erfgoedobject

Neotraditionele hal

bouwkundig element
ID
40432
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40432

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Neotraditionele hal
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Dorpskern Overijse
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpskern Overijse
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Traditionele hal
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Voormalige markthal, later gemeentehuis, grondig aangepast bij restauraties in de jaren 1960 in een neotraditionele stijl. De hal is gelegen op het hoogste punt aan de noordzijde van het sterk hellende Just. Lipsiusplein tegenover de kerk.

Historiek

Een eerste markthuis voor Overijse werd vermeld in 1350-1400. In 1489 werden de hal en gans de omgeving platgebrand door het leger van Maximiliaan van Oostenrijk. De Rekenkamer van Brussel besliste in 1502 om een nieuwe hal te bouwen op advies van de rentmeester van Overijse, Hoeilaart en Terhupen, Janne van Crickengijs. Voor de inplanting van het gebouw en het tekenen van de "ordonnantie" wordt bouwmeester Antoon Keldermans de Oude gevraagd. Hij maakt de plannen in 1502. Ook zijn zoon Antoon Keldermans de Jonge zou aan de hal hebben meegewerkt voor de schouwen en het beeldhouwwerk. Het gebouw was eigendom van keizer Karel V, door opvolging van de hertogen van Brabant. Vandaar de naam "Conincxhalle". Beschreven bij Wauters als "Borenhuys, Cynshuis, Halle, Steynen huys...". Volgens de rekeningen die Verbesselt vond, vond de bouw plaats in 1503 en 1504. De afwerking gebeurde in 1505 en de werken werden opgeleverd in 1506. Uit een huurcontract van 1538 blijkt dat naast de schepenbank, ook de school, de rederijkerskamer en de schuttersgilden in de hal ondergebracht waren.

Volgens Wauters was men in 1530 nog bezig met de werken aan de hal, maar Verbesselt beweert hiervan geen rekeningen gevonden te hebben. Waarschijnlijk ging dit over de bouw van een tweede hal op het marktplein van Overijse. Volgens het onderzoek van Clabots lag er immers op de markt nog een tweede hal, namelijk een vrijheidshal. Deze vrijheidshal, in eigendom van de heren van Wittem, werd circa 30 later opgericht dan de hal ontworpen door bouwmeester Keldermans. De inwoners van de vrijheid wensten een eigen hal waarin de school, de schepenkamers en de schuttersgilden samen konden ondergebracht worden zonder te moeten huren van de centrale overheid. Tijdens de grote brand in het centrum van Overijse in 1692 brandde de vrijheidshal volledig uit. De "Conincxhalle" werd slechts gedeeltelijk beschadigd en hersteld. De vrijheidshal werd niet meer heropgebouwd.

De gemeente kocht de hal aan in 1824 van de prins van Salm. Er werd door de gemeente ook een schoollokaal ingericht. Vanaf midden 19de werd de hal geregistreerd als "maison communale". Na de aankoop zou men de spitsboogmuuropeningen vervangen hebben door de huidige rechthoekige muuropeningen. Voor de ingang in de gevel was er een blauwe hardstenen portaal of perron aanwezig gesteund door vier zuilen en dat werd het "Halleken" genoemd. Rond 1900 vonden er restauratiewerken plaats. In 1902 uit de Koninklijke Commissie voor Monumenten zijn ongenoegen over het gebouw en zijn weinig bewaarde architecturale kwaliteiten door de aanpassingen. Een reconstructie van verdwenen elementen werd hierbij afgekeurd, want zou louter stoelen op veronderstellingen.

