erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Gertrudis

bouwkundig element
ID
208828
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/208828

Juridische gevolgen

Beschrijving

Neoromaanse Sint-Gertrudiskerk van 1841-1848, met 12de-eeuwse romaanse toren. De kerk is niet georiënteerd, het koor ligt aan de westzijde. De kerk is nog omgeven door het kerkhof. Het kerkhof is omgeven door een beukenhaag (Oudstrijdersstraat, Populiereweg) en door een omheining begroeid met klimop (Vladslostraat).

Geschiedenis

De ontginning van Bovekerke moet gesitueerd worden in de tweede grote ontginningsfase van het einde van de 11de eeuw tot circa 1170. Zowel de patroonheilige Gertrudis van de parochie Bovekerke (Gertrudis van Nijvel was de dochter van Pepijn van Landen, gestorven in 659), als de uitgang "kerke" wijzen op de late stichting. De ontginning gaat samen met de bouw van de romaanse kruiskerk, die te dateren is in de 12de eeuw. De veldstenen toren - het enige restant van deze kerk - is meteen het oudst bewaarde gebouw van Koekelare.

De inplanting van de nederzetting is vermoedelijk te relateren met de vol-middeleeuwse ontginning van de "Utfanc" of "Fang" die in 1176 vermeld wordt in kronieken van de Oudenburgse abdij. De "Utfanc" vormde een bos- en heidegebied ('wostine') over grote delen van Eernegem (Ichtegem), Koekelare, Vladslo (Diksmuide) en Bovekerke. Waarschijnlijk is Bovekerke gesticht vanuit één van de oudere nederzettingen in de omgeving, waardoor het omringd is: Koekelare wordt reeds vermeld in 847, Vladslo (Diksmuide) in 992. Werken (Kortemark) wordt pas voor het eerst vermeld in 1135, maar van dit dorp is archeologisch vastgesteld dat het een vroegmiddeleeuwse oorsprong heeft. Het grondgebied van Bovekerke is wellicht uitgesneden uit een moederparochie. Eerste vermelding in 1119 als "Bovenkerca" en "Bovenkyrke", wanneer Lambert, bisschop van Doornik en Noyon, het patronaatschap van de kerk schenkt aan de abt van de Sint-Bertinusabdij van Sint-Omaars (Noord-Frankrijk). Eén these stelt dat Bovekerke "kerk van Bobo" dan wel "kerk van Bovo" betekent. Het feit dat de bronnen melding maken van abt Bovo die de Sint-Bertijnsabdij leidt in 1042-1065, maakt het verleidelijk om te stellen dat de eerste kerk van Bovekerke gesticht zou zijn door de abt van de Sint-Bertijnsabdij. Een andere these verklaart het ontstaan van Bovekerke binnen het 'eigenkerkenbegrip', waarbij plaatselijke heren een kerk stichten op hun domein. De motte van de heer van Bovekerke kan ten oosten van de kerk gesitueerd worden. Mottes zijn te dateren tussen het begin van de 11de eeuw en het midden van de 13de eeuw. Misschien is er een verband met de motte "Vrouwenhillewal", gelegen op de grens van Werken (Kortemark) met Bovekerke. De deels omwalde site ten zuidwesten van de kerk - zoals nog weergegeven op de Atlas der Buurtwegen (circa 1846) en de P.C. Poppkaart (circa 1856) - kan niet geïnterpreteerd worden als de vervolgnederzetting van "Vrouwenhillewal" waarrond geen directe nederzetting ontstaan was (zie Werkenstraat nr. 2). Zie ook historische inleiding voor Bovekerke.

De oorspronkelijke romaanse kerk. De oorspronkelijke kruiskerk met vieringtoren was georiënteerd (koor aan de oostzijde, inkom aan de westzijde tegenover het Konijnenstraatje). We zien deze kerk onder meer afgebeeld op 16de-eeuwse kaarten: "Kaart van het kanaal tussen Handzame, Diksmuide en Kortemark" en op de Pourbuskaart van 1562. Het gebruik van veldsteen - plaatselijke natuursteen - in onregelmatig metselverband is richtinggevend voor de datering van de toren: het eerste grootschalige gebruik van baksteen in onze streken is te situeren circa 1214 bij de bouw van de kerk van de Duinenabdij in Koksijde. Een precieze datering van de toren is tot dusver onmogelijk, gelijkaardige vieringtorens, onder meer deze van het naburige Werken (Kortemark) die slechts in wederopbouwvorm bewaard is, en van Snellegem (Jabbeke) zijn in de 12de eeuw te dateren.

