Voormalig klooster der cellebroeders. Thans opgesplitst in verschillende woningen. De cellebroeders of alexianen vestigden zich in 1473 in de stad; tijdens de Franse bezetting werd de orde opgeheven.

Lange classicistische gevel van tien traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (mechanische pannen) met schild aan de rechter zijde, drie afgewolfde dakkapellen boven nummer 24 en een recente dakkapel boven nummer 22. Tweede helft 18de eeuw. Bakstenen lijstgevel op een kalkstenen plint; holronde, bepleisterde kroonlijst. Getoogde vensters in een geriemde kalkstenen omlijsting. Fraaie schouderboogdeur in een geprofileerde omlijsting met breed, kwarthol beloop, gesculpteerde sluitsteen, neuten en imposten, ingeschreven in een geblokte omlijsting waarboven een zware druiplijst die de boogrug volgt; bovenlicht met mooie waaier; de deur is aan weerszij geflankeerd door kleine, rechthoekige venstertjes. De deuren van nummers 20 en 22 (mogelijk verbouwde vensters) zijn zoals de vensters en voorzien van gestrekte kalkstenen tussendorpels. In de laatste twee, geknikte traveeën, twee rondboogpoorten, thans omgevormd tot vensters; rechthoekige omlijsting van beschilderde hardsteen -met geprofileerd beloop, neuten, zware sluitsteen en een geprofileerde druiplijst; bovenlicht met waaier. De laatste travee van nummer 24 is een recenter gedeelte, door een duidelijke bouwnaad van het eigenlijke gebouw gescheiden.