erfgoedobject

Sportcentrum

bouwkundig element
ID
205812
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/205812

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sportcentrum
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Sportcentrum
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

Het eerste ontwerp van het Sportcentrum van Genk dateert van 1963. Opdrachtgever was het stadsbestuur van Genk. Ingeplant in de bossen langs de Emiel Vandorenlaan, zou het oorspronkelijk deel uitmaken van een volledig ‘sportdorp’, waarover verder meer.

De uitbouw van de welvaartstaat na de Tweede Wereldoorlog bracht een vernieuwde aandacht voor collectieve infrastructuren voor ‘het welzijn en de ontwikkeling van het volk’ met zich mee. De toenemende vrije tijd en de gestegen mobiliteit creëerden mogelijkheden om ‘vormende’ of gezonde ontspanningsactiviteiten te democratiseren. Illustratief voor deze algemene tendens is de exponentiële stijging van het aantal zwembaden in de jaren 1960 en 1970. Zo telde Vlaanderen in 1960 slechts 15 zwembaden, in 1970 waren het er 106, om tien jaar later verdrievoudigd te zijn tot 342.

De Genkse gemeenteraad constateerde dat “[...] er een dringende behoefte aan sport- en ontspanningsmogelijkheden voor de Genker bevolking [is]. De bestaande gelegenheden zoals de speeltuinen, het zwemdok, zijn zeer onvoldoende niet alleen wat aantal en grootte betreft, maar ook op gebied van de kwaliteit. In onze tijd reeds en meer nog in de toekomst zal men af te rekenen hebben met het probleem van de vrije tijd. De werktijd per week wordt verkort, de interesse voor kleintuinbouw en tuinverzorging vermindert, de mensen verplaatsen zich gemakkelijker. Daarbij komt nog een niet minder belangrijk probleem: de jeugd. [...] De jonge mensen verplaatsen zich meer en meer uit het huis. Vooral in de vakantieperiode (sic) stelt zich het probleem van de gezonde bezighouding. De sport is het middel bij uitstek om de jonge krachten op opvoedende wijze in de goede richting te kanaliseren, en behoudt ze van een zekere leegloperij, vaak verwant met jeugdmisdadigheid [Stadsarchief Genk, 861.6, doos 2, uittreksel van het Register der Beraadslagingen van de Gemeenteraad, 2 oktober 1963: nota over het sport- en ontspanningscentrum te Genk].”

De bouw van een nieuw sportcomplex werd door de gemeenteraad goedgekeurd op 2 oktober 1963 [Stadsarchief Genk, 861.6, doos 1. Erelooncontract van de bouwkundige. Verslag van de Vergadering van het College van Burgemeester en Schepenen, 4 oktober 1963]. Op de zitting van Burgemeester en Schepenen van 4 oktober 1963 werd Isgour aangezocht voor het ontwerpen van het stedelijk sportcentrum, met als argument dat “de heer I. Isgour gedomicileerd te Brussel, Lange Haarstraat, 5, gekend is om zijn beroepsbekwaamheid en reeds grote gebouwencomplexen en sportcentra heeft verwezenlijkt” [Stadsarchief Genk, 861.6, doos 1, nota over het sport- en ontspanningscentrum te Genk, sine data].

Op 3 september 1964 stuurde Isgour een eerste situatieschets op van het sportcomplex, op 15 december gevolgd door een eerste voorontwerp. Het Stadsarchief van Genk bewaart twee verschillende ongedateerde situatieschetsen, beide niet uitgevoerd. Het ene omvat een stadium, een sportzaal, een zwembad, kleedkamers, een openluchtzwembad, een speelplas, een café-restaurant, een gastenhuis, een school voor monitors, een tennisclub, een parking, tennispleinen, “kinderspelengras” en een wandeling; het andere: een stadium, een zwembad, een sportzaal, een “café spijshuis”, speelterreinen, een “grasperk voor picknick”, een parking en een plasbekken.

In vergadering van 15 oktober 1965 nam het schepencollege kennis van een nieuw voorontwerp. Het vijfde voorontwerp werd besproken op 1 juni 1967 op het ministerie van volksgezondheid en gaf aanleiding tot het laatste voorontwerp, dat de gemeente toegestuurd werd bij schrijven van 14 juli 1967. Het Stadsarrchief van Genk bewaart een aantal voorontwerpen (voorstel B), van Isgour (Brussel, 22 en 26 juni 1967 en 3, 4 en 5 juli 1967) en zijn opvolger Montois (16, 17 en 18 september 1968).