Aan drie zijden vertoont de toren een vertanding, waarop de zolderingen van het koor en het transept rustten. De muurdikte neemt af van 1,23 tot 0,9 meter. Het venster boven de huidige ingang van de kerk was oorspronkelijk de doorgang van de torenverdieping naar de zolder boven het koor. De doorgangen van de torenverdieping naar de zolder van het transept zijn dichtgemaakt. 'Littekens' van deze vroegere bedaking zijn traceerbaar in het verschil tussen veldsteen en baksteen. Onmiddellijk boven deze 'littekens' gaat de toren over van vierkant op achthoekig. De vier versneden hoeken zijn elk met de helft van een vierkante piramide afgedekt (in baksteen vernieuwd bij de nieuwbouw van de kerk). Aan de binnenkant steunen deze overgangen op bogen. Het 'klokkenhuis' is op de acht zijden opengewerkt door vroeggotische gekoppelde galmgaten, met een monolithische zuil met een kapiteel met bladmotief, gevat in een rondboognis. De oorspronkelijke kapitelen zijn vervangen (de originelen kwamen in Brugge terecht, maar zijn niet traceerbaar). De rondbogen in de oorspronkelijke middentoren werden in vier fases verkleind. Aanvankelijk (moeilijk te dateren) werden de vier rondbogen met veldsteen verkleind. De reden voor deze eerste aanpassing was dat de oorspronkelijke constructie te licht was. Later (moeilijk te dateren) werden de noord- en de zuidzijde opnieuw aangepast met gebruik van baksteen. In de zuidzijde, enkele grote blokken in Doornikse steen. Het definitief dichten van de bogen dateert ui de periode 1841-1848 (afbraak van de oude kerk en bouw van de nieuwe kerk). De oostzijde kende maar één opvulling met metselwerk en de inbreng van het nieuwe oostportaal in 1841-1848.

In 2000 werd een maquette (Franky Wyffels) gemaakt van de oorspronkelijke kerk. Hierbij werd gebruik gemaakt de studie van broeder Firmin ("De Romaanse bouwkunst in West-Vlaanderen", 1940), van de architecturale studie van de kerktoren en van archeologische waarnemingen en vergelijkbare bewaarde Romaanse kerken, De oorspronkelijke, georiënteerde plattegrond toont een driebeukige kruiskerk met transept en rechthoekig koor. De lengte van de kerk was 31 à 32 meter. De noordelijke zijbeuk had een 'paradijspoortje'. In 1999 werd bij verfraaiingswerken voor de kerkingang het oorspronkelijke, rechthoekige koor vrijgelegd: het mat 10,5 meter. Westzijde: oorspronkelijke toegang tot de kerk. Hoge middenbeuk onder zadeldak, lagere zijbeuken onder lessenaarsdak.

