erfgoedobject

Instituut Heilig Hart en klooster van de benedictinessen

bouwkundig element
ID
30933
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/30933

Juridische gevolgen

Beschrijving

In 1641 werd dit klooster met school gesticht door benedictinessen afkomstig van Fauquembergues (Frankrijk), dit op aanraden van Philip Gillocq, abt van de Sint-Bertinusabdij van Sint-Omaars. Jeanne Deleloë (moeder Mathieu) was de eerste overste van deze nieuwe stichting. In 1672 ging men over tot de aankoop van een gedeelte van de huidige gronden en de oprichting van een nieuw gebouw. Daarna volgden uitbreiding en verfraaiingswerken. Een brand vernielde in 1751 een groot gedeelte van de gebouwen en in 1797 werd het kloostercomplex verkocht. In 1800 startte men lessen op in een huurhuis aan de Boeschepestraat. In 1803 kocht men de voormalige kloostergebouwen en de tuin aan, maar verschillende gebouwen waren inmiddels al gesloopt. De eerstesteenlegging van de huidige kloosterkapel vond plaats in 1814. Verdere uitbreidingen en aanpassingswerken volgden in de loop van de 19de en 20ste eeuw.

Complexe gebouwen van baksteen gelegen tussen de oostzijde van de Boeschepestraat en de overwelfde Vleterbeek.

Huidige plattegrond: lange westvleugel (A) met voorgevel aan de straatzijde; evenwijdige, lange oostvleugel (B-C); tussen beide in, vier korte haakse vleugels (1, 2, 3, 4); voorts, twee haakse vleugels (D, E) tegen de oostgevel van de oostvleugel. Ten zuiden en oosten: nieuwe bouw.

Westvleugel (A), onder meer met de kapel: twee bouwlagen onder onderbroken zadeldak (nokrichting parallel met de straat, pannen) met polygonale dakruiter onder ingesnoerde spitsbekroning (leien) ter hoogte van de kapel; noordelijke zijpuntgevel van de kapel met aandak en muurvlechtingen. Straatgevel van drie traveeën + zes kapeltraveeën + zeventien traveeën. Rechter gedeelte (zeven traveeën) vermoedelijk met oude kern uit de tweede helft van de 18de eeuw (zie de achtergevel (bovenverdieping) met onder meer geglazuurde jaarsteen 1751 (brand) en de inscriptie "Ich was door brant heel neergevilt, hier ben ich opnieuw erstelt"). Kapel met oude kern van 1814 (eerstesteenlegging). Echter, in 1933 vernieuwd bakstenen parement met natuurstenen plint, maar behouden rondboognisje (laatste kwart van de 18de eeuw?) voorzien van Onze-Lieve-Vrouw met kind (oorspronkelijk houten engelbewaarder met kind, bewaard binnenshuis), op de bovenverdieping: rondboognis in geriemde omlijsting met druiplijst onder bladslinger, tussen voluutversiering, en cartouche onderaan. Eronder, gevelsteen met inscriptie: "Prioraat der Eerw.de Zusters Benedictinessen. Kostschool en dagschool. Huishoudelijke beroepsschool. Handelsafdeling." Eclectische lijstgevel. Ingediepte rechthoekige vensters voorzien van gestrekte druiplijst op de bovenverdieping, onder meer ook twee centrale traveeën met gesuperposeerde kruiskozijnen; twee rechthoekige deuren (nummers 14, 16) in neoclassicistische natuurstenen omlijsting, echter ouder, gestileerd gietijzeren ajourwerk (19de eeuw) van de bovenlichten; korfboogpoortje onder druiplijst links (nummer 12).

Kapel: korfbogige tweelichten met onderdorpel aansluitend bij doorgetrokken paneel op de blinde onderbouw, en oculus rechts; onder laatstgenoemde, gedenksteen naar ontwerp van L. Degheus (Poperinge) onder meer met inscriptie "Hier leefde en stierf moeder Mathieu Deleloë, vertrouwelinge van Jezus hart. 1660-1690. Zij bescherme stad en volk".

