erfgoedobject

Abdij Nieuwen-Bosch

bouwkundig element
ID
19887
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/19887

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Abdij Nieuwen-Bosch
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Abdij Nieuwen-Bosch
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Abdij Nieuwen-Bosch: toren
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Abdij Nieuwen-Bosch
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Voormalige cisterciënzerinnenabdij "Nieuwen-Bosch", heden klooster en Instituut van de zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Namen.

Oprichting in 1204 van een gemeenschap van religieuzen door Geertrui en Fulco van de befaamde Gentse patriciërsfamilie Utenhove. Hun klooster te Lokeren naar de plaats zogenaamd "den Oudenbosch" wordt in 1215 als cisterciënzerinnenabdij erkend. Ook zogenaamd Onze-Lieve-Vrouw ten Bosch, Sancta Maria de Bosco en ook Nonnenbosch. Overplaatsing van het klooster naar Heusden bij Gent in 1247. Vanaf 1307 vermeld onder de naam Nieuwen-Bosch. Tijdens de godsdiensttroebelen in 1578 worden de kloosterlingen verjaagd. Vinden elkaar in 1584 terug in hun refugiehuis te Gent. Tussen 1584 en 1594 verwerft de abdis verscheidene huizen en stukken grond in een wijk de zogenaamd "Groene Hoye" tussen Nederschelde en Opperschelde, begrensd door het Klein Begijnhof en de Lange Violettestraat. Nemen in 1598 hun intrek op de "Groene Hoye" en beginnen aan de opbouw van de kloosterkerk die in 1600 door de bisschop van Gent wordt ingewijd. Eind 1796 worden de cisterciënzerinnen verjaagd en hun klooster openbaar verkocht. Kort nadien wordt er onder meer een school in ondergebracht en een katoenfilature die in 1820 uitbrandt. De congregatie van de zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Namen, gesticht door de Heilige Julie Billiart, bezat sinds 1809 een armenschool in de Sint-Pietersnieuwstraat en richt in 1809-1810 een tweede op in een gedeelte van de gebouwen van de abdij van Nieuwen-Bosch. In de loop der jaren betrekken zij alle gebouwen van de voormalige abdij. Hun klooster en onderwijsinstelling bleef er tot op heden gevestigd.

Grotendeels behouden 17de-eeuwse gebouwen, met uitzondering van het gesloopte kwartier van de abdis en de in begin 19de eeuw door brand vernielde gebouwen. De oude kloostergang bestond uit rondom een niet volledig gesloten rechthoekig hof gerangschikte panden en een kapel met westtoren aan de noordelijke kant van de hof. De kapel werd aanzienlijk verfraaid eind tweede kwart 17de eeuw. In de 18de eeuw werden de overige kloostergebouwen vergroot en verbouwd naar ontwerp van architect Bernard de Wilde. Vrij uitgestrekte hovingen bevonden zich aan de oostelijke en zuidelijke kant. In 1751 ging een deel van de gronden aan de oostkant verloren bij het rechttrekken van een bocht aldaar in de Nederschelde. Van begin 19de eeuw af werden de gebouwen aan hun nieuwe functie aangepast. Uitbreiding met nieuwe vleugels voor schoollokalen voornamelijk midden 19de eeuw op de westkant van het terrein tussen de oude abdijgebouwen en de Lange Violettestraat. Door het trekken van de spoorlijn en de aanleg van de Vander Bruggensteeg, later Tweebruggenstraat, in 1857, werd een gedeelte van het gebied van Nieuwen-Bosch afgescheiden; een overdekte doorgang over de straat voorzag in een verbinding met de geïsoleerde gebouwen van de abdij. Tegen de zuidmuur kwam een bakstenen nieuwe bouw midden derde kwart 20ste eeuw tot stand terwijl aan de westkant ook lokalen toegevoegd werden. Eind 1977 kwam een nieuwe bouw aan de Lange Violettestraat klaar die het grootste gedeelte van de vroegere voortuin aldaar beslaat.

Kapel

De kapel ontvouwt een eenbeukige ruimte van zes traveeën uitlopend op een driezijdige koorsluiting en met vierkante westtoren. Afgedekt met zadeldak (leien) waarvan het noordelijk dakschild bezet is met zes kleine dakkapellen. Eerstesteenlegging in 1598 en ingewijd in 1600. Stenen overwelving van 1642. Nieuwe bevloering en nieuwe glasramen van 1643. Klokkentoren begonnen in 1644, metselwerk beëindigd in 1653. Het houten bovenste gedeelte kwam volgens archiefstukken in 1652 tot stand.