In het voorontwerp voorzag Isgour een complex met openlucht- en overdekte zwembaden, speeltuin, voetbal- en tennisvelden, atletiekpistes en wandel- en picknickgelegenheden. Het overdekte bad moest voldoen aan de Olympische normen zodat officiële zwemwedstrijden zouden kunnen worden georganiseerd. Dit binnenbad werd van openschuivende ramen voorzien om een gevoel van openlucht te creëren. Daarnaast omvatte het complex douches, vestiaires en kleedcabines, wc’s, ruimtes voor haardrogers, een E.H.B.O.-kamer en plaats voor toeschouwers. Er kwam een atletiekpiste met voorzieningen voor discuswerpen, kogelstoten, hoog-, ver- en polsstokspringen. Aansluitend bij de piste kwamen eveneens kleedruimtes, douches en bergplaatsen. Tot slot werd aanvankelijk ook een sporthal voor tennis, basket en volleybal, met plaats voor toeschouwers, kleedkamers, douches en verwarmingsinstallatie in de plannen opgenomen. “Het geheel wordt opgevat zoals het sportinstituut te Leuven” [Stadsarchief Genk, 861.6, doos 2, Nota over het sport- en ontspanningscentrum te Genk]. Er werd ook gedacht aan de integratie van een hotel in het complex, met restaurant, bar, terras en enkele kamers waar sporters zouden kunnen overnachten, waarbij naar het voorbeeld van Bokrijk werd gekeken. Tot slot plantte men een medisch centrum voor geneeskundige schoolonderzoeken. Het sportcentrum zou immers in de nabijheid van scholen worden gebouwd. Dit enorme complex werd in een park gesitueerd zodat het mogelijk werd ‘een koersaankomst’ te organiseren.

Om onbekende redenen, waarschijnlijk bovenal van financiële aard, werd het merendeel van de plannen niet uitgevoerd. Wel werd het sportcentrum zoals voorzien in de nabijheid van verschillende scholen ingeplant langs de bossen van de Emiel Vandorenlaan.

Voordat het uitvoeringsontwerp was voltooid, overleed Isgour. Op dat moment, op 7 juli 1967, had hij dus zes voorontwerpen gemaakt. De weduwe van de architect, Liane Ranieri, beval aan om de studie verder te laten zetten door het Brusselse architectenbureau van Henri Montois [Stadsarchief Genk, 861.6, doos 1, briefwisseling tussen L. Ranieri en het College van Burgemeester en Schepenen van de Gemeente Genk, 14 juli en 13 november 1967; zie ook: Stadsarchief Genk, 861.6, doos 1, erelooncontract van de bouwkundige tussen de Gemeente Genk en H. Montois, architect, 23 februari 1968]. Peter Mandl, reeds als medewerker van het bureau van Isgour betrokken bij de studie en de uitvoering van het sportcomplex, was immers na de dood van Isgour bij het bureau van Montois aan de slag gegaan. Het bureau van Montois nam de uitvoering van het complex over en bracht daarbij geen fundamentele wijzigingen meer aan op de plannen van Isgour. Dit definitief ontwerp werd op de gemeenteraadszitting van 21 mei 1971 goedgekeurd [Stadsarchief Genk, 861.6, doos 2, Uittreksel uit het Register der Beraadslagingen van de Gemeenteraad. Vergadering van 21 mei 1971]. De ruwbouwwerken werden gegund aan de N.V. Vanhout van Vosselaar “tegen de verbeterde prijs van 78.761.681 F (zonder B.T.W.) zoals voorgesteld door de provinciale Technische Dienst van de Gebouwen” [Stadsarchief Genk, 861.6, doos 2, Brief van minister L. Servais aan de gouverneur van de provincie Limburg, 9 juni 1972].

Het sportcentrum in Genk is Isgours bekendste gebouw en levert hem – ondanks zijn overlijden tijdens de ontwerpfase – een plaats op in de historiografie over de twintigste-eeuwse architectuur. Deze bekendheid is echter vooral te danken aan de experimentele dakstructuur die niet aan Isgour is toe te schrijven, maar is ontworpen door ingenieur André Paduart (1914-1985). In de zitting van het College van Burgemeester en schepenen van 21 januari 1966 werd aan Isgour toelating gegeven “om het studiebureel SECO te belasten met het toezicht op de betonstudie en de ruwbouw van het nieuw te bouwen overdekt zwemdok. Dit brengt ipso facto mee dat U kunt beroep doen op de diensten van dhr. Ir. Paduart, professor aan de universiteit te Brussel” [Stadsarchief Genk, 861.6, doos 1: Brief van het Schepencollege aan architect Isgour, gedateerd 25 januari 1966; Overeenkomst tussen gemeentebestuur en studiebureau Setesco opgemaakt op 26 april 1968]. Vanaf 1959 doceerde Paduart de eerste Belgische cursus over schaalconstructies in beton aan de Université Libre de Bruxelles. Het pleit voor Isgour dat hij – reeds in de eerste ontwerpfase – de Belgische autoriteit op het vlak van het ontwerp, de berekening en de uitvoering van schaalconstructies in beton wist te engageren voor het project. Het studiebureau Setesco, waarvan Paduart oprichter en zaakvoerder was, zal ook na Isgours overlijden verantwoordelijk blijven voor het ontwerp en de bouw van de dakstructuur. Jacques Schiffmann, de rechterhand van Paduart bij Setesco en zijn assistent aan de Université Libre de Bruxelles, trad als projectleider op. Voor de centrale verwarming, de verluchting, de waterzuivering, de sanitaire uitrustingen, de waterafvoer en de elektrische installatie stelde Isgour aan het Schepencollege als studiebureau voor: de firma Marcq & Roba, Leopold II-laan 219-221 in Brussel (Sint-Jans-Molenbeek) [ Stadsarchief Genk, 861.6, doos 1, Schepencollege van 9 juni 1967; Contract opgemaakt op 26 april 1968].

