erfgoedobject

Kasteeldomein Liedts

bouwkundig / landschappelijk element
ID
27294
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/27294

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteeldomein Liedts
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Park Liedts
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Liedtskasteel
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Het eclectische kasteel Liedts, dat dateert van 1883, is een verbouwing van het vroegere classicistische landhuis van 1865, opgericht als zomerverblijf door de familie Liedts op gronden van de vroegere stadsvesten. Het omringende park werd grotendeels aangelegd in 1865-1869 in landschappelijke stijl. Een deel van het park werd in 1926 omgevormd tot volkstuintjes. Het nog bewaarde ravelijn BC binnen het park is het enig vestingbouwkundig overblijfsel van de vesting Oudenaarde uit de Hollandse periode.

Historiek

Het Liedtskasteel, voorheen ook zogenaamd Kasteel van de Eindries, was het voormalig zomerverblijf van de familie Liedts. Het park is gelegen aan de noordoostzijde van de stad, op een deel van en juist buiten de vroegere stadsomwalling. Oudenaarde was van in de middeleeuwen tot de 19de eeuw een belangrijke vestingstad door haar strategische ligging aan de Schelde. Deze vesting werd herhaaldelijk heraangelegd. Bestaande muren werden in de 15de eeuw aangepast en tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) van bolwerken voorzien. Versterkingen werden aangebracht onder het Spaanse bewind maar uitgebreid tussen 1665 en 1678 door Vauban, de architect van Lodewijk XIV. De stad zou deze gebastioneerde vorm behouden tot het einde van de 18de eeuw. Op bevel van Jozef II werden in 1782 de stadsversterkingen te koop gesteld. Een deel van de vrijgekomen gronden op de Eindries werden toen al verkocht. Het merendeel ervan kwam in handen van Guillaume Liedts.

Tijdens het Hollands bewind maakte de vesting Oudenaarde deel uit van de tweede linie van de Wellingtonbarrière, een grensverdediging tegen Frankrijk. De eerste plannen dateren van 1819 en stelden voor zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande funderingen van de vroegere omwalling en bastions. Er werden toen vijf ravelijnen gepland en twee forten, in Bevere en op de Kezelberg. Koning Willem I ondertekende het koninklijk besluit op 4 oktober 1821. Ingenieur was majoor Brunsveld van Hulten. Een plan van 1829 in het Rijksarchief Brussel toont de geprojecteerde werken met omwalling met negen saillanten. Er waren vier poorten met in de gracht ervoor telkens een ravelijn die de poort aan de veldzijde moest dekken. Enkel ravelijn B-C is nog bewaard aangezien ze in 1865 opgenomen werd in de grote privétuin die de erfgenamen van Guillaume Liedts er midden 19de eeuw liet aanleggen. Deze was geïnspireerd op de Engelse landschapstuinen met wandelpaden, waterpartijen met fontein, grote grasvelden, prieeltjes en hoogstambomen. Volgens gegevens uit het kadasterarchief lieten Richard, Charles en Clemence Liedts in 1850 een “paviljoen” bouwen dat in 1865 uitgebreid werd tot een landhuis.

Dit oorspronkelijk neoclassicistisch witgepleisterd landhuis, gekend door oude foto’s, werd in 1883 door Amedée Liedts, de zoon van Charles, uitgebreid en aangekleed in eclectische stijl. Volgens literatuur werkte architect Edmond Van de Vyvere mee aan de opbouw van het huidige kasteel. Edmond Van de Vyvere (1837-1896) studeerde architectuur aan de Academie in Brussel en werkt onder meer mee aan de bouw van het Brusselse Justitiepaleis onder leiding van architect J. Poelaert in de jaren 1860. Architect van de Vyvere stamde uit een belangrijke kunstenaarsfamilie in Oudenaarde. Zijn broers Emiel en Polydoor waren beeldhouwer en aannemer. Mogelijk werkten zij eveneens mee aan de verbouwing van het kasteel. Kunstschilder Edmond Van de Vyvere was een zoon van zijn broer Emiel.