De enige zichtbare gevel van de kapel is de noordelijke langsgevel. Verankerde en witgeschilderde bakstenen lijstgevel voorzien van een arduinen plint met afschuining en geschoord door vier steunberen met dubbele versnijding. Hoge steekboogvensters ingeschreven in een vlakke omlijsting op krullen; onderdorpels verbonden door een plat cordon. Tudorboogvormige poort links naast de tweede steunbeer, in een stolpnaald halverwege gedateerd 1643 tussen een geringde leeuwenkop en een engel met voor de borst gekruiste armen, voorts met voorstellingen van Onze-Lieve-Vrouw met Kind, een pater en allerhande typische barokke motieven: gevleugeld engelenhoofdje, festoenen, guirlandes, rozet en schelpmotief.

Sober en witgeschilderd barokinterieur overwelfd met kruisribgewelven die aanzetten op beschilderde kraagstenen. In het koor, twee rondboogvormige vensterlichten met festoenlijst en ingeschreven met een geriemde zwartmarmeren omlijsting met oren, onderbroken gebogen druiplijst; voorts met gevleugelde engelenhoofdjes als versiering van sluitsteen en zwikken.

Mobilair: Prachtig zwart- en witmarmeren en verguld eikenhouten hoogaltaar van 1657 van beeldhouwer Rombaut Pauli met groot doek van Nicolaas Roose "Sybillen in aanbidding voor de geboorte van Jezus Christus" van 1644, geflankeerd door twee postamenten met beelden van Heilige Bernardus en Heilige Hymbelina. Verscheidene barokke schilderijen die het leven van de Heilige Bernardus voorstellen en toegeschreven worden aan J.E. Quellin en N. Roose tegen de blinde zuidmuur. Onder het doksaal: zoldering versierd met fijne stuccasementen met bloemmotieven. Twee barokke biechtstoelen.

Vierkante westtoren met vier geledingen van baksteen en Balegemse zandsteen, afgelijnd door een omlopende geprofileerde lijst, een uitspringende kroonlijst op consoles en tenslotte een balustrade met postamenten bekroond met een bolornament op de hoeken. Daarboven, een octogonale houten romp met leien bekleding verlicht door acht kleine dakkapellen, afgedekt met een koepelvormige bedaking waarop een achtkantige lantaarn volgt met een dubbel ingesnoerde peerspits. Prachtvoorbeeld van barokke bouwkunst. Bakstenen gedeelte, opeenvolgend horloge- en klokkentoren, geleed door omlopende zandstenen banden en voorzien van hoekblokken. De tweede geleding vertoont aan de westkant deels bewaarde vleugelstukken afgelijnd door platte banden welke voorheen op voluten uitliepen; voorts met centrale rondboognis met beeld van Heilige (?), in een geriemde omlijsting met oren, geprofileerde gebroken kroonlijst onder een sterk verweerde zandstenen cartouche (?). De zuid- en noordkant zijn versierd met een blind omlijst steekboogvenster met gebogen druiplijst onder gelijkaardige eveneens sterk verweerde cartouches, noordkant gedateerd 1761 boven het steekboogvenster. Brede omlopende geprofileerde kroonlijst voorheen met balustrade, heden vervangen door een eenvoudige ijzeren leuning. De derde geleding toont aan elke zijde een ronde horlogeplaat in een zandstenen omlijsting met gebogen druiplijst. Vierde geleding met steekboogvormige galmgaten in een vlakke zandstenen omlijsting met oren en gebogen druiplijst. Werd sinds 1969 gerestaureerd met Massangissteen.

Achter de torentrap verleent een smalle gang, langer dan de breedte van de kapel, toegang tot voornoemde bidplaats; deze ruimte is overkluisd met kruisribgewelfjes die aanzetten op consoles, waarvan zes behouden, versierd met cartouches en engelenhoofdjes.

