erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Bertinus

bouwkundig element
ID
31244
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31244

Juridische gevolgen

Beschrijving

Parochiekerk Sint-Bertinus is een laatgotische, bakstenen hallenkerk met zware westtoren, grosso modo daterend uit het tweede en derde kwart van de 15de eeuw. De kerk is gebouwd in baksteengotiek van de kuststreek. Hiernaar verwijzen het bouwmateriaal, het kerkschema, en de architectonische versieringen.

Het gaat om de oudste parochiekerk gelegen in de stadskern. Ten noorden en westen van de kerk bevond zich vroeger een kerkhof. Het noordelijke gedeelte werd in 1548 opgeheven naar aanleiding van een vergroting van de Grote Markt. Het westelijke gedeelte werd in 1784 (edict Jozef II) verkocht en vanaf dan bebouwd (zie de oostelijke zijde van de Vlamingstraat en het zuidelijke uiteinde van de Priesterstraat). De huidige begrenzing wordt gevormd door het Vroonhof en het Burgemeester Bertenplein. Men heeft een mooi perspectief op het westportaal vanuit de Kerkstraat. De noordelijke zijbeuk geeft uit op de steeg 'Donkergat', voorts begrensd door achterbouwsels en koermuren van de huizen gelegen aan de zuidkant van de Grote Markt. De zuidelijke zijbeuk is grotendeels vrij komen te staan sinds het slopen van aanbouwsels in 1969.

Historiek

De eerste kapel was toegewijd aan de Heilige Catharina. Vermoedelijk werd deze in de 12de eeuw vervangen door een ruimer romaans bedehuis dat na een brandramp van 1419 heropgebouwd en vervolgens opnieuw door brand verwoest werd in 1436. De huidige Sint-Bertinuskerk werd waarschijnlijk hierna opgetrokken.

Vermoedelijk één bouwcampagne, te oordelen naar het homogene uitzicht van het bedehuis; anderzijds verwijst de aanwezigheid van oudere elementen mogelijk naar een vroegere toestand (zie verder). Tweede helft van de 16de eeuw: schade als gevolg van de beeldenstorm, voornamelijk met betrekking tot het kerkmeubilair, en het beeldhouwwerk van de buitengevels. De bewaarde sokkeltjes in de casementen ter hoogte van de tweede versnijding van de steunberen verwijzen naar het op deze plaats voorziene beeldhouwwerk, dat indien uitgevoerd mogelijk verwoest werd door de beeldenstorm. Circa 1862-circa 1902: bouw van een nieuwe sacristie (1863). Restauratiewerken met betrekking tot de gevels onder leiding van architect J. Van Ysendijck (Brussel), het westportaal onder leiding van architect Vandenborre, en de bedaking en de westtoren (1909) onder leiding van architect J. Carette (Kortrijk). Zowel omwille van de technische uitvoering als om het stijlkarakter werden deze restauratiewerken al voor de eeuwwisseling aangevochten, onder meer in het 'Bulletin des séances de la Gilde de St.-Thomas et de St.-Luc'. Dit was ook het geval voor de gelijktijdige restauratiewerken aan de andere Poperingse stadskerken. Herstellingswerken na de Eerste en Tweede Wereldoorlog, onder meer van het tongewelf naar ontwerp van architect J. Coomans (Ieper) van 1923. 1970: restauratie- en herstellingswerken onder leiding van architect P. Pauwels (Kortrijk) met betrekking tot bedaking, borstwering, pinakels, westportaal en interieur. In 1977-1978 werd een nieuwe zuidelijke sacristie gebouwd naar ontwerp van laatstgenoemde architect ter vervanging van de gesloopte sacristie van 1863.

Plattegrond

De huidige plattegrond ontvouwt: een vierzijdige westtoren, een driebeukig schip van vijf traveeën, een niet uitspringend transept met armen van een travee, een hoofdkoor van twee en een halve travee met driezijdige sluiting, en twee zijkoren van twee rechte traveeën met vlakke sluiting; ter hoogte van de derde zuidelijke zijbeuktravee bevindt zich een uitbouwsel van de doopkapel tussen twee steunberen (19de eeuw ?). Een noordelijke bergplaats, en een moderne sacristie op veelzijdige plattegrond zijn te vinden ter hoogte van het zuidelijke zijkoor.

