erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Martinus met kerkhof

bouwkundig element
ID
39029
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39029

Juridische gevolgen

Beschrijving

Georiënteerde laatgotische kerk met pseudo-basilicale aanleg uit het einde van de 15de en het begin van de 16de eeuw en met aanpassingen uit de tweede helft van de 17de eeuw, gelegen op een kunstmatig plateau in het centrum van het dorp met omliggend ommuurd kerkhof. De kerk werd als monument beschermd in 1938 (datum besluit 25-03-1938) en is gelegen in het beschermde dorpsgezicht van Sint-Martens-Bodegem (datum besluit 23-10-1981). De kerkhofmuur werd ook als monument beschermd in 1981 (datum besluit 23-10-1981).

Historiek

Verbesselt en Romeyns dateren het ontstaan van de parochie van Sint-Martens-Bodegem waarschijnlijk in de 9de eeuw. Romeyns heeft hiervoor drie argumenten, ten eerste: de patroonheilige Sint-Martinus was zeer populair in West-Brabant en de eerste reeks Sint-Martinuskerken gaat terug tot de evangelisatieperiode. Een tweede argument is dat de parochie net zoals de oudste parochies een drieledige tiendenverdeling kende, terwijl parochies ontstaan vanaf het midden van de 9de eeuw een vierledige verdeling toepasten. Als laatste argument haalt hij de grenzen van de parochie aan die gebaseerd zijn op natuurlijke grenzen en waar deze ontbreken zijn deze rechtlijnig. Mogelijks heeft men in de 12de-13de eeuw besloten om de oorspronkelijke primitieve kapel te vervangen door een romaans heiligdom in steen.

De plaats van de eerste kerk is niet gekend en ook over het ontstaan van de eerste stenen kerk, waarschijnlijk een romaans gebedshuis, op de huidige locatie is geen duidelijkheid. Van het oudst bekende romaans gebouw bleven tot voor de restauratie in de onderbouw van de westgevel sporen zichtbaar. Er waren twee romaanse dichtgemetselde rondboogvensters aan beide zijden van de ingangsdeur aan de buitenkant van de twee steunberen.

De start van de bouw van de gotische kerk wordt door historici doorgaans gedateerd aan het einde van de 15de eeuw en het begin van de 16de eeuw (circa 1500). Als bouwheer van de kerk verwijst Romeyns naar pastoor Henricus de Castro (Van der Borght), zijn grafsteen achteraan in de kerk uit 1535 draagt een wapenschild met burcht dat eveneens voorkomt op de sluitsteen in een gewelf in de middenbeuk. In de meeste literatuur wordt verondersteld dat eerst het koor en de rechter dwarsbeuk met sacristie werden gebouwd, de middenbeuk zou rond 1500 worden gebouwd. De Sint-Niklaaskapel zou reeds samen met de oprichting van de kerk zijn gebouwd. Ook de toren werd tijdens de eerste periode gebouwd in de 16de eeuw. De huidige hoofdingang en de doopkapel werden maar rond 1674 gebouwd. Deze datum gaat terug op een dateringssteen "1674" bovenaan in de noordgevel tussen het laatste venster en de doopkapel. De doopkapel was in oorsprong een portaal, waarvan de korfboogvormige toegang later werd toegemetst. Tussen de doopkapel en het schip van de kerk was een muur in baksteen opgetrokken, wat er waarschijnlijk op wijst dat reeds voor de bouw van de doopkapel een bijgebouw aanwezig was op deze locatie. Ook de tweede kleinere sacristie zou later aangebouwd zijn (dit is zichtbaar doordat de muur van de sacristie tot voor de omlijsting van een koorvenster is gebouwd).

Het huidige uitzicht van de kerk komt reeds voor op een kaart uit 1707 van het Sint-Janshospitaal in Brussel. Op een afbeelding van de kerk uit 1734 in het kaartboek van de abdij van Groot-Bijgaarden en op een afbeelding uit het einde van de 18de eeuw wijkt het uitzicht van de kerk af van het huidige. Er is geen sacristie afgebeeld, de Sint-Niklaaskapel is tegen de dwarsbeuk aangebouwd en de vensters in de apsis ontbreken. Tijdens het ambt van pastoor Franciscus Hellemans (1759-1780) werden er verschillende herstellingswerken uitgevoerd aan de kerk, onder andere aan dak en toren. Ook het kerkinterieur werd in deze periode vernieuwd en het grootste deel van het kerkmeubilair dateert van deze tijd.