Klooster

De kloostergang uit de 17de eeuw werd in de 18de eeuw grotendeels herbouwd. De twee kloosterpanden die uitzien op de rechthoekige binnentuin, de westvleugel, de zuidvleugel tot de aanzet van de oostvleugel en de zes eerste traveeën van de oostvleugel werden naar ontwerp van architect Bernard De Wilde in 1733 verbouwd; het verlengde van de zuidvleugel in 1758. De verbinding tussen de oostvleugel en het koor van de kapel kwam slechts in tweede helft 19de eeuw tot stand. Tot dan was de binnenkoer van het klooster niet volledig gesloten. Westelijke buitengevel met zes traveeën en twee bouwlagen, met zadeldak (leien) voorzien van twee kleine en een grotere dakkapel. Verankerde en witgeschilderde bakstenen lijstgevel, gedateerd 1654 op twee grote vierkante gesculpteerde gevelstenen. Steekboogvormige benedenvensters en deur in vlakke omlijstingen met gebogen druiplijst.

Kleinere rechthoekige bovenvensters met kwartholle dagkanten. Het groot steekboogvormig vensterlicht in de voorlaatste travee van de bovenverdieping verlicht het einde van het trappenhuis van de westelijke vleugel. De gevel wordt afgelijnd door een verweerde zandstenen waterlijst onder een houten kroonlijst op houten consoles met dropmotief. Zuidelijke buitengevel, verankerde en witgeschilderde lijstgevel van dertien traveeën en twee bouwlagen onder schilddak (leien) voorzien van acht dakkapellen. Rechthoekige vensters, benedenvensters met sponning en behouden duimen, verlaagde bovenvensters met gekoppelde rollaagjes boven de originele bovendorpels.

Kloosterhofgevels van de west- en zuidvleugel, respectievelijk van zeven en acht traveeën en noordgevel van één travee, verankerde en witgeschilderde bakstenen lijstgevels op een plint van Doornikse steen volgens archiefstukken van 1733. Steekboogvormige vlak omlijste benedenvensters met gebogen druiplijst, rechthoekige bovenvensters met zandstenen negblokken, kwartholle dagkanten en duimen. Bovenverdieping versierd met twee gesculpteerde cartouches in een barokke omlijsting met putti en onleesbaar overschilderd jaartal volgens Goetghebuer gedateerd 1733.

Kloosterhof sinds derde kwart 20ste eeuw voor drie vierden bebouwd met refter. Twee fraaie kloosterpanden (zuiden en westen), overkluisd met gedrukte gewelven voorzien van een sluitsteen midden rozetvormige stuccoversiering; brede met casementen versierde gordelbogen aanzettend op zware consoles met in cartouches voorgestelde bustes van Heilige figuren vergezeld van hun attributen en omringd door barokke ornamenten. De noordkant van de pandhof is afgesloten door een tegen de zuidelijke langsgevel van de kapel aanleunend gebouw van zeven traveeën en anderhalve bouwlaag onder het doorlopend dekschild (leien) van de kapel, uit eerste helft 19de eeuw. Witgeschilderde bakstenen lijstgevel met rondboogvormige muuropeningen, bovenlichten met radvormige traceringen en vlak omlijste kleine vierkante bovenvensters. Tegen de wand in de half gedichte rondbogen en beschermd door de druivenserre staan zes grafstenen van abdissen van de abdij uit de 17de en 18de eeuw. De binnenruimte is versierd met muurschilderingen (19de eeuw) die scenes uit het leven van Christus voorstellen. De oostkant van de hof is afgesloten door een grotendeels blinde rondboogarcade van elf traveeën ofwel geopend met rechthoekige vensters ofwel met een bovenlicht. In het begin van de zuidelijke vleugel van het kloosterpand bevindt zich een ruimte met schouw en plafond voorzien van stucversiering in Lodewijk XIV-stijl en aangeduid als de voormalige kapittelzaal.