Het sportcomplex werd ingewijd op 6 december 1975, getuige de gedenkplaat in de inkomhal met inscriptie: “DIT SPORTCOMPLEX WERD INGEWIJD OP 6 DECEMBER 1975. / MEVROUW R. DE BACKER-VAN OCKEN, MINISTER VAN / NEDERLANDSE CULTUUR EN VLAAMSE AANGELEGENHEDEN, / L. ROPPE, GOUVERNEUR VAN LIMBURG, / J.M. HEUSCHEN, BISSCHOP VAN HASSELT, / G. BIJNENS, BURGEMEESTER VAN GENK, / L. GAETHOFS, L. DRIESSEN-ARITS, M. VAN DOOREN, / J. OLAERTS-BREIJ, R. BEERTEN, G. VANGENEUGDEN, / SCHEPENEN VAN GENK. / ARCHITEKTEN: I. ISGOUR † / H. MONTOIS. / UITVOERING: ALGEMENE AANNEMINGEN / K. VANHOUT & ZONEN N.V. VOSSELAAR.”

Voor de dakstructuur werden vijf dunne schaaldaken in beton aaneengeschakeld. De schaaldaken werden geconcipieerd als hyperbolische paraboloïdes of hypars. Dankzij de geometrische en structurele eigenschappen van dit dubbel gekromd schaaldak werd het mogelijk om enorme ruimtes te overspannen.

Een hypar wordt beschreven als twee reeksen paraboolbogen die in tegenovergestelde richting zijn georiënteerd. De belastingen die inwerken op het vlak worden steeds in de richting van een van beide parabolen afgeleid: de neerwaarts gerichte parabool neemt drukkrachten op en de opwaarts gerichte parabool trekkrachten. Het vlak is niet onderhevig aan buigingskrachten en de doorsnede kan bijgevolg tot een minimum beperkt blijven. Bovendien is een hypar een regelvlak: het kan ook beschreven worden door twee reeksen onderling evenwijdige rechten. Deze voorstellingswijze van een hypar lijkt op een blad papier waarvan één hoekpunt is opgetild. Met behulp van rechte, houten planken kan op een relatief eenvoudige manier de bekisting voor een dubbel gekromd schaaldak in beton worden opgebouwd.

De sierlijke verschijningsvorm en de relatief simpele constructiemethode – althans in vergelijking met andere dubbel gekromde schaalconstructies – maakt interessante architecturale toepassingen mogelijk. De populariteit van de hyperbolische paraboloïde wordt evenwel tegengewerkt door de moeilijkheidsgraad van de berekening. Paduart leverde een buitengewone bijdrage aan de verspreiding van – onder meer dit type van – schaaldaken en probeerde aan de moeilijkheden in verband met de berekening tegemoet te komen met een uitgave over de berekeningswijze van dunne schaalconstructies in gewapend beton in 1961: PADUART, André, Introduction au calcul et à l’exécution des voiles minces en béton armé, Parijs, 1961. Hij nam hierin een vereenvoudigde berekeningswijze van de hypar op, die hij eveneens toepaste bij een woning in La Hulpe (1962-1964). Twee jaar later, in 1966-1967, schakelde hij samen met Robert Puttemans vier hypars aan elkaar voor de luifel van het Institut de Sociologie van de Université Libre de Bruxelles. Ongeveer gelijktijdig met het Sportcentrum in Genk, werd in Ukkel eveneens een zwembad met hypardak opgericht. Het zwembad Longchamp (1965-1971) werd ontworpen door architecten Charles De Meuter en Jean Koning, in samenwerking met de Franse ingenieur René Sarger, die de dakstructuur voor zijn rekening nam. Ook Sarger is met dit ontwerp niet aan zijn proefstuk toe. Op Expo 58 zijn het ontwerp van de hyparstructuren van het Franse paviljoen en het Informatiepaviljoen op het Brouckèreplein van zijn hand.

