erfgoedobject

Hoeve met hopasten

bouwkundig element
ID
31501
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31501

Juridische gevolgen

Beschrijving

De hoeve is gesitueerd in landelijk gebied, ten zuiden van de dorpskern van Watou. De site is gelegen langs de Steenvoordestraat, vanouds een belangrijke verbindingsweg tussen Watou en Steenvoorde.

Historiek

De site staat reeds weergegeven op de Ferrariskaart (1770-1778) als een site bebouwd met vier vrijstaande gebouwen binnen een boomgaard. De gebouwen zijn ingeplant op een ruim perceel tussen de Steenvoordestraat en de huidige Trappistenweg.

Op het primitief kadasterplan van circa 1835 wordt grosso modo het huidige gebouwenbestand weergegeven. De gebouwen zijn ingeplant op een groot perceel tussen de Steenvoordestraat en de huidige Trappistenweg. Het perceel wordt omschreven als weide. Op het plan wordt een woonhuis met drie grote landgebouwen weergegeven binnen een grote weide voorzien van twee poelen. Als eigenaar wordt Charles Eugene Ferdinand graaf Dauxy uit Brussel vermeld. De hoeve blijft zeker eigenaar van deze adellijke familie, later Goblet d'aviella d'Auxy te Brussel, de achtste heer van Watou. Vanaf 1956 wordt de familie Deheegher geregistreerd als eigenaar. Op de kaarten van het Militair Cartografisch Instituut van 1861, 1883 en 1911 wordt de hoeve weergegeven binnen een grote weide met twee poelen, rondom omhaagd en beboomd.

Het boerenhuis met geïncorporeerde paardenstal dateert in kern van vóór 1830. Het bakhuis werd vermoedelijk gebouwd tussen 1856 en 1860 (niet opgenomen door kadaster). Tussen 1963 en 1972 werd het bakhuis verbonden met het boerenhuis. De huidige keuken werd volgens het kadaster gebouwd in 1972.

Stal-ast gebouwd in 1869. Het kadaster registreert de uitbreiding tot de huidige omtrek pas in 1956. Gezien de bouwkenmerken is deze uitbreiding vroeger te dateren. In dezelfde bouwfase wordt ook de poel op het erf verkleind tot de huidige omtrek.

Stal. Gebouwd in 1856 en uitgebreid naar het oosten toe in 1963.

Schuur/wagenhuis. In kern daterend van vóór 1835 (zie de weergave op het primitief kadasterplan). Verlengd naar het westen toe in 1956. Aanbouw van loods (oosten) in 1958.

Het kadaster registreert de bouw van de kapel in 1956. Gezien de bouwkenmerken is de kapel eind 19de-begin 20ste eeuw te dateren.

Beschrijving

Hoevegebouwen

Hoeve met losse, lage bestanddelen rondom een deels met kasseien verhard (naar verluidt circa 1950) en deels met gras begroeid erf met poel. Ten noorden van de hoeve bevinden zich een boomgaard en deels met knotpopulieren afgezette poel. Ten westen ligt een onverharde erfoprit met aan de straatzijde enerzijds een 19de-eeuws kapelletje en anderzijds een ast. Ten noorden van het erf: boerenhuis met geïncorporeerde paardenstal en aangebouwd bakhuis (oorspronkelijk vrijstaand). Ten oosten van het erf: stal. Ten zuiden van het erf: schuur.

Boerenhuis

Verankerde baksteenbouw van vijf traveeën en twee opkamertraveeën links + geïncorporeerde paardenstal rechts. Witgeschilderd boven een zwarte plint. Geheel onder zadeldak (waarschijnlijk nieuwe rode, Vlaamse pannen) gevat tussen aandaken, afgewerkt met muurvlechtingen. Centraal dakvenster met laadopening waarin deels beglaasde deur, onder een zadeldakje met eenvoudige windveer. Aan de achtergevel brede dakoverstek op uitgelengde klossen. De erfgevel is opengewerkt met enerzijds rechthoekige muuropeningen gevat in een segmentboognis of een rondboognis. Oorspronkelijk beluikte (zie duimen) vensteropeningen met eikenhouten blokkaders vergaard met (nog uit het vlak stekende) pen-en-gatverbindingen. De eikenhouten schuiframen zijn voorzien van een kleine houten roedeverdeling en een eikenhouten opgeklampte deur. de opkamervensters waren oorspronkelijk voorzien van drie verticale dievenstaven, zie de ronde openingen in de dagkanten van boven- en onderdorpel. Blauwhardstenen dorpel aan de voordeur. In de linker opkamertravee licht getoogde kelderopening onder rollaag, luik in blokkader. De linker zijpuntgevel is voorzien van muurvlechtingen en twee getoogde vensters met witgeschilderde ramen met kruisverdeling. Daartussen een kalkzandstenen gevelsteen met geërodeerd reliëf dat volgens de huidige eigenaar oorspronkelijk het schild van de graaf van Watou voorstelde. In het kadaster wordt de Brusselse graaf Charles D'Auxy vermeld als eigenaar van de hoeve. Hij was de VIIIste graaf van Watou. Ten noordwesten van de hoeve lag het kasteel van de heren van Watou, gebouwd in 1620. Sanderus omschrijft het kasteel als zijnde van de allergrootste pracht en betitelt het zelfs als koninklijk. Het kasteel brandde af in 1793 en de ruïnes werden verkocht in 1810 (zie herenhuis gebouwd op deze plaats).