Gele baksteenbouw met verwerking van natuursteen voor de sokkel (Atrechtse zandsteen), cordons, druiplijsten, portalen, pinakels, en traceerwerk in de koppen van vensters en casementen. Hergebruikte ijzerzandsteen afkomstig van de vroegere romaanse kerk voornamelijk aanwezig in de sokkel van de noordelijke gevel. Voorts lijkt onder meer ook het gebruik van Doornikse steen voor de hoektorens van de westtoren, de kapitelen en zuidelijke scheibogen van het schip te wijzen op een oudere datering van deze elementen (14de eeuw ?). Afdekking door middel van leien zadeldaken. Vierzijdige westtoren met vier geledingen aangegeven door cordon. Zwaar verstevigde onderbouw (sokkel en twee geledingen): op elkaar gestelde, massieve hoeksteunberen met versnijdingen en bekronend pinakel, stutten de vrijstaande hoeken. Tevens vier halfronde hoektorens, deels ingebouwd en doorgetrokken tot halverwege de derde geleding aan de oostelijke zijde. Deze hoektorens, volgens schikking en bouwmateriaal (Doornikse steen) mogelijk ouder, gaan ter hoogte van de derde geleding over in vlakke overhoekse steunberen uitlopend op de op elkaar gestelde hoeksteunberen van de vierde geleding. Een traptoren is opgenomen in de zuidelijke torenwand.

Laatgotisch westportaal van witte natuursteen: verdiepte spitsboog onder geajoureerde borstwering, tussen de zware hoeksteunberen; versierde archivolten met bloemkronen; boogveld en zwikken met laatgotisch, blind traceerwerk; druiplijst afgezet met hogels en kruisbloem; twee gekoppelde, rechthoekige deuren met Sint-Bertinusbeeld onder baldakijn op de middenstijl. De eerste torengeleding wordt doorbroken door een spitsbogig tweelicht in de noordelijke en zuidelijke gevel. De tweede en derde geleding worden verlevendigd met bakstenen spitsboogarcade: spitsbogige casementen (tweelichten) met traceerwerk onder aansluitende druiplijsten. Per torenzijde zijn er twee spitsbogige galmgaten met laatgotisch traceerwerk (onder meer visblaasmotieven), en druiplijst. Gesloten borstwering met uitgewerkte veelzijdige hoeken op geprofileerde kraagstenen; omlopend baksteenfries met korfbogige casementen. Opengewerkte lantaarn onder klokvormige, leien torenhelm (18de eeuw ?).

Zijbeuken: westelijke puntgevels met bekronend pinakel, respectievelijk doorbroken door oculus ten noorden en spitsbogig vierlicht tussen soortgelijke casementen ten zuiden; doorgetrokken druiplijst aansluitend bij de geveltoppen verfraaid door klimmende spitsbogige casementen met ingeschreven driepas in de kop. Zuidelijke puntgevel: dichtgemetseld spitsboogportaal onder druiplijst aansluitend bij de omlopende lekdrempel. Noordelijke en zuidelijke gevels: traveeën geritmeerd door versneden steunberen, op elkaar gesteld op de vrijstaande hoek van de westelijke puntgevels, met spitsbogige casementen onder wimberg of fioel, en via spuwer van de versierde kroonlijst uitlopend op de pinakels van de bakstenen borstwering met korfboognissen; verdiepte spitsbogige vierlichten onder druiplijst.

Boven de sokkel van de eerste noordelijke zijbeuktravee bevindt zich een rechthoekig casement opgenomen in een getoogde omlijsting; een verweerde gevelsteen links ervan. Derde noordelijke zijbeuktravee met tussen de steunberen ingebouwd portaal deels van Atrechtse zandsteen, deels van Doornikse steen: verdiepte spiegelboogdeur ingeschreven in geprofileerde rondboogomlijsting met archivolt opgevangen door halfrondzuiltje met bladkapiteel; drielob versierd met twee engelenhoofdjes, in het boogveld; druiplijst eindigend op krul met ingeschreven bloemknop; fraai, ijzeren hang- en sluitwerk.

Transeptpuntgevels op de hoeken gestut door gelijkaardige steunberen als schip, die hier echter vanaf de sokkel ontdubbelen; tussenliggende casementen boven de eerste en tweede versnijding. Dichtgemetseld noordportaal: twee gekoppelde spiegelbogige doorgangen (natuursteen) met middenstijl van Doornikse steen (?) voorzien van pilaster met bladkapiteel; omschrijvende rondboogomlijsting met bakstenen archivolt opgevangen door halfzuiltjes van Doornikse steen met bladkapiteel (zie portaal van de noordelijke zijbeuk); natuurstenen druiplijst.