De vijf hyperbolische paraboloïdes van het Sportcentrum overspannen een zeshoekig grondvlak zonder tussensteunpunten. Vier hypars hebben de vorm van een parallellogram en de centrale hypar is een ruit. De krachten die optreden in de hypars worden via randbalken in beton overgedragen naar drie steunberen aan de buitenkant van het gebouw.

Een enorme balk in voorgespannen beton onder het gebouw zorgt voor het horizontale evenwicht van het geheel. Het dak overspant in de breedte 36 m en bijna 74 m in de lengte. Op het hoogste punt is het dak 11,20 m. De totale dakoppervlakte bedraagt ongeveer 2500 m2. Het opstellen van de bekistingen en de stellingen, het storten van het beton en de volgorde waarin de schalen na verharding worden ontkist, vormde het voorwerp van een zeer minutieuze studie, zodat een zo homogeen mogelijke belasting zou ontstaan, zonder plaatselijk te ressorteren in (te) hoge spanningsconcentraties.

In het ontwerp werden twee baden voorzien: een instructiebad van 18,98 meter op 8,50 meter en een diepte van 0,60 meter tot 1 meter en het competitiebad van 33,3 meter op 18 meter, vertrekkend van 1 meter diepte over 20 meter afdalend naar 1,43 diepte, dan over 1,53 meter sterk afdalend naar 2 meter. Het springbad dat aansluit op het competitiebad met bijhorende duikplanken is 12 meter op 7 meter, versmallend tot 9,25 meter en is 3,75 meter diep [Stadsarchief Genk, reeks bouwdossiers, nummer 1971/143, toelichting bij het definitief ontwerp, sine data]. De baden zijn bekleed met email. Een grote tribune kijkt erop uit. De zuidgevel is helemaal opengewerkt door grote glaspartijen.

De technische voorzieningen bevinden zich onder de zwembadkuip. In de sokkel van het sportcomplex bevinden zich dienstlokalen, een conciërgewoning , de toegang, sanitaire voorzieningen, kleedkamers, vestiaires, douches, een cafetaria en een sportzaal ( 32 meter x 42 meter en een vrije hoogte van 8,05 meter) met zalen voor judo, boks- en conditietraining en bijhorende bergruimte. De mogelijkheid bestond om de sokkel uit te breiden zonder het schaaldak aan te tasten.

Die uitbreiding, evenwel zonder aanpassing van de sokkel, is ook effectief gebeurd in 2005 toen architectenbureau Vanthoor het complex renoveerde en het bad daarbij verlengde tot 50 meter, door het competitiebad aan het instructiebad te koppelen. De renovatiewerken, uitgevoerd door de firma Cordeel, omvatten verder een volledige vernieuwing van de technische installaties, het aanbrengen van een beweegbare bodem in het zwembad, vernieuwing van de glijbaan en whirlpools, een nieuw peuterbad en nieuwe verlichting. Momenteel is er geen conciërgewoning meer. Deze werd omgebouwd naar kantoorruimte en vergaderzalen.

Het Sportcentrum is één van de eerste en weinige schaaldakconstructies (samengesteld uit vijf hyperbolische paraboloïden) van België. Een schaaldak is volgens Haslinghuis een “gebogen betonnen dak van doorgaans grote afmetingen maar met een zeer geringe dikte”. De constructie overspant een breedte van 36 meter, een lengte van bijna 74 meter en meet op haar hoogste punt 11,20 meter. De sokkel kon volgens Isgours idee uitgebreid worden volgens de heersende noden en zou op die manier de schaaldakconstructie onaangetast laten.

Isgour overleed in 1967 nog voor de start van de werkzaamheden en architectenbureau Montois uit Brussel nam de uitvoering van het complex voor zijn rekening. De stabiliteit van het gebouw was zoals gezegd in handen van ingenieursbureau Setesco met als projectleider Jacques Schiffmann. Peter Paul Mandl was architect-medewerker.

  • B(ASYN), J.-M., Isgour, Isia in VAN LOO A., red., Repertorium van de Architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, 2003, pagina's 361-362.
  • DRIESSEN S., Isia Isgour, architectuur (tent.cat.), Houthalen-Helchteren, 1999, pagina's 20-21.
  • VAN DE VOORDE S., DE CAIGNY S., VAN HERCK K., DE MEYER R., DAUPHIN N. en DRIESSEN S., Isia Isgour 1913-1967, (Focus architectuurarchieven), Antwerpen, 2008, pagina's 30-31, 41, 46, 48, 50, 54 en 177-181.

Bron: Beschermingsdossier DL002580 (2009)
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sportcentrum [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/205812 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.