Het zuidelijke kloosterpand eindigt op een spiegelboogvormige vleugeldeur met breed hol beloop, ingeschreven in een rechthoekige omlijsting en met blind bovenlicht, voorzien van fijne stucversiering in rococostijl; zij verleent toegang tot de trapzaal van het verlengde van de zuidvleugel en tot het huidig kloosterslot. Deze 17de-eeuwse vleugel van zes traveeën lang, onder schilddak (Vlaamse pannen) is op de oostgevel gedateerd 1758. Verankerde en witgeschilderde bakstenen lijstgevel van vier traveeën uitgevoerd in rococostijl. Rechthoekige vensters, per travee gevat tussen vlakke pseudopilasters; beluikte benedenvensters. Gelede architraaf gedragen door vier rocococonsoles, kroonlijst boven de twee middentravee onderbroken voor een driehoekig fronton geopend door omlijste oculus tussen twee gedateerde rocailles en andere kleine stucornamenten in rococostijl. Noordgevel, eveneens een verankerde en witgeschilderde bakstenen lijstgevel doch met duidelijke sporen die deze vleugel oorspronkelijk situeren in de 17de eeuw: steekboogvormige benedenvensters en deur in vlakke bepleisterde omlijstingen met oren, twee gedichte linker rechthoekige bovenvensters met behouden kruiskozijnen.

Oostvleugel van tien traveeën met schilddak (leien), witgeschilderde bakstenen lijstgevel met vlak omlijste rechthoekige vensters, zes linker traveeën uit de 17de eeuw, vier rechter traveeën ter afsluiting van de opening in de kloosterhof uitgevoerd in tweede helft 19de eeuw.

17de-eeuws gebouw

17de-eeuws gebouw gesitueerd in de as van de kloosterkerk achter het koor, doch met latere (19de-eeuwse) aanpassingen. Onderkelderd huis met zadeldak (Vlaamse pannen) tussen twee trapgevels (oosten en westen) en kleine haakse aanbouw op vierkante plattegrond tegen de zuidgevel in het verlengde van de oostgevel, en oorspronkelijk met een trapgevel aan de zuidkant. Mogelijk oorspronkelijk een duiventoren. Verankerde en witgeschilderde baksteenbouw; bepleisterde noordgevel, in de 19de eeuw aangepaste lijstgevel met horizontale banden en blinde bovenverdieping. Rechthoekige benedenvensters en deur in geschilderde omlijstingen en met houten rolluikkasten, onversierd hoofdgestel met gelede architraaf. Oostelijke trapgevel, van twee traveeën, volgens oude afbeeldingen aanvankelijk met centrale ingangsdeur, heden met midden aangebouwde schoorsteen. Rechthoekige vensters met sporen van zandstenen negblokken, dorpels en ontlastingsbogen; twee kleinere zoldervensters. Aanbouw verlicht door kleine vierkante vensters waarvan enkele gedicht. Zuidgevel van vijf traveeën met rechts keldermond met -luik en -trap. Rechthoekige vensters met kwartholle dag kanten met duimen, overschilderde negblokken en platte banden. Deur met rechte steektrap van vijf treden en ijzeren leuningen.

Restanten van 17de-eeuwse dienstgebouwen

Aan de overkant van de Tweebruggenstraat, heden geïncorporeerd in het complex gebouw van het Technisch Instituut Onze-Lieve-Vrouw bevinden zich restanten van 17de-eeuwse dienstgebouwen (?) van de cisterciënzerinnenabdij. Na het trekken van de Tweebruggenstraat in 1857 door middel van een doorgang over de straat, verbonden met de hoofdgebouwen van het klooster - heden verdwenen, doch nog zichtbare aanzet. Het gaat om de gelijkvloerse verdieping van een lange vleugel, min of meer parallel met de Tweebruggenstraat met zijgevel uitziend op de Groene Hooie en een korte haakse vleugel met zijgevel uitziend op de Tweebruggenstraat; als zodanig herkenbaar aan de sporen van plinten van Doornikse steen en zandsteen, zandstenen hoekblokken, gecementeerde negblokken en platte banden van rechthoekige muuropeningen. De twee of drie bouwlagen erboven werden waarschijnlijk circa 1900 opgetrokken, bakstenen gevels met bepleisterde horizontale banden als aansluiting bij de traditionele bak- en zandsteenarchitectuur van de benedenverdieping.

Oost-west-georiënteerde vleugel, aanzettend aan de noordwestelijke hoek van het oude kloosterpand: eerste negen traveeën met refter en slaapzaal erboven van 1837, verlengd in derde kwart 19de eeuw met een feestzaal op de gelijkvloerse verdieping in neo-Lodewijk XVI-stijl. De haakse vleugel die in derde kwart 19de eeuw tot stand kwam parallel met de Lange Violettestraat en waarvoor zich een tuin bevond, afgesloten door een muur met ingangspoort, werd aan beide kanten door nieuwgebouwde schoollokalen ingesloten; de nieuwbouw aan de Lange Violettestraat kwam in 1977 tot stand.

