erfgoedobject

Pastorie van de Sint-Martinusparochie met tuin

bouwkundig / landschappelijk element
ID
36596
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/36596

Juridische gevolgen

Beschrijving

De pastorie, gelegen in een ommuurde pastorietuin, is van het type dubbel­huis met vijf tra­veeën en één bouw­laag.

Historiek

In 1764 werd een bestaand gebouw of huis naast de kerk aangekocht om sindsdien als pasto­rie te dienen; daartoe hersteld, volgens J. De Brouwer door de paro­chia­nen (1767) terwijl de pastoor herstellingen uitvoerde aan de schuur en stallingen (1768). De beneden­verdieping van de woning bewaart bouw­spo­ren van de aange­pas­te oude kern (mogelijk nog uit de 17de of begin 18de eeuw). Na de verbouwing tot pastorie (om­streeks 1767) on­der­ging het ge­bouw geen essentiële volu­mewij­zi­gingen meer. Er vonden wel nog lichte aan­pas­singen in de 20ste eeuw plaats zoals de vervan­ging van houtwerk van ven­sters en enkele deuren, het aanbrengen van de voor­gevelbera­ping en de dak­bedek­king met kunst­leien. Tegen de linkerzijgevel werd aansluitend bij de achtergevel een klein toilethokje met plat dak toegevoegd. ­Mid­den 20ste eeuw werden een aantal inte­rieur­ele­men­ten vervan­gen zoals onder andere de vloeren en enkele schouw­man­tels.

Beschrijving

De landelijke pastorie is ongeveer midden in de voorste helft van de ommuurde tuin inge­plant met naar het zuiden georiënteerde voorgevel. De ruime en brede rechthoekige woning is van het type dubbel­huis met vijf tra­veeën en telt slechts één bouw­laag. De woning is opgetrok­ken uit baksteen met enige verwerking van zandsteen (zie onder­ meer sporen in de voorge­vel) en is afge­dekt door een hoog zadel­dak tussen zijge­vels met vlech­tin­gen. Wellicht omdat de pastorie een aanpassing is van een bestaande woning is de voorgevel­opstand in tegenstel­ling tot nieuw­gebouwde pasto­rieën uit de tweede helft van de 18de eeuw niet volledig symme­trisch. De veran­ker­de voorge­vel met grijs­ge­schil­derde bera­ping is afge­lijnd door een toege­voeg­de getrap­te daklijst met gootlijst onder­broken boven de deur door een puntvor­mig dak­venster. De recht­hoekige voordeur en ven­sters (met spon­ning) zijn gevat in vlakke gece­menteerde omlijstin­gen. Onder de afbrok­ke­len­de gevelbera­ping links van de deur zijn sporen zicht­baar van een gedicht klein venster met zandste­nen dorpel. De hoge vensters in de voorgevel zijn een weinig verlaagd. De verankerde achtergevel en ook beide zijpuntgevels zijn witgeschilderd. Er zijn sporen van een oudere okergele kleurlaag en resten van een geteerde bakstenen boord onder de afbrok­ke­len­de gece­menteerde plint. ­De achter­ge­vel vertoont voorts vier smalle getoog­de ven­sters met spon­nin­g en houten luik, de twee linker vensters met originele luiken met fraaie hengsels en sporen van de oude groene verflaag. Twee ven­sters rechts naast de recht­hoe­kige achter­deur zijn in een recente periode half gedicht. In de rechtertravee werd een groot recht­hoekig venster gesto­ken met kleine ijzeren roede­ver­deling. De daklijst met houten gootlijst is boven de deur onderbro­ken voor een tuitvor­mig dakvenster. De blok­vor­mige natuurste­nen hoek­conso­les zijn een rest van de verdwe­nen aandaken(geprofileer­de console op de rechter voorgevelhoek).

Beide zijpunt­gevels vertonen twee grote steek­boog­vormige bovenven­sters, in de linkerzij­top met spon­ning in de rechter met sporen van typisch 18de-eeuwse vlakke bepleis­terde omlijs­tin­gen met oren en een klein zoldervenster met sponning in de top.

Interieur

Het interieur behield zijn voor een 18de-eeuwse pastorie karakteristieke vrijwel symme­trische origi­nele inde­ling met brede centrale gang van voor tot achter­deur en meerdere kamers aan weerszij ervan. De overwelfde kelder bevindt zich in de noordwesthoek, onder de linker achterkamer en kan nog een overblijfsel zijn van de vroegere woning. De gedrukte keldergewelven kragen in de hoeken uit. De boven­ver­dieping telt vier slaapkamers en een midden voor­aan bijgevoegde wand voor de bad­kamer. Het voorste en brede deel van de gang bevat een gewitte houten bordestrap (twee haakse rechte steektrappen) ­met balus­ter­leu­nin­gen, van het 18de-eeuwse type; bepaalde delen van de trap zijn in de 20ste eeuw vernieuwd. De deur van de kast onder het bordes bewaart oude heng­sels. In het brede deel van de trap­gang be­waart de be­pleis­ter­de zol­de­ring hollijs­ten en fijn stu­clijst­werk; twee conso­les zijn moge­lijk een rest van de vroe­gere wo­ning. In de twee voorste, grote bene­den­kamers zijn ele­men­ten die waar­schijn­lijk ook een overblijfs­el zijn van de vroegere woning, name­lijk de (over­pleister­de, wellicht natuurstenen) conso­les van de balklaag, de moer­bal­ken en balk van de schouw­rave­ling die in de tweede helft van de 18de eeuw van een typi­sche ­be­pleis­tering met omlo­pende hollijst, paneelver­siering door lijst­werk en kleine ornamenten werd voor­zien; uit dezelfde periode dateren de be­pleisterde schouw­boe­zem in beide voorste kamers, in de linker met kwarthol­le hoeken, sobere paneeldeco­ratie in stuclijstwerk en een sobere gemarmerde houten schouwmantel. De achterkamers van de benedenver­dieping vertonen een gewitte houten balklaag met kinder­balken op moerbalken met afge­schuinde hoeken. Voorts zijn er meer­dere 18de-eeuwse binnen­deuren bewaard, in de gang naar de grote voorkamers gedecoreerd met spiegel­boog­vor­mig paneel­lijst­werk; drie slaap­kamers met opgeklampte deuren met oude hengsels en dito sluitwerk. De rechter achter­kamer op de bovenverdieping bezit tegen de schouw een kleine hoek­schouw met een­voudig stuclijst­werk op de bepleis­ter­de boezem. Zoldertrap in de linker achterka­mer.