In de jaren 1950 werden er plannen gemaakt voor een grondige restauratie en vergroting van de hal. Hiervoor werd begin jaren 1950 de bepleistering afgekapt en begonnen met steenvervangingen. In 1960 werden de plannen voor de vergroting en restauratie van de hal voorgelegd aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. De KCML keurde het plaatsen van een voorzetgevel af en beargumenteerde dat er voldoende "oude" steen aanwezig was voor de vergroting en restauratie, door de afbraak van een westgevel en het interieur. Bijkomende stenen moesten gehaald worden bij de afbraak van bijvoorbeeld een oude hoeve. Dit gelde ook voor de plinten in kalkzandsteen. De ontwerpen voor glasramen en voor de inrichting van de raadzaal moesten nog voorlegt worden.

De uiteindelijke restauratie of heropbouw vond plaats in de jaren 1961-1962 en bracht de dakkapellen in, evenals de kruiskozijnen. Bij deze restauratie werd het gebouw rechts met twee traveeën vergroot. De KCML betreurt in een schrijven van 1962 dat het voormalig perron in blauwe hardsteen verwijderd was en vervangen door een omlijsting in witte steen, dit gebeurde waarschijnlijk al bij de restauratie rond 1900. Ook het wegnemen van de stenen cordon tussen de begane grond en de verdieping hierboven werd afgekeurd.

Op oude postkaarten van begin 20ste eeuw is het gemeentehuis zichtbaar als bepleisterd classicistisch aandoend gebouw van negen traveeën. De zijtrapgevels waren al aanwezig. De deur had een rechthoekige omlijsting met entablement, in tegenstelling tot de huidige rondboogdeur met bovenlicht. Er waren ook nog geen dakvensters aanwezig.

Beschrijving

Bak- en zandstenen gebouw van elf traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak tussen trapgevels. In het dakvlak zitten verschillende klimmende dakkapellen. De verhoogde begane grond wordt gekenmerkt door een hoge kalkzandstenen plint. De gevel wordt geritmeerd door kruisvensters en doorlopende speklagen. De onderdorpels op de verdieping lopen door als cordon. De geprofileerde rondboogdeur is toegankelijk via een bordestrap met ijzeren leuning. Boven de deur bevindt zich een waterlijst en bovenlicht. De getrapte zijgevels met schouderstukken hebben een zelfde uitwerking met kloosterkozijnen en kleinere rechthoekige muuropeningen en een segmentboogdeur. De achtergevel is minder homogeen door een uitbreiding van het volume met onder andere een aanbouw met een lijst- en trapgevel. Kruis- en kloosterkozijnen en kleinere rechthoekige muuropeningen kenmerken de gevels.

Interieur

Het volledige interieur dateert uit de jaren 1960. In de hal is een neotraditionele bordestrap bewaard. De raadszaal wordt gekenmerkt door een visgraatparket, een houten lambrisering en een witstenen schouwmantel. De dakstruktuur is zichtbaar gelaten in deze zaal. Verder nog verschillende glasramen van bij de restauratie in de jaren 1960.

  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Archief Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Overijse, dossier gemeentehuis.
  • CLABOTS A. 1984: De vrijheidshalle van Overijse, Zoniën 8.3, 184-204.
  • VAN SAN. P. 2007: Het Onderwijs en de Scholen in Overijse in de negentiende eeuw, XXVIIste bijdragen tot de geschiedenis van het land tussen IJse en Lane, Leuven, 41.
  • VAN SAN P. 2013: De toestand van de Sint-Martinusparochie van Overijse centrum omstreeks het jaar 1900, Zoniën 37.2: 61-87.
  • VANDE PUTTE G. 1994: Herken je Overijse Nog? Terugblik op een muterende gemeente, Leuven, 105-106.
  • VANDE PUTTE G. 1980: Overijse in 1830. Een staaltje van indrukwekkend-probate dorpskernhernieuwing, Zoniën 4.1, 17-26.
  • VANDENBOSCH H. 1978: Over Yssche Verleden - Overijse Heden, Overijse.
  • VERBESSELT J. 1963: De Hallen van Overijse, Eigen Schoon en de Brabander 46.5-6, 251-266.

Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Neotraditionele hal [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40432 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.