Eveneens dichtgemetseld zuidportaal (onder meer van Atrechtse zandsteen), echter meer uitgewerkt: verdiepte rechthoekige doorgang met afgeronde bovenhoeken en geprofileerd beloop, opgenomen in uitgewerkte spitsboogomlijsting; bakstenen boogveld voorzien van natuurstenen traceerwerk met vijf- en driepassen; druiplijst bekroond met kruisbloem en aansluitend bij de omlopende lekdrempel. Boven de portalen: zeslicht waarvan de druiplijst aansluit bij een gelijkaardige geveltop als de westelijke puntgevels van de zijbeuken.

Zijkoortraveeën en driezijdige hoofdkoorsluiting op dezelfde wijze geritmeerd, verlicht en afgelijnd als zijbeuken. Vlakke oostelijke gevels van de zijkoren gelijkaardig aan de transeptpuntgevels. In het noordelijke zijkoor is het zeslicht echter dichtgemetseld en geflankeerd door twee kleinere spitsbogige casementen; ook bevat het centrale casement van de geveltop een verweerd heiligenbeeldje onder baldakijn. Ook de bakstenen korfboognis in de oksel van de op elkaar gestelde noordoostelijke hoeksteunberen, bewaart nog een natuurstenen baldakijn.

De bouwtrant van de lage noordelijke bergplaats onder leien schilddak sluit aan bij het bedehuis.

Interieur

Gedeeltelijk bepleisterd interieur met ruim karakter eigen aan een hallenkerk. Midden- en zijbeuken gescheiden door spitsboogarcade respectievelijk van Doornikse steen en Atrechtse zandsteen ten zuiden, en van baksteen ten noorden, op zuilen van Atrechtse zandsteen (?) met achtzijdige sokkel en knoppenkapiteel van Doornikse steen; de schacht van de twee westelijke zuilen is echter van Atrechtse zandsteen (?). Westelijke gevel van de middenbeuk: de oostelijke hoektorens opgetrokken uit Doornikse steen van de westtoren, zijn hier echter wat hun ingebouwd gedeelte betreft van Atrechtse zandsteen. Uit laatstgenoemd bouwmateriaal zijn ook de kruisingspijlers met spitsbogige scheibogen opgetrokken; ten zuidoosten, ingebouwde wenteltrap waarvan de bakstenen muren verlevendigd met casementen. Niet tot de overdekking doorgetrokken transeptscheimuren.

Midden- en zijkoren gescheiden door bakstenen spitsbogen op bepleisterde zuilen waarvan de kapitelen versierd zijn met bloemkronen.

Overdekking door middel van houten spitstongewelven, uitstralend ter hoogte van het hoofdkoor en stervormig in het transept. Zuidelijke gevel van zuidelijk zijkoor: natuurstenen credens in de vorm van spitsboognis onder druiplijst met hogelversiering; rechts ervan, spiegelbogige sacristiedeur opgenomen in natuurstenen omlijsting.

Mobilair

Het mobilair dateert voornamelijk uit de 17de en 18de eeuw. Ouder kerkmobilair werd verwoest tijdens de beeldenstorm.

Noordelijke zijbeuk: 'De geseling van Christus' (doek), uit de 18de eeuw, tegen de westelijke gevel. Zuidelijke zijbeuk: 'Opwekking van Lazarus' (doek), uit het eerste kwart van de 18de eeuw, tegen de westelijke gevel. Zuidelijk zijkoor: 'Aanbidding der herders', uit de 17de eeuw.

Zuidelijk zijkoor: 'Ecce Homo' (marmer), uit de 17de eeuw. Noordoostelijke kruisingspijler: Sint-Bertinus (hout), uit de 17de eeuw; Onze-Lieve-Vrouw van Foy (hout), uit het begin van de 17de eeuw met houten omlijsting uit de 18de eeuw, afkomstig uit het voormalig birgittijnenklooster te Westvleteren. Zuidoostelijke kruisingspijler: Christus Zaligmaker met wereldbol (hout; gerestaureerd), uit de 17de eeuw. Zijbeukmuren: heiligenbeelden (hout en steen), uit de 17de en 18de eeuw, onder meer funeraire monumenten, te zien aan het opschrift van de sokkel. Westelijke gevel van noordelijke zijbeuk: Graflegging bekroond met Verrijzenis, tussen funeraire monumenten van Ecce Homo (rechts) en Onze-Lieve-Vrouw (links), uit het begin van de 18de eeuw (hout en steen).