De nieuwe neoromaanse kerk. In 1841-1848 wordt een nieuwe neoromaanse kerk gebouwd naar ontwerp van provinciaal bouwmeester Pierre Buyck (Brugge, 1805-1877). De oude Romaanse toren wordt hierbij behouden, echter niet als middentoren, maar als oosttoren met portaal. De oude kerk was bouwvallig. Bij de nieuwbouw van 1848 komt het koor aan de westzijde te liggen (tegenover de Konijnenstraat), de inkom aan de oostzijde (tegenover de Oudstrijdersstraat). De oorspronkelijke veldstenen toren wordt versterkt met steunberen en als portaal gebruikt. De veelhoekige toren wordt verhoogd in baksteen, in die verhoging worden oculi en extra galmgaten voorzien. Circa 1889 wordt een nieuwe klok in de toren geplaatst (verslag Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen). De oude klok bevond zich in een slechte staat.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog ligt Bovekerke op de rand van het door de Duitsers bezette gebied. Op 16 en 17 oktober 1914 komen de eerste Duitse patrouilles het dorp binnen. De Duitsers trekken zich terug in het bos (vermoedelijk het "Bovekerkebos" ten noorden van de dorpskom). Franse, Marokkaanse en Belgische soldaten bezetten "De Platse" van Bovekerke. Na wederzijds geweervuur trekken de geallieerden zich terug tot Werken (Kortemark). Hierop bezetten de Duitsers het dorp. De Sint-Gertrudiskerk wordt door de Duitsers aanvankelijk als hospitaal gebruikt, nadien als pakhuis. De toren doet dienst als waarnemingspost. De klokken worden vernield. Zware beschadigingen aan de kerk in 1917. Het 19de-eeuwse orgel gaat verloren tijdens de Eerste Wereldoorlog.

De oorlogsschade wordt hersteld in 1920-1923, "Plans tot herstelling van de parochiale kerk" van 1920 door architect Theo Raison (Brugge). Vooral aan de zuidzijde is schade aan het metselwerk aangegeven. Ook aan het galmgat boven het portaal was er schade. Blijkens het aanbestedingsdossier worden ook heel wat interieurelementen hersteld. Ook de omsluitingsmuur en de poort tot het kerkhof worden in deze periode gebouwd.

Bescherming als monument van de toren in 1974, op aanvraag van het toenmalig gemeentebestuur in 1961. Restauratie van de toren in 1978-1979.

Beschrijving

Driebeukige bakstenen kerk van 1841-1848. De 12de-eeuwse romaanse vieringtoren wordt bij de neoromaanse nieuwbouw van de kerk hergebruikt als oosttoren met portaal (zie ook onder De oorspronkelijke romaanse kerk, boven). De toren is grotendeels opgetrokken in veldsteen, ijzeren ankers. Vierkante basis overgaand in achthoekige klokkenverdieping. De hoge, bakstenen steunberen ter hoogte van de basis zijn toegevoegd na de afbraak van de oorspronkelijke kerk. Het portaal is ondergebracht in de oostzijde van de toren, in de dichtgemetselde doorgang tussen de viering en het koor. Verdiept rondboogportaal, bakstenen zuilen, grijs beschilderd als imitatie van Romaanse zuilen, waarboven zwart en rood geschilderd opschrift in rondboog: "ME DEO CONSECRABAT JOANNES JOSEPHUS FAICT PRAESUL BRUGENSIS" (de hoofdletters in het rood). Boven het 'klokkenhuis' toevoeging (1841-1848) van halve verdieping in baksteen met oculi. Achtzijdige, ingesnoerde spits (leien, vier torenuurwerken) met ijzeren kruis- en haanbekroning (1841-1848).

Driebeukige, pseudobasilicale kerk onder leien zadeldak, aan de oostzijde met wolfseind, om de galmgaten van het 'klokkenhuis' vrij te houden. Het schip, het transept en het koor zijn gevat onder een even hoog zadeldak. Gele baksteenbouw, omlopende plint. Schip van drie traveeën + één blinde travee, transept met één travee vooruit springend tegenover het schip. Hoofdkoor van twee traveeën met driezijdige sluiting. Kleine zijkoren van één travee met rechte sluiting, onder lessenaarsdak. Terugkomende ritmerende elementen in de bakstenen gevels: aflijnende rondboogfriezen (bij de hele en halve puntgevels, het transept en het koor), rondboogvensters verdiept in vanaf de plint startende rondboognissen, oculi (grote in de sluiting van de transepten, kleinere in de sluiting van het koor).

In de oksel van het zuidkoor met de toren, calvarie: witgeschilderd Christusbeeld op houten kruis onder zadeldakje, neogotisch (zie drielobmotief) blauwhardstenen voetstuk, een herdenkingsteken voor pastoor Emanuel De Clerck, pastoor te Bovekerke van 1834 in 1851. Inscriptie: "D.O.M. (…) DOOR ZYNE SORG EN YVER WERD DEZE KERKE IN 1848 INGEWYD/ HY HEEFT DE MILDDADIGHEID VAN DE WELEDEL HEER B. DE CROMBRUGGHE DE PYKENDALE OPGEWEKT IN DE SCHENKING DER ARMENSCHOOL R.I.P.", ijzeren lantaarn.

