Het eerste station op Nekkerspoel was een veestation, definitief in gebruik genomen in 1879 en gelegen tussen de spoorbaan naar Antwerpen, de Nekkerspoelstraat, de Lakenmakersstraat en de huidige afleidings-Dijle; in 1887 mocht de maatschappij van de buurtspoorwegen een goederenstation oprichten naast dit veestation, waardoor de uitwisseling van goederen en vee tussen staats- en buurtspoorweg vergemakkelijkt werd. Van beide stations bleef niets bewaard.
Historiek
Enkele jaren later, op 14 juli 1890, besloten stadsbestuur en spoorwegen om de spoorlijn naar Antwerpen, tussen de Dijle en de grens met Sint-Katelijne-Waver, te verhogen. De stenen brug over het reeds gegraven deel van het afleidingskanaal, aanbesteed op 6 september 1897, stond er jarenlang eenzaam bij; de rest van het project met inbegrip van de nog bestaande gemetselde bruggen aan Jan Bols- en Caputsteenstraat en de inmiddels vernieuwde, metalen bruggen ter hoogte van de Nekkerspoelstraat werd pas in 1908-1910 gerealiseerd; op 15 maart 1910 reden de eerste treinen op de verhoogde berm. In 1908-1912 werd ter hoogte van het Zand, dit is het terrein tussen de Dijle, de spoorbaan Muizen-Mechelen-Nekkerspoel en de afleidings-Dijle, een goederenstation gebouwd, waar toen ook de diensten van laad- en losplaats voor vee werden ondergebracht. Het reizigersstation, aanbesteed op 16 mei 1912, werd op 8 augustus officieel opengesteld voor het publiek.
Beschrijving
Reizigersstation in neo-Vlaamserenaissance-stijl van 1912-1913. Ingenieus complex van één tot drie bouwlagen (zie niveauverschil spoorwegberm/straat) onder leien zadeldaken, met inkom Ontvoeringsplein op straatniveau, aansluiting met de perrons ter hoogte van de tweede bouwlaag. De plattegrond vertoont een centrale, vrijwel rechthoekige lokettenhal van vier traveeën met afgeschuinde hoek, geflankeerd door ongelijke zijvleugels van twee traveeën, met aan de rechterzijde sanitair, wachtzalen en een kamer voor station- en onderstationchef, aan de linkerzijde ontvangstbureau, bagageruimtes (nu fietsenstalling), verpleegpost en archiefruimte; de uitbouw ter hoogte van de tweede verdieping bevat de trap naar de perrons.
De neo-Vlaamserenaissance, beschouwd als "nationale" stijl bij uitstek, werd toegepast in talrijke spoorwegstations van rond de eeuwwisseling. Kenmerkend zijn de gecombineerde lijst- en topgevels van bak- en natuursteen op hoge sokkel met contrasterende speklagen, diamantkoppen, negblokken en topversieringen, een gevelbeëindiging met houten kroonlijst op klossen of natuurstenen aandaken, en overwegend rondbogige muuropeningen. Constructief is het echter een vooruitstrevend gebouw, zie het gebruik van vloerplaten van gewapend beton, stalen gebinten, glastegels (trapbordessen) enzovoort.
Interieur
Ruime lokettenhal in neoclassicistische stijl met brede doorbrekingen op de begane grond en omlopende gekoppelde lichtopeningen op de verdieping; marmeren trapzaal in dito stijl; wachtzaal 1ste en 2de klas in neo-Vlaamse-renaissance met typisch Mechels houtsnijwerk onder meer lambrisering, vaste banken, plafond met moer- en kinderbalken op voluutconsoles, verder opmerkelijke natuurstenen schouw met wortelmotieven en gietijzeren kacheltje.
- Plannen en informatie: ingenieurs De Groof en G. De Smet van de N.M.B.S.
- ADMINISTRATIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING, HUISVESTING EN MONUMENTENZORG, Bestuur Monumenten en Landschappen, Provinciale Directie Antwerpen, beschermingsdossier Nekkerspoel station.
- ROGIERS M.C.G., Mechelen, middelpunt van de Belgische staatsspoorweg, Mechelen, 1983.
- VERMOORTEL F., Mechelen, de memoires van een stad, Brugge, 1986, 34-35, 40.