Het kasteel met de bibliotheek, de kunstverzamelingen en het omringend park van 6 hectare werd door Amedée Liedts in 1907 bij testament geschonken aan de stad Oudenaarde op voorwaarde dat de eigendom een publieke functie kreeg ten bate van de Oudenaardse bevolking en dat de begrenzing van het “Park Liedts” nooit zou wijzigen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het park toegankelijk voor bezoekers, waarbij het vooral een sociale functie kreeg. De schenking bevatte ook een kunstcollectie, bibliotheek en een collectie munten en penningen. De kunstwerken vormen de kern van het huidige stedelijk museum van Oudenaarde. De meer dan 4000 boekbanden met uiteenlopende onderwerpen, munten en penningen worden bewaard op het Oudenaardse stadsarchief.

Enkele jaren later, tijdens de Eerste Wereldoorlog, zou het kasteel dienst doen als casino voor de Duitse officieren. Na de Eerste Wereldoorlog bood het kasteel tijdelijk onderdak aan de Oudenaardse rechtbank in afwachting van de bouw van het nieuwe justitiepaleis. Sinds 1996 is het Vrijzinnig Huis in een deel van het kasteel gehuisvest.

Een open terrein, palend aan het park, de Dijkstraat en de Hofstraat, is mee opgenomen in het legaat van baron Liedts en moest dus ook een sociale functie krijgen. In 1926 werd het terrein door de Koninklijke maatschappij Werk der Volkstuinen, ook wel “Werk van den Akker” genoemd, ingericht als volkstuinen.

Charles Liedts (1802-1878) is de meest gekende van de bewoners van het kasteel. Hij was een belangrijke Belgische liberaal politicus, jurist en diplomaat en historisch gezien één van de beroemdste inwoners van Oudenaarde. Hij werd in 1802 in Oudenaarde geboren uit een Oudenaards geslacht van brouwers en grootgrondbezitters die al meer dan een eeuw een prominente rol speelden in het lokale maatschappelijke leven. De wijnhandelaar Guillaume Liedts, een grootoom van Charles, was in 1789 luitenant van het patriottenleger en ten tijde van de Belgische Republiek zetelde hij als schepen. Charles’ vader, Laurent Liedts, zetelde tijdens het Napoleontische regime en de Hollandse periode in de gemeenteraad en was ontvanger van de Oudenaardse burgerlijke hospitalen. Tijdens de Brabantse omwenteling in 1830 was Charles Liedts één van de leiders van de Oudenaardse revolutionairen. Door zijn aandeel in de revolutie benoemde het Voorlopig Bewind hem in oktober 1830 tot procureur bij eerste aanleg te Oudenaarde, later tot procureur te Gent en in 1831 tot voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. Hij werd lid van het Nationaal Congres en nadien secretaris. Hij was lid van de kamer van volksvertegenwoordigers voor Oudenaarde (1831-1848), minister van binnenlandse zaken (1840-1841), gouverneur van Henegouwen (1841), voorzitter van de kamer van volksvertegenwoordigers (1843-1848), gouverneur van Brabant (1845), minister van staat (1847) en minister van financiën (1852-1855). Van 1862 tot 1877 was hij gouverneur van de Generale Maatschappij. Tussendoor regelde Liedts ook nog de handelsbetrekkingen met Nederland en Frankrijk en legde hij de fundering voor de latere Raad van State. In 1870 werd Charles Liedts voor bewezen diensten in de adelstand verheven en kreeg de titel van baron. Hij koos als devies “All for Duty”. Deze familieleuze prijkt nog altijd op de cartouches van het kasteel. Na zijn loopbaan wilde hij zich terugtrekken in zijn geboortestad, tussen zijn kunstcollectie en zijn boeken en om er zich toe te wijden ook aan zijn grote passie, de botanica. Hij overleed echter in 1878 in Brussel.

Beschrijving

Het stadspark is gelegen aan de noordoostelijke rand van de oude, voorheen gebastioneerde stadskern op de zogenaamde Eindries, buiten de Einepoort. Het terrein maakte namelijk deel uit van de versterking en het park incorporeert nog een ravelijn van de vroeg 19de-eeuwse vesting. Tot eind 19de eeuw bleef deze Eindries zeer landelijk. In 1893 werden de braakliggende gronden ten westen van het park door de gebroeders Gevaert, rijke textielindustriëlen van de stad, een sociale woonwijk opgericht voor hun arbeiders. De Gevaertdreef vormt de ruggengraat van deze wijk, die ten oosten aansloot bij hun fabriek aan het Tacambaroplein. De gronden ten zuiden van het park, onder meer van een vroeger militair oefenterrein werden pas tijdens het interbellum verkaveld na de rechttrekking van de Schelde. Het stadspark vormt een groene long te midden van de stad.

