erfgoedobject

Abdij Ten Duinen

bouwkundig element
ID
16323
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/16323

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek

Circa 1107 door Franse benediktijnen-monnik Ligerius in duinen van Koksijde gesticht; 1128: onder abt Fulco, dank zij grafelijke schenking, op meer geschikte plaats gevestigd; 1138: incorporatie in orde van Citeaux; 1155-1167: onder Idesbald van der Gracht, domeinuitbreiding ten gevolge indijkingen; 12de eeuw: oprichting van dochterabdij van Clairmarais en stiching van verscheidene uithoven onder meer "Hemme" (Ramskapelle), "Allaertshuizen" (Wulpen), "Ten Bogaerde" (Koksijde), Voormoer, Moer en Synthe; 1174-1175: benediktijnenpriorij Thosan te Lissewege, wordt cisterciënzerabdij Ter Doest, dochterinstelling van Duinenabdij; beide vormen een grootmacht in het kustgebied; 1214-1237: uitbouw van Ter Duinen tot groots complex; 1262: inwijding van kerk; het bezit van de abdij overschrijdt tienduizend hectaren domeinen in kustlanden en ingedijkte polders tussen Duinkerke en Nieuwpoort ("Westkwartier"), in Hulster-Ambacht ("Oostkwartier") en begin 13de eeuw in Zuid-Beveland; 14de eeuw: eerste tekenen van verval ten gevolge financiële, economische en voornamelijk godsdienstige redenen; 1566: vernietiging van abdij door beeldenstormers; 1578: bezittingen door Orangisten verkocht; 1593: verwoesting van streek door watergeuzen; 1601: inrichting van nabij gelegen hoeve "Ten Bogaerde" als voorlopige abdij (onder abten van den Berghe en Cancellier); 1624: vereniging abdijen Ter Doest en Ter Duinen; laatstgenoemde in 1627 definitief overgebracht naar Brugge, in oud refugium van Ter Doest, alwaar eind 1628 de grondvesten worden gelegd van nieuwe abdij welke gedurende bijna twee eeuwen zal standhouden; opheffing in 1796 tijdens Franse Revolutie; bezittingen als nationaal domein verkocht; "Ter Doest", "Allaertshuizen" en "Ten Bogaerde" opgekocht door monniken; 1833: inrichting van Groot Seminarie in oude gebouwen te Brugge na dood van laatste monnik (Niklaas de Roover).

Opgravingen

Eerste opgravingen in 1897 onder leiding van J. Valckenaere en G. Vallaeys met steun van Brugse "Société archéologique"; aan de hand van schilderij van Pourbus (1580; Groeningemuseum, Brugge) kon ligging van abdij kerk en pand achterhaald worden; verdere opzoekingen in 1911 door E.H. Van de Walle, F. Ancot en Roels; in 1927-'28 door K. Loppens; 1949: nood aan 3000 "moefen" voor herstel van Brugs Seminarie, aanleiding tot meer wetenschappelijke opgravingen; resten van voorportaal, twee zijaltaren en westgevel van abdij kerk opgedolven; Dienst der opgravingen (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis) onder leiding van prof. Dr. J. Breuer en Dhr. Roosens, zette zich in van 27 juni tot 20 augustus; 1950- 1951: onderzoekingen door prof. Dr. R. Lemaire (Katholieke Universiteit leuven); overige grondvesten van kerk en noordelijk deel van klooster blootgelegd; voor het onderzoek van oude begraafplaats onder abdijkerk werd in 1951 beroep gedaan op Prof. Dr. Twiesselman van het Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen, dienst Anthroplogie en Voorhistorie, bijgestaan door Dhr. Schittekat; verdere uitbreiding van opgravingen in klooster en kerkkoor; 1952: 15de-eeuws prelaatsgebouw opgedolven; 1953: onderzoek van gebouw der lekenbroeders (eerste helft 13de eeuw); 1954: bouw van museum gewijd aan Duinenabdij; inrichting opgravingsstages voor jongeren vanaf 1966. De opgravingen hebben voornamelijk betrekking op een periode, gaande van de 12de (stichting van abdij) tot de 16de eeuw (abdij wordt verlaten). De meeste vondsten vallen binnen dit tijdperk. Ten slotte is, door onderzoek van de oude begraafplaats onder het niveau van de abdij, ruim aandacht besteed aan de periode voor oprichting van laatstgenoemde, id est voor de 12de eeuw. Thans stellen zich problemen omtrent een juiste conserveringsmethode van de ruïnen.

Plattegrond van opgravingspark met overzicht van de tot nog toe blootgelegde delen:

Abdijkerk (1): driebeukige cisterciënzerkerk (confer Villers, Val-Dieu, Aulne etcetera) met kruisbeuk en zevenzijdige koorapsis, van 1214; schip van veertien traveeën, voorafgegaan door narthex (met grafkapellen), van 1354. Noordzijbeuk voorzien van twee zijkapellen gebouwd tussen 1376 en 1406; zoals overige abdijgebouwen opgetrokken uit (al dan niet geprofileerde) baksteen, rustend op hardstenen voetstukken (confer portaal); steunpijlers en gebeeldhouwde delen van natuursteen (Doornikse kalksteen; grijsachtige Engelse zandsteen); pijlers wijzen op romaanse invloed.