De achtergevel is voorzien van een venster onder korfbogige ontlastingsboog, bewaard opgeklampt luik met staartgeheng. Oorspronkelijke achtergevel nu deels overdekt door aanbouw van 1972: opkamervenster onder licht getoogde ontlastingsboog met witgeschilderd blokkader en raam met kleine roedeverdeling en drie verticale ijzeren dievenstaven en deuropening. Aan de erfzijde een bewaarde stoep van gele bakstenen op hun kant, aan de achtergevel een stoep van blauwhardstenen plavuizen.

Interieur. Bewaarde planindeling. Centrale ruimte met bijna kamerbrede haard voorzien van een bewaarde schouwbalk, ontpleisterde en hervoegde (cementmortel) bakstenen wanden. Geometrische cementtegelvloer in grijswitte tinten. Bewaarde balkenroostering van moerbalken met ingekavelde kinderbalken. Bewaard houten keldervalluik en in hetzelfde vlak een houten trapje naar de opkamer.

Paardenstal

Rechts: geïncorporeerde paardenstal. Verankerde baksteenbouw van drie traveeën en één bouwlaag onder een pannen zadeldak. Rechter zijpuntgevel met muurvlechtingen, aandaken en gedichte rechthoekige verluchtingsspleten.

In de erfgevel een opening naar een geïntegreerd hondenhok onder segmentbogige strek met daarnaast een ijzeren ring voor een hondenketting. Achtergevel met twee deuropeningen onder segmentbogige ontlastingsboog en bewaarde zwartgeschilderde tweedelige opgeklampte staldeuren. Rechts daarvan tegen de grond een muuropening onder houten latei afgesloten door een tweedelige zwartgeschilderde opgeklampte deur. Daarboven een kleinere opening met zwartgeschilderd blokkader, toegang gevend tot een lage zolderruimte boven de paardenstal bestemd voor kippen. Linkertravee uitspringend met uitbouw voor toilet. Interieur met witgeschilderde bakstenen wanden, gekasseide vloer en bewaarde balkenroostering bestaande uit moerbalken met deels ingekavelde deels opgelegde kinderbalken en een rond 'zakgat'. Blauwhardstenen drinkbakken op gemetselde sokkel met daarboven smeedijzeren hooivakken.

Bakhuis

Aan de westkant van de achtergevel een tweeledig bakhuis, oorspronkelijk vrijstaand maar sinds de uitbreiding van de jaren 1960-1970 met het huis verbonden. Witgeschilderd bakstenen volume boven zwarte plint onder twee zadeldakjes (rode, Vlaamse pannen).

Stal

Ten oosten van het erf: stal. Verankerde, witgeschilderde baksteenbouw onder een mank (wegens aanbouw ten oosten) zadeldak (rode, Vlaamse pannen) met brede, geknikte dakoverstek op uitgelengde klossen, klimmende dakkapel met laadluik. Verankerde witgeschilderde baksteenbouw (bij inventarisatie in 1989 nog onbeschilderde rode baksteen) met bewaarde omgaande stoep van bakstenen op hun kant. In de erfgevel drie deuropeningen onder rechte rollaag, twee rechthoekige verluchtingsspleten, stalvenster onder getoogde strek, bewaarde pomp. In de rechter zijgevel een beluikte (zwartgeschilderde) laadopening onder getoogde strek. Idem in de linker zijgevel + drie deuropeningen onder rechte rollaag.

Schuur/wagenhuis

Ten zuiden van het erf: schuur met geïncorporeerd lager wagenhuis. Verankerde witgeschilderde baksteenbouw boven een lage zwarte plint. Zadeldaken (rode, Vlaamse pannen) met brede dakoverstek op uitgelengde klossen. Dwarsschuur met rechthoekige poortopening, vernieuwde poort. Wagenhuis met rechthoekige poortopening en vernieuwde poort. Ten zuiden van de schuur een loods gebouwd in de tweede helft van de 20ste eeuw.

Kapel

Aan de straatzijde toegankelijke kapel. Witgeschilderde baksteenbouw met zwarte plint onder zadeldak (grijze, Vlaamse pannen) met brede dakoverstek afgewerkt met (vernieuwde) windveer. Deuropening onder licht getoogde strek, grotendeels beglaasde deur met gietijzeren grille.

Interieur. Vlakke wanden onder tongewelf met volledig polychroom beschilderde bepleistering (onder meer sjabloonschilderingen), witte en zwarte ceramiektegels in dambordpatroon op vloer, houten altaar afgewerkt met een marmerimitatie-schildering.

Hopast

De hopast bestaat uit drie hopasten die in een L-vorm aan de straat gelegen zijn.