Ten zuidwesten van het koor, sacristie onder leien tentdak (aflijnende gootlijsten) met bolbekroning en windwijzer, verbindingstravee met het transept en het koor onder plat dak, getoogde muuropeningen onder kopse laag, traliewerk. Ten noordwesten van het koor, spiegelend, identiek nutsgebouwtje uit het midden van de 20ste eeuw. In het nutsgebouw, kleine gedenksteen met inscriptie: "M. DEFORCHE PASTOR 1965" (mogelijk de pastoor-bouwheer bij de bouw van dit nutsgebouw, goedkeuring door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen in 1962). In de eind 19de-eeuwse doorgang van het nutsgebouw naar het transept, gedenksteen met inscriptie "A. NUYTTEN PASTOR 1890" (reeds aangeduid op het wederopbouwplan van de kerk, het plan voor het bouwen van een sacristie werd goedgekeurd door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen in 1861).

Interieur. Witbeschilderd en bepleisterd neoromaans interieur. Overwelving van de hoofdbeuk, de transepten en het koor door tongewelven, gescheiden door gordelbogen; overwelving van de zijbeuken door Boheemse kappen, gescheiden door gordelbogen; overwelving van de 'viering' en de koorsluiting door kruisribgewelven. Ritmering van de kerk door gordelbogen aanzettend op zuilen of pilasters, de witgeschilderde zuilen op veelhoekig blauwhardstenen voetstuk en met grijsbeschilderd gestileerde neoromaanse kapitelen, de rondboogfriezen waarboven lijstwerk, de rondboogvensters en de oculi (koor en transepten). Zwarte tegelvloer, vermoedelijk Basècles (Henegouwen).

Onder het doksaal, gedenkplaten voor de overleden herders van de parochie (van 1608 tot 1990). Witmarmeren gedenkplaat voor pastoor Joye.

Mobilair. 17de-eeuwse preekstoel, gedateerd "165…", onder de kuip eikenhouten beeld voorstellend het geloof. Is in zijn volledigheid bewaard, op zijn oorspronkelijke plaats (de hoek van het hoofdkoor met het noordelijk transept).

In de transepten, biechtstoelen uit het begin van de 18de eeuw. Cartouches met bustes van de Heilige Petrus(?) en de Heilige Maria Magdalena.

Hoofdaltaar met 19de-eeuws neogotisch, gebeeldhouwd retabel. Thema is de kruisdood van Jezus, op de top triomferende Christus met kruis. 19de-eeuws, neogotisch koorgestoelte.

Het noordelijke zijaltaar toegewijd aan Gertrudis van Nijvel is een 19de-eeuws neogotisch, gebeeldhouwd altaar. Beeld van de Heilige Gertrudis (18de-eeuws), geflankeerd door de Heilige Jan Vianney en 'Anna leert Maria lezen'.

Het zuidelijke zijaltaar is toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Neoclassicistisch altaar in marmerimitatie, frontonbekroning, schilderij met voorstelling 'Onze-Lieve-Vrouw met Kind schenkt de rozenkrans aan de Heilige Dominicus Guzman' (1858 door H. Dobbelaere).

Voorts een aantal 17de- en 18de-eeuwse schilderijen, voornamelijk Vlaamse school, thematiek is het leven van Jezus en Maria en van de Heilige Gertrudis.

Polychrome pleisteren heiligenbeelden voornamelijk in de zijbeuken. Beeld van de Heilige Gertrudis met staf in nis boven het doksaal.

Geharnaste glasramen, bij het noordaltaar met afbeelding van de Heilige Gertrudis met staf (gift Remi Bruneel).