Kasteel

Het kasteel is opgetrokken uit bak- en kalkzandsteen (vermoedelijk Euvillesteen) op een hoge plint van blauwe hardsteenblokken in bossage, doorbroken door getraliede keldervensters. De bouwstijl is eclectisch met voornamelijk reminiscenties aan de renaissancestijl en geïnspireerd op de laatgotische profane architectuur. Architect Edmond Van de Vyvere tekende vermoedelijk de plannen in 1883. Het gebouw telt twee bouwlagen met verhoogde begane grond en is opgetrokken op rechthoekige plattegrond met meerdere uitbouwen onder zadeldak (leien) met kleine dakkapelletjes. De vijf rechter traveeën behouden mogelijk nog de oude kern van het midden 19de-eeuwse landhuis. De naar het park gerichte voorgevel wordt getypeerd door een midden- en hoekrisaliet uitlopend op trapgevels. Het middenrisaliet van drie traveeën is op de bovenverdieping in het midden gemarkeerd door een erker op houten overkraging, met faiencetegels in de borstwering en glas-in-loodvenster. De geveltop is verfraaid met rijk gesculpteerde cartouches voorzien van leuze van baron Liedts "All for duty". De hardstenen bordestrap ter hoogte van de inkom en drie deurvensters (T-vormig schrijnwerk met gecanneleerde makelaar, naar verluidt afkomstig van de vroegere binnendeuren) is geflankeerd door stenen liggende leeuwen op geprofileerde hardstenen sokkels. Het linker risaliet wordt gemarkeerd door een uitgebouwde erker met glas-in-loodvenster op de begane grond, een rijk gesculpteerd bekronend zandstenen balkon voor een tudorboogvormig deurvenster met neorenaissance deelzuil en cartouches in het boogveld op de bovenverdieping. De bekronende trapgevel is doorbroken door een drielicht met erboven een klokje onder leien dak op houten schoorstukken. De rechthoekige vensters (voornamelijk witgeschilderd T-vormig schrijnwerk, maar oorspronkelijk met roedeverdeling en glas-in-loodramen) worden geaccentueerd door opvallende ontlastingsbogen en negblokken. Gesmeed ijzeren ankers sieren de penanten, pinakels en gesmeed ijzeren bliksemafleiders verrijken de trapgevels.

De achtergevel, gericht naar de straattoegang, wordt op de rechter hoek gedomineerd door een vier geledingen hoge ronde hoektoren onder leien kegeldak met houten dakkapelletjes en bekronende fraaie gesmeed ijzeren windwijzer. De toren wordt verder sterk horizontaal gelijnd door speklagen en een overstekende bovenste geleding en doorbroken door rechthoekige of gekoppelde rondboogvensters. De derde verdieping is doorbroken door omlijste oculi. Een cartouche met initialen “LG” (Liedts-Godin) versiert de tweede blinde verdieping. Een rond okseltorentje leunt in de zijgevel tegen de toren aan.

De linker traveeën worden gemarkeerd door een middenrisaliet uitlopend in een brede trapgevel met jaartal 1883 in cartouche en een uitgebouwde wintertuin met bekronend balusterbalkon in neorenaissancestijl getypeerd door geringde halfzuilen (thans in restauratie). De rechthoekige bovenvensters met overspannende boogtrommel zijn voorzien van gekleurde faiencetegels in de boogvelden. De zijtrapgevels zijn, evenals de andere trapgevels, voorzien van ijzeren topbekroning.

De plattegrond is vrij eenvoudig met centrale gang met trappenhuis, een grote kamer links en rechts, met links een aansluitende kamer met uitgebouwde erker en achteraan een gevelbrede wintertuin met links aansluitende ronde torenkamer en een tweede trappenhuis met diensttrap.

Het kasteel is volledig onderkelderd met een klein niveauverschil tussen het oude landhuis en de latere uitbreiding. De kamers hebben geschilderde troggewelven en rode en witte tegelvloeren. In de oudste kelder bleef een tegelvloer met bloemmotief bewaard.