Schoollokalen

De schoollokalen van de lagere school en kindertuin zijn ondergebracht in vleugels opgetrokken vanaf vierde kwart 19de eeuw parallel of haaks op de Tweebruggenstraat en gerangschikt rondom een kleine en grote rechthoekige binnenkoer. De kleinste, in het verlengde van de kapel, is aan twee kanten afgezet met een beglaasde galerij in een geajoureerd houten geraamte. In de muur die het Instituut aan de Tweebruggenstraat begrensd zitten twee poorten. De hoofdpoort is korfboogvormig onder een tuitvormige bekroning uit midden 19de eeuw; de tweede rechthoekige poort (eerste kwart 20ste eeuw) is gevat tussen pilasters en onder een gebogen fronton met festoenversiering en centrale rondboognis op uitkragende console met beeld van Onze-Lieve-Vrouw met Kind. Tegenover de zuidvleugel van het oude kloosterpand palend aan de begijnhofmuur werd een bakstenen gebouw voor de Humaniora afdeling opgetrokken in derde kwart 20ste eeuw. Daarachter, tegen de begijnhofmuur bevinden zich dienstgebouwen van circa 1900. De vier rechter traveeën met de tussen pseudo-pilasters gevatte ondiepe rondboogmssen vormen een restant van een langgerekte eenlaagse dienstvleugel uit de 18de eeuw die zich tegenover de zuidvleugel van het oude kloosterpand bevond.

  • Stadsarchief Gent, Atlas Goetghebuer, F.139/D.79.
  • Rijksarchief Gent, fonds Nieuwen Bos, nummers 263, 264, 381, 382.
  • CELIS G. 1919: Het klooster van den Nieuwen-Bosch (1201-1797), Bulletijn der maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, Gent, 56-92.
  • DE SMET M.J.J. 1870: Notice historique sur l'ancienne abbaye du Nouveau-Bois à Gand, Bulletins de l'Academie royale de Belgique, 2e serie XXIX, nummer 5.
  • VAN DEN ABEELE-BELLON R. 1973: De abdij van Nieuwenbos te Gent, Oost-Vlaanderen, Abdijen en Begijnhoven, Gent, 6-8.
  • VLEESHOUWERS C. 1970: Abbaye de Notre-Dameau-Bois à Lokeren, puis à Heusden, ensuite à Gand, onuitgegeven.

Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nb Noord-Oost, Brussel - Gent.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

Aanvullende bibliografie

Meer informatie over deze site is te raadplegen in:

  • DE CLERCQ E. 2007: Het voormalige klooster Nieuwenbos te Gent, onuitgegeven masterproef, Hogeschool Antwerpen, Monumenten- en Landschapszorg.
  • HEMELINGS E. 2006: Bouwhistorisch onderzoek: het voormalig klooster Nieuwenbos te Gent tijdens het Ancien Régime, onuitgegeven masterproef, Hogeschool Antwerpen, Monumenten- en Landschapszorg.
  • VLEESCHOUWERS C. 1980: Abbaye de Notre-Dame-au-Bois, à Lokeren puis de Nieuwenbos, à Heusden et ensuite à Gand, in: Monasticon belge VII, Province de Flandre Orientale, volume 3, Luik, 379-436.
Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Klokkentoren

De 17de-eeuwse achthoekige klokkentoren van de kapel is een pareltje van barokke bouwkunst. Aan de klokkentoren bevinden zich merkwaardige consoles en pilasters, in de vorm van folkloristische hoofden. In 1969 werden alle consoles en pilasters aan de klokkentoren gereconstrueerd in eikenhout door Gerard Thienpont, beeldhouwer (Eke Nazareth). Het zijn getrouwe kopies van de oorspronkelijke stukken die zwaar beschadigd waren.

  • Informatie verstrekt door E. Van Lancker.
  • DE SMET, Y.,KONGS, P.,VAN DOORNE, G.,e.a.: Een eeuw zorg om monumentenzorg, uitgegeven door het Werkcomité van het Hoger Architectuurinstituut Sint Lucas, Gent, 1981. Druk: L. Van Melle NV, Mariakerke/Gent. Bijdrage over de "Toren Kapel Nieuwenbos", Gent, p. 122-123.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Abdij Nieuwen-Bosch [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/19887 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.