is aangeduid als beschermd monument Kapel van Helshoven
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Onze-Lieve-Vrouw van de Blijde Vredekapel
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kapel Onze-Lieve-Vrouw van de Blijde Vrede
Deze vaststelling was geldig van tot
De voormalige kluiskapel van Helshoven, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van de Blijde Vrede, is gelegen op de hoek van de Romeinse kassei en de Helshovenstraat. De huidige kapel werd gebouwd in 1661 in traditionele stijl en werd in 1925, 1966 en 1995 gerestaureerd.
Het dorp Helshoven ligt aan de oude Romeinse baan van Tongeren naar Tienen. Circa 1254 richtte Gerard, broer van Arnold IV, graaf van Loon, een priorij-hospitaal op voor doortrekkende pelgrims, bediend door de hospitaalridders van Sint-Jan. Op de plaats van de huidige kapel werd een oratorium gebouwd, gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. In 1317 verkochten deze al hun goederen in Helshoven aan Goswijn, commandeur van de Duitse Orde te Bernissem (Sint-Truiden). De priorij verdween reeds in het begin van de 17de eeuw en werd circa 1674 vervangen door een kluis, op verzoek van Gerardus van Deventer, de eerste kluizenaar. De landcommandeur van Alden-Biesen had er het begevingsrecht. In 1796 werd de kluizenarij bij wet verboden.
De kapel van Helshoven werd circa 1574, waarschijnlijk gedurende de tweede veldtocht van Willem de Zwijger, door brand verwoest. Landcommandeur Edmond Godfried van Bocholtz herstelde het gebouw circa 1661. Boven de deur herinnert het wapenschild van deze commandeur en opschrift aan de bouw: "Mater Dei laetare. Ave pacis regine, ora pro nobis. Hanc anno 1254 erectam capellam bellicis temporibus annis circiter 320 depost igne combustam restauravit ordinis teutonici ballivus de juncis provincialis Edmundus in Bocholt et Oreye". Reeds in de eersate helft van de 18de eeuw bevond de kapel zich in slechte toestand. In 1794 werden de goederen van de Duitse Orde in beslag genomen, de kapel en kluis werden eigendom van de C.O.O. van Berlingen, die ze tot 1908 verhuurde aan de verschillende kluizenaars.
In 1925 werd de bouwvallige kluis afgebroken en de kapel gerestaureerd door architect G. Theunissen, naar de plannen van architect A. Mairlot. De schade veroorzaakt door een vliegende bom in 1944 werd in 1955 hersteld. Bij een grondige restauratie in 1966 werd het pleisterwerk van de buitenmuren verwijderd, de mergelstenen vensterdorpels en de aangetaste mergelstenen delen vernieuwd, en werd een nieuwe lambrisering geplaatst. Het koor werd geplaveid met stenen afkomstig van Sint-Jacques te Luik. Bij opgravingen werden ten noorden van de kapel een waterput teruggevonden, ten westen drie skeletten en ten zuiden een graf met overblijfselen van een gemetst gewelf. In 1995 werd een nieuwe restauratie van de kapel voltooid, naar ontwerp van J. Smeets (Hasselt).
De kapel is een kleine zaalkerk van drie traveeën met een vijfzijdig koor onder een veelzijdig afgesnuit leien zadeldak met dakruiter aan westzijde. Het gaat om een baksteenbouw op een hoge, bakstenen plint met recente mergelstenen afzaat en een breukstenen onderbouw aan de zuidzijde. De gevels zijn afgewerkt met mergelstenen hoekbanden, smeedijzeren ankers met krullen, en een mergelstenen kroonlijst op gesculpteerde, ojiefvormige consoles in traditionele Maasstijl. De zijgevels zijn opengewerkt met geprofileerde, mergelstenen spitsboogvensters. De voorgevel is een puntgevel met recente mergelstenen afdekking. Het gedrukt rondboogportaal is gevat in een rechthoekige, kalkstenen omlijsting met afgeschuinde neg, erboven bevindt zich een geprofileerde, mergelstenen nis met recent kruis. In het midden van de gevel werd een kalkstenen gevelsteen aangebracht met het wapenschild van landcommandeur Edmond Godfried van Bocholtz met het hoger vermelde opschrift.
Het interieur is volledig bepleisterd en overdekt door middel van een tongewelf.
De kapel wordt op de Villaretkaart (1745-1748) afgebeeld op een vierkant omhaagd perceel beplant met (vermoedelijk) fruitbomen. In het laatste kwart van de 20ste eeuw werd de omgeving van de kapel als bedevaartsparkje aangelegd. Rondom de kapel werden perken afgeboord met lage sierhaagjes ingericht. In het gazon ten westen van de kapel werden enkele solitairen aangeplant en aan de noordwestgrens van het parkje werd een "crypte" in betonsteen opgetrokken. De enkele paden in het parkje zijn bedekt met rode schist. Achter de kapel is een monument ter er van alle vroegere bewoners van de kluis opgericht. In het parkje staat tevens het standbeeld van de laatste kluizenaar, Andreas Gielen, die hier verbleef tot aan zijn dood in 1908.
Auteurs: Pauwels, Dirk; Schlusmans, Frieda; Michiels, Marijke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)