Diephuis van drie traveeën en drie en een halve bouwlaag onder schilddak. Bepleisterde en witbeschilderde lijstgevel, voorheen met enkelhuisopstand, belijnd met imitatievoegen van 1840, zie invloed van de architectuur van het station (1841-1844). Laatclassicisme met doorlevende empirevormgeving onder meer in de rondbogige balkonvensters met geprofileerde boogruggen op doorlopende imposten en in het gevelbreed balkon op consoles en met leuning van smeedijzeren stijlen. Rechthoekige vensters met lekdrempels op kleine consoles en smeedijzeren vensterleuningen op de derde bouwlaag. Mezzanino met langwerpige venstertjes gevat tussen een brede geprofileerde lijst en de kroonlijst op klossen en tandlijst. Behouden schrijnwerk.
DEVLIEGHER L. 1975: De huizen van Brugge, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen 2-3, Tielt, 462.
Bron: GILTÉ S. & VANWALLEGHEM A. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Brugge, Oudste kern, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18nA Noord, Brussel - Turnhout. Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)