'Stal-ast'

Het gebouw aan de straat werd als ast en als stal gebruikt. Deze hopast had het grote voordeel dat hij buiten het hopseizoen ook als stal kon gebruikt worden. Deze twee functies zijn ondergebracht in een gebouw van verankerde witgeschilderde baksteen onder een pannen zadeldak. Volgens het kadaster werd dit gebouw in 1869 gebouwd.

Op het dubbel gebruik wijzen de mestgoten in de bakstenen vloer en de hoge vlaken. In de stal-ast zijn de dichtgemetselde luchtgaten zichtbaar. Deze waren noodzakelijk voor het gebruik van deze ruimte als ‘helle’ van de ast. De luchtgaten bevonden zich ter hoogte van het maaiveld en zorgen voor het aanwakkeren van de open cokesvuren. Vermoedelijk is deze ast de oudste van de drie asten. Hier werd gestookt met rijdende cokes-karren en/of cokespotten. Om te vermijden dat stof of andere onzuiverheden in het cokesvuur zouden vallen en voor rookontwikkeling zouden zorgen en om te zorgen voor een betere spreiding van de warme lucht werd op anderhalve meter boven deze korven of wagentjes een kap gehangen. De grote stralingswarmte van de cokesvuren zorgde ervoor dat de eestvloeren op een grote hoogte konden geplaatst worden. De kap wordt eveneens gebruikt om vuurglinsters tegen te houden. De haken waaraan deze kappen waren opgehangen zijn nog bewaard in de balken waarop de vlaaklatten liggen. De nog bewaarde eestvloer bestaat uit tonische houten eestlatten. De schouw met gek is verdwenen. De gek werd geplaatst in functie van de betere luchtstroom, maar ook om wind- en regeninslag te vermijden.

De hop werd langs het laadluik in de geveltop naar binnen gebracht. Gezien de gesloten vlaak werd de hop na het drogen waarschijnlijk langs dezelfde weg weer naar buiten gebracht om dan in de spijker op de hoevezolder te worden opgeslagen.

De hoge vlaken gaven als groot voordeel dat deze hopasten buiten het hopseizoen ook als stal konden worden gebruikt.

Ast met cokesoven

Tegen de zuidgevel van de oudste ast werd een groot gebouw gezet, dat eigenlijk twee asten bevat. In het kadaster wordt melding gemaakt van het bouwjaar 1956, maar de ast is wellicht circa 1920 gebouwd. Heel waarschijnlijk is dit volume gebouwd om twee asten – of twee grote vlaken – te bevatten. Boven beide asten zit er telkens een schouw met windvang. De twee asten zijn echter wel verschillend van werking. De aan de straat gelegen ast bevat nog een gemetselde cokesoven met zijdelingse luchtgaten. De warmluchtkamer bevindt zich boven de oven en sluit door zijn deels tremelvormige structuur aan bij de oude helconstructies. De droogvloer bestaat uit tonische houten eestlatten. De schouw met gek is vermoedelijk nooit van een ventilator voorzien.

Ast met buitengelegen cokesoven

De derde ast heeft een cokesoven buiten het astgebouw staan en is duidelijk van latere datum. De oven werd vermoedelijk circa 1935 gebouwd. Om de oven tegen regen en wind te beschermen werd een afdak bijgebouwd. Links van de oven is een grote ventilator bijgevoegd. Deze werd aangedreven door een kleine dieselmotor. De droogvloer bestaat uit tonische houten eestlatten. De schouw met gek is vermoedelijk nooit van een ventilator voorzien. Het is alleszins de best bewaarde cokesoven van dit type.

  • KADASTERARCHIEF WEST-VLAANDEREN, Primitief kadasterplan; Mutatieschetsen Poperinge, 1856/19, 1869/12, 1873/10, 1956/39, 1958/42, 1963/22, 1972/26.
  • BECUWE F. 2008: Aanbeveling tot bescherming van hopgebonden industrieel erfgoed in Poperinge en Asse/Dilbeek, onuitgegeven nota.
  • DELEPIERE A.-M. & HUYS M. 1989: Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 11n 2. Provincie West-Vlaanderen. Arrondissement Ieper. Kanton Poperinge, Turnhout.
  • RUBBRECHT L.A. 1983: Geschiedenis van Watou, s.l.
  • [S.N.] 2007: De hopteelt in het Vlaanderen van de 21e eeuw. Een representatieve inventaris van het bouwkundige hoperfgoed met een advies van De Keteniers, [s.l.].
  • VANDERMARLIERE G. 2005: De kroniek van de Poperingse hoppeteelt, 1800-1850, Ieper.
  • VANDERMARLIERE G. 2006: De kroniek van de Poperingse hoppeteelt, 1850-1868, Ieper.
  • VANDERMARLIERE G. 2007: De kroniek van de Poperingse hoppeteelt, 1869-1885, Ieper.
  • VANDERMARLIERE G. s.d.: Een historische schets van de ontwikkeling van de hopasten in de streek van Poperinge, Ieper.

Bron: Beschermingsdossier DW002441 (2009)
Auteurs: Gilté, Stefanie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve met hopasten [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31501 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.