Bijgebouw

Ten zuidwesten van de pastorie, ingeplant in het voorste tuingedeelte en haaks ten opzich­te van de woning staat een karakteristiek bijgebouw van een pastorie uit de 18de-19de eeuw met het voor­ko­men van stallin­gen met koets­huis, bin­nen­in oogt de constructie als een schuur met berging in de rechter­travee. Een muur­tje met achter­tuin­poor­tje ver­bindt de hoek van het bijge­bouw met de zijge­vel van de pastorie. De een­vou­dige recht­hoe­kige bakste­nen con­structie onder mank pannen zadel­dak ver­toont ver­schillend metsel­werk als gevolg van verbouwin­gen (18de en 19de eeuw). Nu is de voorgevel grijsgekleurd maar er zijn resten van de oudere oker­kleurlaag. De voor­gevel ver­toont twee seg­ment­bogen op pilas­ters; de linker­boog is geo­pend door een koets­poort met twee ovale boven­lichten. Tot venster deels gedichte vroegere staldeur met houten latei in de rechtertravee. Achter- en linker­zij­gevel zijn blind. In de rechter­zij­gevel verleent een lage 18de-eeuwse steekboog­deur toegang tot de aangepaste berging (afzonderlijke ruimte voor chauffageketel). Klein venster met houten latei.

De twee linker­tra­veeën hebben geen vloer en bewa­ren twee schuur­ge­bin­ten.

Pastorietuin

De pasto­rie­tuin paalt enerzijds zijdelings (ten zuidwesten) aan de Scheldewegel en ander­zijds (ten noordoos­ten) aan het kerkhof. Aan deze zijde werd reeds in 1954 een deel van de pastorietuin als uitbrei­ding van het kerkhof in gebruik genomen en nogmaals in 1977 wat ge­paard ging met de bouw van een nieuwe bak­stenen tuin­muur. Aan de straat­kant werd in 1961 tussen pastorie en kerkhof een nieuw ge­meen­te­huis opge­richt. Achter het gemeente­huis bleef nog een kort stuk oude tuinmuur behouden.

Aan de straat­zijde werd bij de verbre­ding van de Gaver­se­steen­weg in 1971 een par­keer­strook van de pasto­rietuin afge­nomen en een nieuwe lage tuin­muur opgericht. Aan de Schel­dewe­gel be­grenst een oude muur de pasto­rie­tuin; nog een oude tuin­muur ­aansluitend bij de kasteel­muur begrenst het erf van­ Schel­de­wegel nummer 1. In de ommuurde pastorietuin vertonen de nog aanwezige paden de kenmerken van een 18de-eeuwse symmetrische aanleg.

Ten westen van de pastorie bevinden zich nog de resten van een hoogstammige boom­gaard (appelboom; pruimenboom - vermoedelijk Prunus cerasifera - Kerspruim - omtrek 144 centimeter en enkele oude struiken van Haze­laar - Corylus avellana).

De achtertuin is schraal beplant. Van wat vermoedelijk ooit een sier- of nutstuin is ge­weest, rest enkel nog een goed uit de kluiten gewassen mispel (Mespilus germa­nica - omtrek gemeten op maaiveldhoogte 190 centimeter - hoogte van circa 6 me­ter - kruin­door­meter circa 9 meter). Volgens de dendrologische inventaris 1987 - 1992, "Bomen in België" van de Belgische Den­drologische Vereniging werden de mooiste exemplaren gezien aan het kasteel van Dilbeek (155 centimeter x 3 meter), te Alleur (150 centimeter x 6 meter), te Grâce-Hollongne (138 centimeter x 5 meter), te Meise (122 centimeter op 50 centimeter hoogte x 5 meter) en te Bousval (115 centimeter op 80 centimeter x 6 meter). Indien we ons op dit dendrologisch standaardwerk baseren is de Mispel in de pasto­rietuin van Schelderode het dikste exemplaar van België.

Verder is de linde in de voortuin ook nog vermeldenswaardig (Tilia x vulgaris - Hol­landse Linde - omtrek 242 centimeter).


Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DO002136, Dorpskern Schelderode.
Auteurs: Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Dorpskern Schelderode

  • Omvat
    Mispel pastorietuin Schelderode


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Pastorie van de Sint-Martinusparochie met tuin [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/36596 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.