erfgoedobject

Woning Schandevyl

bouwkundig element
ID
212413
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/212413

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Woning Schandevyl
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Van zijn vriend Albert Schandevyl, voorzitter van het Verbond van Vlaamse Cultuurverenigingen Antwerpen, krijgt architect Renaat Braem in 1961 opdracht een woning te ontwerpen op de Antwerpse Linkeroever. Het bouwterrein aan de Thonetlaan, aangekocht van de beheersmaatschappij Imalso, ligt parallel met de Schelde aan de overzijde van de ligweiden van het Sint-Annastrand. Het beschikt over een gunstige oriëntatie met de tuin op het zuiden en is bestemd voor een kleine, vrijstaande villa, die naar een oud toponiem Geuzenweel wordt gedoopt. Tussen het najaar van 1961 en september 1962 ontstaan twee opeenvolgende ontwerpen, waarin Braem van een eerder conventioneel vormconcept evolueert naar een uitgesproken organische architectuur. Op dat moment besluit Schandevyl echter de bouw om financiële redenen uit te stellen. In het najaar van 1964, kort voor het verstrijken van de uiterste bouwtermijn volgens de verkoopsvoorwaarden van het terrein, worden de plannen opnieuw aangepakt. Braem werkt een derde ontwerp uit, dat qua vorm en materiaalgebruik meer aanleunt bij het brutalisme waar hij in die periode mee experimenteert. Vanwege het afgeronde dak en de kunststofbekleding, die strijdig zijn met de bouwvoorschriften van Imalso, wordt de bouwaanvraag in maart 1965 echter afgewezen. Daarop maakt Braem een vierde ontwerp, waarin hij de opgelegde hellingsgraad van het dak en het verplichte gebruik van gevelsteen op haast uitdagende wijze verwerkt tot een ondogmatisch, expressief vormconcept. Het programma van de woning, dat in een ruime woonkamer met keuken, drie slaapkamers en een badkamer voorziet, blijft gedurende het hele ontwerpproces ongewijzigd. Waar de orthogonale plattegrond in de eerste ontwerpen in de diepte van het perceel wordt geprojecteerd, kiest Braem pas in het definitieve ontwerp voor een inplanting in de breedte. De Franki-palen, waarop de constructie vanwege de onstabiele ondergrond dient te worden gefundeerd, geven vanaf het tweede ontwerp aanleiding om het woonniveau boven het maaiveld uit te tillen. Door het zwevende karakter en het bijzondere dakprofiel roept de woning het beeld op van een zeilend schip, volgens Braem zelf een verwijzing naar de hobby van Schandevyl, een verwoed zeiler. Met het laatste ontwerp wordt in mei opnieuw een bouwaanvraag ingediend, ditmaal wel met gunstig gevolg. De werken gaan in december 1965 van start en in februari 1967 nemen de bewoners hun intrek.

In het eerste ontwerp van de woning Schandevyl lijkt Braem zich nog te willen conformeren aan de bouwvoorschriften van Imalso. Hij vertrekt van een hoofdvolume van twee bouwlagen onder een overstekend zadeldak en een aangebouwde garage, en denkt daarbij aanvankelijk aan een structuur van baksteen en beton. Uiteindelijk kiest hij voor een integrale betonconstructie, waarvan de uiterlijke vorm wordt beheerst door de boogvelden en de curven van de zijgevels, die in één vloeiende beweging overlopen in het tuinmuurtje. Andere opvallende elementen zijn de gegolfde deurluifel, de verticale lichtstroken van het trappenhuis en de organisch vormgegeven open haard die de woonkamer opdeelt in een zit- en eethoek.

Vanaf het tweede ontwerp plaatst Braem de woning op pilotis, waardoor de garage binnen het bouwvolume wordt geïntegreerd en de woonkamer aan ruimtegevoel wint door een volledig open plan en een onbelemmerd uitzicht over de Schelde. In de vormgeving introduceert hij een biomorfe, aan de natuur ontleende plastische expressie, die vooral tot uiting komt in het golvende schaaldak, de curven van het trappenhuis en het enorme boograam in de voorgevel. In tegenstelling tot het voorgaande ontwerp wordt de nokrichting van het dak vanaf nu dwars op de rooilijn geprojecteerd. Beide eerste ontwerpen leunen sterk aan bij het definitieve ontwerp van de woning Van den Branden in Ranst, dat tegelijkertijd tot stand komt.

Het derde ontwerp bouwt verder op het principe van de pilotis en het open woonniveau, maar herleidt de bovenbouw tot een compact dakvolume met een eenduidige geometrie. In een eerste versie experimenteert hij met het profiel van een kwartellips, om in de definitieve versie dat van een halve ellips te benaderen, organische vormen die twee jaar later ook in het ontwerpproces van de woning Van Humbeeck in Buggenhout tot uiting komen. Daarbij kiest Braem voor een uniform bekledingsmateriaal dat niet alleen de eenheid van vorm versterkt, maar ook het beeld van een zeilschip lijkt te willen bevestigen. De structuur bestaat uit een betonskelet, waarvan enkel de ronde pilotis zichtbaar zijn. Voor zowel de wanden als het dak maakt hij uitsluitend gebruik van Ytong-blokken en -platen, gecombineerd met schrijnwerk in afzeliahout. Meest opmerkelijk aan het constructieprincipe is echter de integrale kunststofbekleding van de bovenbouw, met witte Selchim-golfplaten bevestigd op aluminiumprofielen, die de woning een radicaal eigentijds karakter geeft. Het ontwerp sluit daarmee aan bij de experimenten met systeembouw en lichte industriële materialen, die door Braem vanaf 1960 in diverse prototypes en ontwerpen in praktijk worden gebracht.

In het vierde en laatste ontwerp brengt Braem het volume van de woning noodgedwongen terug tot de proporties uit het beginstadium van het ontwerpproces. Aan de pilotis herinnert nog slechts een zwevende bodemplaat in zichtbeton, de garage wordt opnieuw in een aparte aanbouw ondergebracht onder een brede dakluifel. De uiterlijke vorm wordt nu volledig beheerst door het asymmetrische, golvende dakschild met Amerikaanse shingles, dat aan de westzijde tot op de begane grond wordt doorgetrokken. Uit vrees voor een gebrek aan lichtinval, laat de opdrachtgever hierin ter hoogte van de woonkamer nog een extra venster aanbrengen. Verder besteedt Braem bijzondere zorg aan de textuur van de bakstenen gevels, waarvan hij het metselverband verlevendigt met een repetitief ritme van verticale stroken, zoals in de woning Van Hellem in Zellik. De stroken worden ter hoogte van het trappenhuis opengewerkt en plastisch geaccentueerd door betonnen balkkoppen. Ook de vensters met schrijnwerk in afzeliahout koppelt hij in de voor- en achtergevel tot smalle verticale stroken. In de woonkamer, die met een glaswand aan de tuin grenst, wordt de westzijde ingenomen door een wandmeubel in afzelia en wit formica. Boven de slaapkamers op de eerste verdieping laat het dakvolume nog ruimte voor een zolderverdieping. Braem levert ook het ontwerp voor de ellipsvormige brievenbus.

  • Archives d'Architecture Moderne, Archief Renaat Braem, Dossiernummer, 146.
  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 18#47381.

Bron: Braeken J. (ed.) 2010: Renaat Braem 1910-2001. Architect, Relicta Monografieën 6. Archeologie, Monumenten en Landschapsonderzoek in Vlaanderen, Brussel.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Woning Schandevyl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/212413 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.