Op 3 september 1876 werd de toren getroffen door bliksem, voorlopige herstellingen vonden in 1877 plaats na advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten. In 1905 kwam de rangschikking van de kerk als monument van derde klas ter sprake, naar aanleiding van een brief van de Koninklijke Commissie. In hetzelfde jaar werd er ook op gewezen dat een verdere restauratie zich opdrong. Toen de oorlog uitbrak waren er reeds stellingen rond de kerk gezet, meer bepaald rond de toren, maar door de oorlog zijn de werken niet doorgegaan. De plannen voor de restauratie waren van de hand van architect Degand. Toch werden er in 1915, 1916 en 1917 enkele dringende herstellingswerken uitgevoerd. Ook na de oorlog zou de eigenlijke restauratie niet aanvatten. Wel was er nog een kleine tussentijdse herstelling van de toren in 1919. In 1928 werd het kerkinterieur gewit. De daaropvolgende jaren bleef een restauratie uit en werden slechts de meest noodzakelijke herstellingen uitgevoerd om het verval van de kerk te vertragen. In 1938 werd de kerk als monument beschermd en er werd verschillende malen gewezen op de erbarmelijke toestand van de kerk. In 1948 werd het probleem aangekaart aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen door Frans Van den Bosch. Hierop volgend werd er een onderzoek ingesteld. De Koninklijke Commissie richtte zich vervolgens tot de Gouverneur van de Provincie om de lokale besturen aan te zetten tot het maken van een ontwerp van restauratie. De gemeente stelde daarop in 1948 architect J. Lauwers uit Mechelen aan, voor een eerste ontwerp. Pas in 1958 kwam het uiteindelijk tot het maken van een voorontwerp door architect Henri Sneiders (Laken – Brussel) en in 1962 werden er concrete plannen voor restauratie opgemaakt door de architecten Henri Sneiders en François Thomisse. De Koninklijke Commissie had veel kritiek op de plannen daar deze niet kunsthistorisch en wetenschappelijk verantwoord waren en omdat de archeologische sporen niet gevrijwaard werden. De Koninklijke Commissie adviseerde ook het dossier op te splitsen en eerst de herstellingen aan de toren, de dakbedekking en de doopkapel uit te voeren. Pas in 1965 werd de eerste fase aanbesteed die startte in 1966. In 1968 werd de doopkapel afgebroken, voor heropbouw, daar deze in een te slechte toestand verkeerde. In 1972 startte de tweede fase van de restauratie waarin het interieur werd aangepakt. Tegen 1977 was de restauratie afgerond. Een steen in de westgevel herinnert hieraan "GERESTAUREERD TEN TIJDEN VAN/ PASTOOR BRUSSELMANS/ BURGEMEESTER NIEUWLANDT/ ARCHITECTEN SNEIDERS EN THOMISSE/ AANNEMING VERBEKE/ ANNO DOMINI MCMLXXIV" (1974).

Beschrijving

De plattegrond vertoont een Latijns kruis met een driebeukig schip van drie traveeën, een transept van één uitspringende travee met vlakke sluiting en een vieringstoren, een koor van twee traveeën en een driezijdige sluiting, ten noorden geflankeerd door een kleine sacristie en ten zuiden tegen de dwarsbeuk een grotere sacristie. Verder zijn er nog twee kapellen tegen de zijbeuken aangebouwd: ten noorden de doopkapel en ten zuiden de Sint-Niklaaskapel, beide van één travee met vlakke sluiting. In de oksel tussen de kruisbeuk en de noordelijke zijbeuk is een ronde traptoren aangebouwd.

De kerk is grotendeels opgetrokken uit Lediaan kalkzandsteen, behalve het koor dat in de witte Brusseliaan kalkzandsteen is gebouwd (uitgezonderd de vensteromlijstingen en de hoekkettingen van de steunberen). De bedaking bestaat uit leien zadel- en lessenaarsdaken en de vieringstoren heeft een ingesnoerde naaldspits. De vensters van de kerk zijn twee- of drieledige spitsboogvensters met maaswerk.