Interieur

Het interieur bleef goed bewaard en werd ingericht in neo-Vlaamserenaissance-stijl met fraaie schouwen en eikenhouten lambriseringen met halfzuiltjes, kopjes op de consoles, ingewerkte kasten en omlijste dubbele paneeldeuren met originele koperen klinken. De plafonds bestaan uit balklagen met zware moerbalken op consoles. Enkel de centrale inkom heeft nog een neoclassicistische aankleding (van het oorspronkelijke landhuis?) geritmeerd door gemarmerde pilasters, een stucplafond met centrale rozet en een marmeren vloer met stermotief. De bordestrap achteraan heeft een gesculpteerde trappaal met acanthusbladen. Het salon rechts bezit naast de rijkelijke lambriseringen en deuren een opmerkelijke schouw met flankerende zandstenen figuren in renaissancestijl en boezem versierd met schilderijtje met een gezicht op de kerk van Pamele, gesigneerd “d’ apres G S 1838 (?)/ Edgar Fobert, 1930”. De haardwand is betegeld met terracottategels met klauwende leeuwmotief. In deze kamer hangen nog enkele schilderijen uit de originele collectie en staat een witmarmeren buste van Charles Liedts op sokkel met opschrift: “A Ch: Liedts/ Gouverneur du Brabant/ Les conseillers de la province -1861”.

De erker in de linker uitbouw is voorzien van fraai gebrandschilderd glas gedecoreerd met cartouche met jaartallen “1583-1883”, met wapenschild van de familie in het bovenlicht, initialen AG (Augusta Godin) en AL (Amedée Liedts) en spreuken “Grijpt’ et wel/ zoo is ’t maer spel”, “Waer rechte geesten zijn/ Daer Leeft men van de Kunst,/ Waer rechte vrienden zijn,/ Daer Leeft men van de Kunst” en “Niemant zoo wijs/ of hij kan falen” in renaissancestijl, De zijvenstertjes hebben een cartouche links met opschrift “LIED- IT’S” en rechts “A. LIEDTS”. Boven de erker zit een in trompe-l’oeil uitgevoerde kroonlijst in gobelin. Deze kamer heeft een troggewelfd plafond en neorenaissanceschouw met zwarte gesculpteerde wangen met figuren, een gietijzeren haardplaat en betegelde haardwand met rood- en geelgeglazuurde tegels met leeuw- en cirkelmotieven. De boezem is voorzien van het wapenschild van de familie Liedts.

In de wintertuin achteraan bevindt zich links bovenaan een tegeltableau met gedicht gevat in een kader van bloemenfriezen, rechts onderaan gesigneerd “J. Hoppe” en een kleurrijke tapijttegelvloer. Het plafond bestaat uit witgeschilderde troggewelven. De zijwanden waren oorspronkelijk geritmeerd door gemarmerde pilasters, thans witgeschilderd. Het trappenhuis op bovenverdieping wordt verlicht door een grote erker met een glas-in-loodraam met vier medaillons met gebrandschilderde allegorische figuren van de vier seizoenen, onderaan een banderol met tweetalig opschrift. Een glas-in-loodraam op de overloop is samengesteld uit restanten van de vroegere glasramen.

Van het oorspronkelijke meubilair en de kunstcollectie zijn in het Liedtskasteel zelf op het moment van de bescherming (2011) nog enkel drie familieportretten, een marmeren borstbeeld van Charles Liedts van 1861, de schrijftafel van de baron en een grote tafel bewaard.

Park

De hoofdtoegang van het park situeert zich in de oosthoek, op het kruispunt met de Dijkstraat en bestaat uit een ijzeren hek aan vierkante, bakstenen pijlers. Aan beide straatzijden wordt het park afgesloten door een hoge haagbeuk- en laurierhaag. Aan de Dijkstraat staat midden deze haag een elektriciteitscabine met twee bouwlagen opgetrokken in een kenmerkende decoratieve baksteenarchitectuur met lisenen, spaarvelden en contrasterende witte bakstenen lijsten en de letters “EOB” (Société d’Electricité de l’ Ouest de la Belgique), uit de jaren 1930.

Tussen het parkhek en het kasteel werd een zogenaamde ‘vijflantaarn’ geplaatst, overgebracht van de Markt. Het huidige stadspark heeft nog een gelijkaardig fraai ijzeren toegangshek achterin Achter de Wacht, in het midden van de Parkstraat en aan de Hofstraat (voorheen met ronde hekpijlers).