Orgel: in de doksaalbalustrade is nog een frontpaneel - trofee met ineengevlochten muziekinstrumenten in een basreliëf - aanwezig van een voormalige orgelkast, mogelijk van een vroeg 19de-eeuws instrument. Stilistisch is het trofee echter Lodewijk XVI, einde 18de eeuw. Op het doksaal nieuw orgel van 1929 (gebroeders Loncke).

  • Algemeen Rijksarchief Brussel, Dienst der Verwoeste Gewesten, dossiers nrs. 3095, 4569.
  • Archief Ruimte en Erfgoed - Afdeling West-Vlaanderen, Archiefnr. W/00373.
  • Rijksarchief Brugge, Kaarten en Plannen, nr. 201: Kaart van het kanaal tussen Handzame, Diksmuide en Kortemark, 16de eeuw.
  • Vlaams instituut voor het Onroerend Erfgoed, Archief orgelinventarisatie.
  • Informatie verkregen van Marc Dewilde.
  • Bovekerke, in Gids voor Vlaanderen. Toeristische en culturele gids van de Vlaamse gemeenten, Tielt, 1995, p. 527.
  • BROEDER FIRMIN, De Romaanse bouwkunst in West-Vlaanderen, Gent, 1940.
  • CORNILLY J., Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel III. Arrondissementen Brugge, Diksmuide, Oostende en Veurne, Brugge, 2005, p. 129.
  • DEWILDE M., STAELENS G., Bovekerke en z'n kerktoren, in Spaenhiers. Jaarboek, jg. 6, 1998, p. 105-119.
  • Gemeente Bovekerke, in DENDOOVEN L., Dit is West-Vlaanderen, deel 1, Brugge, 1959, p. 189-192.
  • NOTEBAERT A., NEUMANN C. e.a., Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1986, dossiers nrs. 3095, 4569.
  • Open Monumentendag 12 september 1999. Achter de frontlinie 1914-1918 (Brochure).
  • ROOSE-MEIER B., VERSCHRAEGEN H., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, Kanton Torhout, Ministerie van Nederlandse Cultuur Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Brussel, 1976, p. 19-20.
  • ROOSE B., Repertorium van bronnen voor Kunst- en Cultuurgeschiedenis in het archief van de provincie West-Vlaanderen (3de afdeling) 1817-1879, Brussel, 2001, p. 100-101.
  • SEYS R., Bovekerke. Sint-Gertrudis, in MUYLAERT F. (red.), Kerken in West-Vlaanderen. Deel 1: Parochiekerken decanaten Izegem – Lichtervelde – Roeselare – Staden – Tielt – Torhout, Roeselare, 1991, p. 149-151.
  • SEYS R., De glorie van Bovekerke, Koekelare, 1977.
  • SEYS R., Koekelare, gisteren en op de drempel van morgen. Een verzameling foto's, prentkaarten en tekeningen, met beknopte historische en andere toelichtingen, Sint-Niklaas, 1987, p. 81-85 (iconografie).
  • WYFFELS F., De maquette van de 12e-eeuwse kerk van Bovekerke, in Spaenhiers. Jaarboek, jg. 8, 2000, p. 26-34.
  • Inventarisatie van Relicten uit de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek (Provincie West-Vlaanderen, "Oorlog en Vrede in de Westhoek", en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen, 2002-2006).

Bron: VANNESTE P. & BAERT S. met medewerking van BOONE B., CREYF S. & VRANCKX M. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Koekelare, Deelgemeenten Bovekerke en Zande, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL46, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

De Sint-Gertrudiskerk werd tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Duitsers als hospitaal en nadien als pakhuis gebruikt. De toren deed dienst als waarnemingspost.

  • DECOODT H. & BOGAERT N. 2002-2005: Inventarisatie van het Wereldoorlogerfgoed in de Westhoek, project in opdracht van de provincie West-Vlaanderen, "Oorlog en Vrede in de Westhoek", en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties

  • Omvat
    Orgel kerk Sint-Gertrudis

  • Is gerelateerd aan
    Kapel

  • Is gerelateerd aan
    Kerkhof rondom de Sint-Gertrudiskerk

  • Is deel van
    Bovekerkestraat (Bovekerke)


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Gertrudis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/208828 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.