De sterk gerestaureerde westgevel heeft een laat gotisch geprofileerd korfboogportaal en een groot spitsboogvenster daarboven (16de eeuw en vernieuwd in 1972-1975). Aan beide zijden van het portaal is een steunbeer aanwezig die tot aan de eerste geleding loopt. Boven het spitsboogvenster is er een druiplijst die verder als afzaat over de gevel loopt. De overblijfselen van de romaanse kerk werden tijdens de restauratie in de jaren 1970 verwijderd. De dwarsbeuk heeft hoeksteunberen en puntgevels met aandaken. De vieringstoren heeft op de vier hoeken steunberen met blind maaswerk voorziene casementen of verdiepte velden, die bekroond zijn met halve pinakels. Verder heeft de toren brede sterk geprofileerde tweeledige galmgaten met drie klankborden, waarvan de spitsbogen versierd zijn met hogels. De Sint-Niklaaskapel aan de zuidzijde sluit stilistisch aan bij de zijbeuk van de kerk. Enkel de overhoekse steunberen verschillen van het oudere kerkgedeelte. De doopkapel aan de noordzijde heeft bovenaan in de puntgevel een nis met beeld van Sint-Niklaas aan de hand van beeldhouwer Roger Jonckheere (Sint-Lambrechts-Woluwe), (een model in plaaster was uitgevoerd door beeldhouwer Nootens). Het stenen beeld dat zich nu in de kerk bevindt, werd ter vervanging van een houten beeld gemaakt. Tegen de muur van de kapel onder de Sint-Niklaasnis, in de nu toegemaakte korfboogvormige toegang, werd in begin jaren 1930 een monument voor de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog geplaatst. Het koor wordt geritmeerd door steunberen, het middelste koorvenster werd dichtgemetseld toen in het koor een portiekaltaar werd aangebracht in de 18de eeuw. Verder staan er verschillende grafstenen tegen het koor.

Interieur

Sober interieur met wit bepleisterde wanden en gewelven. Tijdens de restauratie werd de kerk grotendeels gedecapeerd, waarna de zuilen, de bogen en de ribben van de gewelven vrijgelaten werden. De middenbeuk en de zijbeuken werden overwelfd door kruisribgewelven. De sluitstenen zijn meestal niet voorzien van een versiering, uitgezonderd de sluitsteen boven het koor die versierd is met een gekruisigde Christus rustend in de armen van God en de sluitsteen in de middenbeuk waar een burcht op afgebeeld is. Op de plaats van de sluiting van de ribben van viering is een uurwerk ingebracht. De zuilen in het schip hebben een achthoekige sokkel en de kapitelen waren oorspronkelijk koolbladkapitelen, maar deze zijn bij het bepleisteren van het interieur verwijderd (de sporen hiervan zijn nog zichtbaar). De apsis is opgebouwd uit vier gemarmerde pilasters met witte kapitelen en verbonden door een hoofdgestel. Voor de vensters is er een versierde leuning en een illusie van een opgeschoven gordijn zichtbaar. Deze uitgewerkte apsis vormt samen met het hoofdaltaar één geheel. De doopkapel heeft een bakstenen kruisribgewelf op consoles. Verder zijn er verschillende grafstenen in het interieur terug te vinden, waaronder een grafmonument voor Pierre Vander Beke (1615) in de noordelijke kruisbeuk.

Mobilair

De barokke inrichting van de kerk dateert grotendeels uit de 18de eeuw, meer bepaald uit de periode 1760-1780.

Het hoofdaltaar werd vervaardigd door Livinus Maes in 1764, de panelen zijn van de hand van C. Hofmans en het marmer is het werk van Crapé. Draaitabernakel met afbeelding van het offer van Abraham. Boven het altaar beelden van de hogepriesters Aaron en Melchisedech en boven het tabernakel beeld van Sint-Martinus. Het linkerzijaltaar is toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw en het rechter zijaltaar aan Sint-Eligius of Sint-Elooi, deze zijn ook het werk van Livinus Maes (circa 1770).

Gepolychromeerd beeld van Sint-Martinus achteraan in de zuidelijke zijbeuk (waarschijnlijk 17de eeuw). Beeld van Sint-Niklaas achteraan in de noordelijke zijbeuk. Voor de restauratie stond dit beeld buiten in een nis in de gevel van de doopkapel (waarschijnlijk eind 16- of begin 17de eeuw). Gepolychromeerde beeldengroep van de drie koningen, opgesteld boven de ingang van de doopkapel (begin 16de eeuw). De calvariegroep die zich oorspronkelijk buiten tegen de koorsluiting bevond is nu ondergebracht in de kerk: Onze-Lieve-Vrouw en apostel Johannes bevinden zich langs beide zijden van het koor en het kruisbeeld bevindt zich in het portaal naast de Sint-Niklaaskapel.