Grote kloostergang (2): ten zuiden van kerk, vierzijdige wandelgang rondom binnentuin; west- en noordpanden van elf traveeën, oorspronkelijk door spitsbooggewelven overspannen, uit de eerste helft van de 13de eeuw; westpand blijkt later bijgewerkt, confer de bewaarde renaissance kraagstenen; grote vensters voorzien van deelzuiltjes aan tuinzijde; noordpand met grafplaatsen van monniken, westpand met die van lekenweldoeners.

Waterput (3), gelegen in zuidwesthoek van binnenhof; vermoedelijk uit de 12de eeuw, doch in de 15de-16de eeuw hersteld; binnendiameter van meer dan twee meter; metselwerk steunend op massief eiken ring, zelf rustend op reeks in grond geheide palen; bovenrand van gehouwen zandsteen (teruggevonden in put en op oorspronkelijke plaats opgesteld); resten van trap bewaard.

Gang der lekenbroeders (4): 7 meter brede en 50 meter lange, oorspronkelijk overdekte gang, aan zuidkant afgesloten door middel van dubbele rondboog (romaanse bouwstijl); een van oudste abdijresten; meerdere, al dan niet bewerkte, kraagstenen, meestal van Doornikse steen, enkele van Engelse zandsteen, in situ bewaard; rondboogdeuren in westwand, doorgangen naar volgend gebouw.

Gebouw der lekenbroeders (5, 6) 13,37 meter breed op 80 meter lang, met bovenverdieping; gelijkvloers ingedeeld in verschillende ruimten, waaronder kapittelzaal (5); laatst genoemde vertoont drie verschillende bodemniveaus, waarvan meest zuidelijke (laagste), bedekt met oude bevloering, deze zaal telt verder vijf zuilen van Doornikse kalksteen op vierkante basis, en twee rondboogdeurtjes, een leidend naar lekenbroedersgang, een naar binnenkoertje (7); refter der lekenbroeders (6) ten zuiden van kapittelzaal met soortgelijke zuilen.

Keukens (8, 9): westelijk gedeelte, bevloerd met platliggende bakstenen en stenen tegels, bezit onder meer een later tegen oostwand aangebouwde schoorsteen; oostelijk gedeelte vertoont resten van centrale schoorsteen waarvan de rookvang rustte op vier hoekpijlers met Doorniks kapiteel.

Prelaatshuis (10, 11): meer luxueus gebouw met bovenverdieping, loodrecht op lekenbroedersgebouw; gelijkvloerse verdieping ingedeeld in meerdere vertrekken (staatsieplaatsen) en verwarmd door vier monumentale schoorstenen; meerdere malen gewijzigd; in de 16de eeuw voorzien van renaissance-voorgevel; ten noorden van staatsievertrekken: gang, bevloerd met in kepervorm gelegde bakstenen. Achter de abtswoning bevonden zich enkele voorraadkamertjes: drie boven elkaar liggende bevloeringen, waarvan de onderste, vermoedelijk 13de-eeuws, samengesteld uit veelkleurige figuurtegels; op dit niveau eveneens onderste van schoorsteen.

Ten westen van prelaatshuis: gastenhuis (onderkelderd?; afgebroken voor opbouw van nieuwe abdij te Brugge). 14de-eeuws gebouw in gotische stijl met verdieping (enkel de fundamenten bewaard).

Dienen nog onderzocht: sacristie, kapittelzaal en vleugel der monniken ten oosten van pand; de grote en kleine monnikenrefter, alsook de oost- en zuidgang (met lavatorium) van pand. Aan de overzijde van de J. van Buggenhoutlaan bevonden zich eertijds de bibliotheek, het noviciaat, de ziekenzaal, klein pand, woning van prior, etcetera.

  • DE CUYPER J., De abdij van de Duinen en Engeland gedurende de XIIe, XIIIe en XIVe eeuw (Handelingen van het Genootschap "Société d'Emulation" te Brugge, LXXXVII, 1951).
  • DEVLIEGHER L., De Duinenabdij te Koksijde. Iconografie en archeologie (Biekorf, LXI, 1960, pagina's 193-228).
  • DEVLIEGHER L., De opkomst van de kerkelijke gotische bouwkunst in West-Vlaanderen gedurende de XIIIe eeuw, I (Bulletin van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, V, 1954, pagina's 249-255).
  • DEVLIEGHER L., 25 jaar monumentenzorg in West-Vlaanderen (1950-1975), Brugge, 1975, afbeelding 216.
  • SCHITTEKAT P., De schat in het zand, (1966).
  • SCHITTEKAT P., Onder de duinen van Koksijde, Brussel, 1960.

     


Bron: DELEPIERE A.-M. & LION M. met medewerking van HUYS M. 1982: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Veurne, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 8n, Brussel - Gent.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Lion, Mimi
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Abdij Ten Duinen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/16323 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.