aan
    Begraafplaats Eisden tuinwijk

  • Is gerelateerd aan
    Steenkoolmijn van Eisden

  • Is gerelateerd aan
    Steenkoolmijn van Eisden: Cité van Mechelen-aan-de-Maas

  • Is gerelateerd aan
    Steenkoolmijn van Eisden: Cité van Vucht

  • Is gerelateerd aan
    Twee bijgebouwen van het station Eisden-Mijn

  • Is deel van
    Eisden


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Steenkoolmijn van Eisden: Tuinwijk Eisden-Mijn [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/122141 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.