Communiebank aan de hand van A. Frederickx (1751), deze bevat vier medaillons met afbeeldingen van de vier kerkvaders. Preekstoel tegen de eerste noordelijke pilaar aan de hand van Livinus Maes (1788). Op de kuip twee medaillons: Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Pieter. In de deur van de kuip een medaillon met Christusbeeld. Biechtstoelen in de dwarsbeuk uit de 18de eeuw.

Kruisweg aan de hand van Willy Luyckx uit gedreven koper (met vijftien staties, 14 plus de verrijzenis van Christus). Doopvont aan de hand van steenhouwer P. De Boeck (1837) met een koperen deksel (Kerckx). In de doopkapel staat nog een draagstoel van Onze-Lieve-Vrouw. Doksaal met ingewerkte deuren van het kerkportaal (1788). Orgel van rond circa 1900 van de firma Stevens uit Duffel.

Kerkhof met muur

Bak- en zandstenen kerkhofmuur met aanpassingen uit verschillende periodes. De jaarsteen "1992" (ten zuiden) duidt op de laatste restauratie van de muur. Er zijn stukken volledig opgebouwd uit zandsteen, stukken uit baksteen en stukken uit baksteen met een zandstenen plint, hoekblokken en speksteenlagen. De muur wordt aan de buitenzijde geritmeerd door steunberen en er zijn ijzeren ingemetste paardenringen aanwezig als restant van de paardenommegang ter ere van Sint-Elooi. De toegang tot het kerkhof bevindt zich in de Sint-Martinusstraat tussen twee zandstenen pijlers met ijzeren hekken. Er zijn nog twee kleinere toegangen tot het kerkhof: eentje ten zuiden op de hoek met de Kerkberg en de Processiestraat en eentje ten oosten op de hoek van de Sint-Martinusstraat en de Processiestraat. Beide geven toegang tot het hoger gelegen kerkhof via een trap.

Op het kerkhof liggen ten noorden van de kerk de oud-strijders begraven in een perk met bijhorend monument. Voor het vervaardigen van het monument kreeg steenkapper Louis Fayt uit Dilbeek in 1933 de opdracht (het monument vermeldt niet alle namen van oud-strijders die er begraven liggen). Tegen de muur van de doopkapel staat het monument voor de gesneuvelden dat door Henri Gins werd ontworpen en in 1931 werd ingehuldigd voor gesneuvelde Joris Meert en overleden krijgsgevangene Augustinus Van de Voorde.

  • Archief Onroerend Erfgoed, Vlaams-Brabant, dossiers Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Dilbeek, Sint-Martens-Bodegem, Sint-Martinuskerk.
  • COEKELBERGHS D. & JANSSENS W. (red.) 1981: Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, Provincie Brabant, Kanton Sint-Kwintens-Lennik, Brussel, 47-49.
  • DE SMEDT L., NIEUWLANDT I., VAN PARIJS W. & VERHASSELT P. 1995: De Sint-Martinuskerk, Brochure uitgegeven door het gemeeentebestuur van Dilbeek naar aanleiding van Open Monumentendag op zondag 10 september 1995, Dilbeek.
  • GORIS E. (ed.) 2005: Het verhaal van de gotiek in de Groene Gordel, Brabantse Bouwmeesters, Leuven, 31-32.
  • LAVALLEYE J. 1931: Archives des arts. Bodeghem Saint Martin, Bulletin de la Société Royale d’Archéologie de Bruxelles, 3, 52-58.
  • DE NAEYER A. 1970: Het grafmonument voor Pierre Vander Beken in de kerk van Sint-Martens-Bodegem, Brabant, 1, 4-10.
  • ROMEYNS G. 1981: Het grafmonument voor Pierre Vander Beken in de kerk van Sint-Martens-Bodegem, Brabantse Folklore, 232, 321-333.
  • ROMEYNS G. 1983: De Sint-Martinuskerk te Bodegem, Bijdrage tot de Geschiedenis van Sint-Martens-Bodegem, 3, Sint-Martens-Bodegem.
  • VERLIE R. 2000: Bodegem, een klein dorp in de Grooten Oorlog, uitgegeven door Heemkring Bodeghave vzw naar aanleiding van de tentoonstelling "Bodegem, een klein dorp in de Grooten Oorlog" op 24, 25 en 26 november 2000 in het Trefcentrum Solleveld te Sint-Martens-Bodegem, 90-91.
  • WAUTERS A. 1971 (heruitgave van 1855): Histoire des environs de Bruxelles, Description historique des localités qui formaient autrefois l'Ammanie de cette ville, deel 2, Brussel, 48-65.

Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Martinus met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39029 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.