Binnen het 6 hectare groot domein dat baron Liedts overdroeg aan de stad Oudenaarde zijn op het moment van de bescherming (2011) drie entiteiten aanwezig: het park in landschappelijke stijl met niervormige vijver met ijskelder en brugje met romantische ruïne van een toren. De noordwest hoek van het park omvat een deel van de vroegere stadswal, namelijk de Ravelijn BC, die deel uitmaakte van de vesting die door de Nederlanders tussen 1815 en 1830 heropgericht was in het kader van de Wellingtonbarrière. De noordelijke hoek wordt ingenomen door volkstuinen.

Het 'Engels park' kreeg zijn nog bestaande vorm vermoedelijk in 1865, toen volgens gegevens van het kadaster de grote niervormige vijver aangelegd werd en de ijskelder in 1869 gebouwd en in gebruik genomen werd. Een fotoreeks van de tuin met het classicistisch landhuis op de achtergrond toont ook reeds de vijver en een aangelegd park met brugjes.

De belangrijkste zichtas loopt zuid- zuidoost van het kasteel over het gazon en de vijver met fontein. De ijskelder is aangelegd in het zuiden van het park onder een beplante heuvel, naast de vroegere stadsvest. De rechthoekige toegangsdeur in een gemetseld portaal is zoals gebruikelijk gericht naar het noorden. Links en rechts in het portaal zijn steekboognissen uitgespaard, deels in zandsteen uitgevoerd. De cirkelvormige ruimte binnenin bestaat uit een conisch gemetste bakstenen put overkoepeld met een gedrukt bakstenen gewelf. De ijskelder is op het moment van de bescherming (2011) ingericht als vleermuizenverblijfplaats.

Tussen de vijver en de ijskelder slingeren de paden tussen kunstmatig aangelegde heuvels, opgaande bomen en struikenmassieven. Holle gazons kenmerken de open ruimtes en zorgen voor afwisseling. Een natuurstenen boogbrugje leidt er over één van de heuvels en is aan de zuidzijde ervan geflankeerd door een romantische ruïne van een ronde toren, opgetrokken in natuursteen en begroeid met klimop. Een tweede merkwaardig brugje is gelegen in de noordwest hoek van het park, binnen het oud ravelijn, en geeft een doorgang naar een korte dreef van zomereik (Quercus robur) en een toegang van het park aan de Hofstraat. Haaks hierop staat ter hoogte van het brugje een beukendreef (Fagus sylvatica) (stamomtrekken tussen 2 meter en 2,45 meter). Deze brug over een klein dal rust op vier betonnen pijlers en gemetste brughoofden van natuursteenblokken. De leuning is uitgevoerd in imitatieboomstammen in cementrustiek, kenmerkend voor tuinobjecten vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw. Een nieuwe vlakke houten brug verbindt het ravelijn met het 'Engels park' over de oostelijke, bewaarde ravelijngracht. Een dierenparkje, serre en dahliatuin zijn vrij recente toevoegingen.

Verspreid in het park staan een aantal bomen die er dendrologisch uit springen. Alle bomen werden in 2002 geïnventariseerd en opgemeten door de Hogeschool Gent (Melle). Dit zijn de meest markante bomen van het park. Parallel aan de Parkstraat, naast de hoek met de Dijkstraat, staan zes geleide en gekandelaarde witte paardenkastanjes (Aesculus hippocastanum, stamomtrekken tussen 2,4 en 3,2 meter). De gewone plataan (Platanus x hispanica) (stamomtrek 4 meter) staat ter hoogte van de ingang van de volkstuintjes. De reuzenlevensboom (Thuja plicata) (stamomtrek 3,65 meter) staat voor het kasteel (ten noorden). De twee Japanse notenbomen (Ginkgo biloba) (stamomtrekken 2,1 en 3,35 meter) staan in de buurt van de ijskelder. Verspreid in het park staan volgende soorten: tulpenboom (Liriodendron tulipifera, stamomtrek 1,2 meter), Himalayaceder (Cedrus deodora, stamomtrek 3,1 meter), acacia (Robinia pseudoacacia, stamomtrek 3,3 meter), gewone beuk (Fagus sylvatica, stamomtrekken tussen 3 en 5,4 meter), zomereik (Quercus robur, stamomtrekken tussen 2,9 en 3,7 meter), tamme kastanje (Castanea sativa, stamomtrekken tussen 4 en 4,2 meter), gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus, stamomtrekken tussen 2,3 en 2,95 meter, wintereik (Quercus petraea, stamomtrek 2,85 meter), zomerlinde (Tilia platyphyllos, stamomtrek 3 meter), okkernoot (Juglans regia, stamomtrek 3,4 meter), Noorse esdoorn (Acer platanoides, stamomtrek 3 meter), treurbeuk (Fagus sylvatica ‘Pendula’, stamomtrek 2 meter), witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum, stamomtrek 2,9 meter) en gewone es (Fraxinus exelsior, stamomtrek 4 meter).