Deels ingebouwde, witbeschilderde achtergevel voornamelijk met 19de- en 20ste-eeuws uitzicht. Aan speelplaatszijde links, deels behouden gevelgedeelte van zeven traveeën uit de tweede helft van de 18de eeuw (?), onder recenter afdak met verhoogde galerij. Bovenverdieping: vermelde gevelsteen 1751 met erboven, onduidelijke jaarsteen (165. ?). Rechthoekige muuropeningen met kozijnen; behouden verdiepte, getoogde omlijsting met afzaat en lekdrempel op de begane grond. Twee kozijndeuren uit de 19de eeuw op de bovenverdieping; gedeelde bovenlichten rustend op geprofileerde houten consoles.

Kapelinterieur: witbepleisterde rechthoekige ruimte afgelijnd met kroonlijst op tandlijst ter hoogte van de aanzet van het tongewelf met trekhaken. Schilderijen uit de 17de, 18de eeuw?: Kruisafname, Emmausgangers, Onthoofding van Johannes de Doper. Neoclassicistisch altaar met gecanneleerde Corinthische pilasters onder driehoekig fronton; altaarantependium uit de 17de eeuw, geborduurd door de Parijse benedictinessen "du val de grâce de Notre Dame de la Crêche". Lambrisering in neorenaissancestijl. Orgel gerestaureerd door Loncke. Ebbenhouten reliquarium van de Heilige Adriaan en de martelaren van Trier, uit de 20ste eeuw, bekroond met een 17de-eeuws (?) tabernakel waarin zich een beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Foy bevindt.

Haakse tussenvleugels (1, 2, 3, 4): twee bouwlagen, uit de 19de eeuw behalve vleugel 4 met een oudere kern vermoedelijk uit het laatste kwart van de 17de eeuw - eerste helft van de 18de eeuw; scheiden speelplaatsen en een binnentuintje (ten noorden) af. Tussenvleugels 1 en 2 met bovenverdieping op gietijzeren zuiltjes, uit het laatste kwart van de 19de eeuw.

Vleugel 3, tussen de speelplaats en de binnentuin, is gedateerd 1859 door middel van gevelsteen met initialen C.V.D.E.O. in de speelplaatsgevel. Laatstgenoemde met neoclassicistische inslag (zie de begane grond geritmeerd door rondbogige muuropeningen gevat in licht verdiepte, rondbogige muurvakken met pilasters); recenter aanbouwsel. Interieur: twee neoclassicistische houten deuromlijstingen met gecanneleerde Ionische pilasters, in de gang; lambrisering met ingewerkte schouw, in de spreekplaats.

Vleugel 4 sluit aan bij de kapel; omvat respectievelijk het koor, het kapittel en de bergruimte. Vermoedelijk met oude kern uit het laatste kwart van de 17de eeuw-eerste helft van de 18de eeuw, zie de gevel aan de binnentuinzijde: houten kloosterkozijnen (kleine roedeverdeling) verdiept in getoogde omlijsting, op de bovenverdieping (zie analoge bovenvensters in de oostelijke vleugel van 1672 en later). Interieur: koor van drie traveeën met bepleisterde kruisgewelven onder meer voorzien van Christus- en Mariamonogram. Mariabeeld uit de 18de eeuw in houten omlijsting, ingewerkt in de muur. Voorts vooral kleinere beeldhouwwerken uit de 17de en 18de eeuw bewaard in het kloostergedeelte; ook een schilderij gedateerd 1674 met voorstelling van Dom du Val, proost van de Sint-Bertinusabdij te Poperinge en ook geestelijk bestuurder van het klooster van 1680 tot 1694.

Binnentuin omgeven door het kloosterpand (20ste eeuw) onder aanleunend laag lessenaarsdak tegen drie omgevende vleugels; begane grond van tussenvleugel 3 gewijzigd in aansluitende bouwtrant.

Oostvleugel (B-C): Twee bouwlagen onder pannen zadeldak (nokrichting parallel met de westvleugel).

Zuidelijk gedeelte (B) van 1860 (?): oostgevel van twaalf traveeën. Lijstgevel van rode baksteen, horizontaal geleed door middel van geelbeschilderde banden. Rechthoekige vensters; luiken op de begane grond. Witbeschilderde, soortgelijke westgevel op grijze plint; rechthoekige deur in neoclassicistische houten omlijsting met gecanneleerde pilasters onder kroonlijst op uitgelengde consoles.