Hoofdaltaar (gemarmerd hout) met bronzen reliëf en zilveren tabernakel, uit de tweede helft van de 18de eeuw. Noordelijk zijkoor: portiekaltaar (hout), onder meer met schilderij van J. Desremaux (leper) voorstellende de Heilige Familie met de Heilige Anna, Joachim, de kleine Johannes en engelen, uit de 18de eeuw. Antependium (hout) uit het midden van de 18de eeuw, aan het nieuwe altaar in het transept. Communiebanken (eik) in hoofd- en zuidelijk zijkoor, respectievelijk uit de 17de en tweede helft van de 18de eeuw.

Fraaie preekstoel (eik) afkomstig uit het dominikanenklooster te Brugge, van circa 1710.

Vier biechtstoelen (eik) uit het laatste kwart van de 17de eeuw-eerste kwart van de 18de eeuw (twee) en het midden van de 18de eeuw (twee); onder meer interessante iconografische voorstellingen met betrekking tot de biecht bij de barokke biechtstoel in de noordelijke zijbeuk (laatste kwart 17de eeuw-eerste kwart 18de eeuw).

Merkwaardig koordoksaal (eik) met apostelgalerij in laat-renaissancestijl van circa 1630, in de loop van de 18de eeuw geplaatst tegen de westelijke gevel van de middenbeuk; niet oorspronkelijke beelden (1862) in de nissen.

Orgel met oude kern uit de 17de eeuw; 19de-eeuwse kast. Gesmeed ijzeren koorhek uit de tweede helft van de 18de eeuw en houten processiebaldakijn van 1755 uitgevoerd door Christiaan Titeca (Ieper), in het noordelijke zijkoor. Arendlezenaar (hout) met geschilderd portret van Dom Gerard Duval (?) in cartouche, uit de 18de eeuw. Grafsteen uit het eerste kwart van de 17de eeuw, in de noordelijke zijbeuk. Nieuwe brandglasramen naar ontwerp van A. Brys (Brugge), in hoofd- en zijkoren.

  • Archief Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, 712.
  • DESCHREVEL A. 1948: Het orgel van de Sint-Bertinuskerk te Poperinge, De Schalmei III.6, 138-140.
  • DEVLIEGHER L. 1965: Beeld van het kunstbezit. Inleiding tot een inventarisatie, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen I, Tielt-Den Haag, 96-97. 
  • [GELDHOF J.] 1964: Sint-Bertinus Poperinge, Poperinge.
  • S.N.: Bulletin de la Commission Royale des Monuments et des Sites, 1862 (I) - 1909 (XLVIII).
  • S.N.: Poperinghe, église de Saint-Bertin, Bulletin de la Gilde de St.-Thomas et St.-Luc VII, 36, 57; XXIII, 461, 501, 553
  • STEPPE J. 1952: Het koordoksaal in de Nederlanden, Brussel, 356.
  • TILLIE W. 1975: Historische gevels en gebouwen. Monumentenjaar 1975,
  • TILLIE W. 1979: Religieuze kunst in het Hoppeland (tentoonstellingscatalogus), Poperinge.
  • ROOSE-MEIER B. & VERSCHRAEGEN H. 1977: Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, Provincie West-Vlaanderen, Kanton Poperinge, Brussel, 25-32.
  • VROMMAN F. 1954: Het rijk gebeeldhouwd kerkmobilair te Poperinge, West-Vlaanderen III.4, 142-146.

Bron: DELEPIERE A.-M. & HUYS M. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Ieper, Kanton Poperinge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 11n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Huys, Martine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

De dakkappen van de Sint-Bertinuskerk werden in 1618-1620 volledig vernieuwd. De oprichting van de gordingenkappen is dendrochronologisch gedateerd in 1618 (middenbeuk en noordbeuk) en tussen 1617 en 1635 (zuidbeuk). Gezien deze datering en de opbouw van de kap, die hetzelfde is als in de midden- en noordbeuk, is het zeker mogelijk dat ook de kap van de zuidbeuk in 1618 tot stand kwam.

Bewaarde stukken van het kerkarchief bevestigen de vernieuwing van de daken van de Sint-Bertinuskerk. In 1619 en 1620 worden meerdere betalingen gedaan voor de levering van onderdelen voor dakconstructies. Het eikenhout was grotendeels afkomstig uit bossen in Proven.

  • VANHOVE D. & PAPIN K. 2019: De Sint-Bertinuskerk van Poperinge. Een geschiedenis van bouwen en restaureren, Poperinge, 72-83.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties

  • Omvat
    Orgel kerk Sint-Bertinus

  • Is deel van
    Garenstraat


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Bertinus [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31244 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.