Het ravelijn BC, oorspronkelijk een buitenwerk in de vestinggracht, is behouden in de noordwestelijke hoek van het Liedtspark met zijn saillant of punt aan de Hofstraat. Het tracé toont een ravelijn met twee faces die in het saillant bijeenkomen in een scherpe hoek van 60 graden. Het ravelijn is van het type “Front Moderne” gekenmerkt door hoge faces ( ongeveer 100 meter lang) en voorzien van een barbette of geschutsbank geschikt voor één of twee artilleriestukken. Rond het ravelijn loopt de ravelijngracht en aan de keel ligt de vestinggracht. De ravelijngracht werd vooraf gegaan door een bedekte weg, hier van het gecremailleerde type. De wapenplaatsen aan de inspringende hoeken waren voorzien van traversen. Voor de weg lag een glacis of glooiend omhoog lopend terrein. Bedekte weg en glacis zijn hier zo goed als verdwenen. De ravelijngracht werd in de loop van de jaren 1960 deels volgestort met vuilnis; het oostelijke deel bleef echter bewaard. Een dam en nieuwe houten brug geven toegang tot het ravelijn. De vestinggracht is nog gedeeltelijk aanwezig. De vorm van de keel is nog duidelijk zichtbaar en vormt de begrenzing van het park aan de zuidkant. De wallen zijn vrij goed bewaard, rondweg en banket zijn weg geërodeerd. De oprit en de barbette zijn nog aanwezig.

In februari 2010 had een eerste fase van archeologisch onderzoek plaats aan de Hofstraat waarbij een proefsleuf getrokken werd waar de oorspronkelijke walgracht liep. Bedoeling was de diepte en breedte van de gracht te bepalen. De werken werden bemoeilijkt door het stijgende grondwater en het pakket afval dat in de gracht gedumpt was. Door de hoge saneringskosten is verder onderzoek uitgesteld. Er werden ook twee kleine sleuven getrokken om het niveau van het binnenvlak van het ravelijn te traceren. In de middeleeuwse ploeglaag werden een aantal vondsten gedaan van voornamelijk grijs gefragmenteerd aardewerk, in de jongere ophopingslagen werd vooral 17de- en 18de-eeuwse aardewerk gevonden. Deze lagen vertonen geen specifieke kenmerken die verwijzen naar de vesting.

De noordoostelijke hoek van het Liedtspark, begrensd door de Hofstraat en de Dijkstraat, was ten tijde van baron A. Liedts eveneens tuin met een serre en berging. Een hoge bakstenen muur schermde de vroegere moes- en bloementuin af. Tegen de zuidkant waren fruitleibomen aangeplant. Op de plaats van deze tuin is een dahliatuin aangelegd. Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog werden de gronden al door de bevolking gebruikt als tuintjes. In 1926 nam de Koninklijke Maatschappij Werk der Volkstuinen, opgericht in 1896 en ook gekend als “Werk van den Akker”, het beheer van de volkstuinen in Oudenaarde in handen. Een 100-tal gezinnen maken op het moment van de bescherming (2011) deel uit van de Koninklijke maatschappij Werk voor Volkstuinen Oudenaarde vzw.

De toegang van deze groepstuinen aan de Dijkstraat wordt gemarkeerd door een groengeschilderde ijzeren boog met bekronende letters “ONZE TUIN”, links en rechts afgesloten door een ligusterhaag die telkens ter hoogte van een pad onderbroken wordt. De centrale as loopt noord/noordwest-zuidoost/zuid en is afgezoomd door halfstamfruitbomen. Verder hebben deze tuinen het kenmerkende lineair patroon met rechte wandelpaden en geometrische percelen met moestuinen, afgezoomd met fruitstruiken en bloemen, voornamelijk dahlia’s en de bijhorende tuinhuisjes en serres.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Liedts [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/27294 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.