Noordelijk gedeelte (C): oostgevel (tuingevel) van zes traveeën links uit de 18de eeuw (?) + elf traveeën rechts van circa 1672.

Oudste gedeelte rechts (circa 1672) met keuken links en kloosterrefter rechts. Lijstgevel van rode baksteen met gebruik van gele baksteen of geelbeschilderde rode baksteen voor de verdiepte omlijstingen van de muuropeningen met interessante kozijnconstructie; recentere, gecementeerde lage plint. Begane grond: behouden zware houten kruiskozijnen verdiept in korfboogomlijsting met afzaat en doorgetrokken lekdrempel; vensterhoutwerk aan binnenzijde versierd met profiel qua uitzicht nog aansluitend bij soortgelijke profileringen uit het laatste kwart van de 16de eeuw-eerste kwart van de 17de eeuw; kleine roedeverdeling uit de 18de eeuw; bovenvak getralied aan de binnenzijde; luiken uit de 20ste eeuw. Recentere houten kruiskozijnen in de twee traveeën rechts van de keukendeur en in de laatste travee rechts. Bovenverdieping: grosso modo behouden houten kloosterkozijnen verdiept in getoogde omlijsting; kleine roedeverdeling; oorspronkelijk beluikte benedenvakken (zie duimen); recentere arduinen lekdrempels. Twee kozijndeuren (18de eeuw?), rechts met tweedelig bovenlicht voorzien van kleine roedeverdeling; weggewerkt bovenlicht van de keukendeur links. Recentere gootlijst. Houten dakkapellen (zadeldak); kruiskozijnen met kleine roedeverdeling en beluikt benedenvak. Deels ingebouwde westgevel: analoge houten kloosterkozijnen op de bovenverdieping van het gedeelte uitziend op de binnentuin.

Interieur: fraaie kloosterrefter in Lodewijk XV-stijl: grijs- en witbeschilderde stucversiering voor wanden en schouw met gecanneleerde Corinthische pilastertjes en tussenliggende spiegels met bekronend engelenhoofdje tussen guirlandes; stucplafond onder meer met rozetten; lage lambrisering (plint) en muurkasten; drie panelen, afkomstig van houten altaarantependium, respectievelijk met voorstelling van de Heilige Placidus, de verschijning van het Heilig Hart aan de Heilige Margaretha Maria Alacoque en de Heilige Maurus (laat-18de-eeuws ?).

Overwelfde kelder: drie gecementeerde, bakstenen tongewelven gelegen in elkaars verlengde, met steekkappen ter hoogte van de kelderopeningen aan tuinzijde.

Linker gedeelte uit de 18de eeuw (?), in aansluitende vereenvoudigde bouwtrant. Begane grond: rechthoekige kozijnvensters licht verdiept in rechthoekige omlijsting met strekse latei en betegelde onderdorpel; 19de-eeuwse luiken. Soortgelijke bovenvensters als het rechter gedeelte; omlijsting van geelbeschilderde baksteen.

Voorts, twee aanleunende haakse vleugels (D, E) van twee bouwlagen, tegen de oostelijke vleugel. Vleugel D: tien traveeën links uit de 19de eeuw, oorspronkelijk in bouwtrant aansluitend bij de oostelijke gevel van het linker gedeelte van de oostelijke vleugel (B), echter heden met nieuw voorgebouw op rondboogarcade aan speelplaatszijde; in het verlengde, recenter aanbouwsel onder mansardedak, van 1925. Vleugel E daterend van 1930 en later.

  • HUYGHEBAERT N. (1960): Prieuré de Notre-Dame-de-Pitié à Poperinge, Monasticon Belge, deel III, Province de Flandre Occidentale, vol. I, 301.
  • THEYS G. 1973: Het klooster van de benediktinessen te Poperinge, De Gidsenkring XI.1, 20-22.
  • TILLIE W. 1987: De kroniek van Groot-Poperinge, Poperinge, 34-35.
  • TILLIE W. 1979: Religieuze kunst in het Hoppeland (tentoonstellingscatalogus), Poperinge.

Bron: DELEPIERE A.-M. & HUYS M. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Ieper, Kanton Poperinge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 11n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Huys, Martine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Orgel priorij der Benedictinessen

  • Is deel van
    Boeschepestraat


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Instituut Heilig Hart en klooster van de benedictinessen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/30933 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.