erfgoedobject

Hof te Nederloo

bouwkundig element
ID
40679
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40679

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hof te Nederloo
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Hof te Nederloo met omgeving
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Hof te Nederloo: landhuis
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hof te Nederloo
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Voormalig "hof van plaisantie" in traditionele bak- en zandsteenstijl met Vlaamse renaissance-elementen en enkele laatgotische reminiscenties, grotendeels opklimmend tot de zestiende eeuw, doch meermaals ingrijpend hersteld en gerestaureerd, onder meer in het begin van de twintigste eeuw. Het kasteeltje, gelegen in het brongebied van de Vleze ten zuidwesten van de dorpskern, werd beschermd als monument bij Koninklijk Besluit van 13 april 1953, het kasteel en de onmiddellijke omgeving met inbegrip van de omwalling en de dreef, werden beschermd als landschap bij Koninklijk Besluit van dezelfde datum.

Historiek

Ofschoon het huidige kasteel grotendeels opklimt tot de zestiende eeuw, wordt al in 1263 een zekere Jan van Nederloe vermeld in een akte uit het Cartularium van de armen van Sint-Goedele. In 1386 is er bovendien sprake van een "Hove ter Nederloe"; hoewel de bewijsstukken ontbreken wordt algemeen aangenomen dat het op dat ogenblik ging om een versterkte, omwalde hoeve. In de loop van de zestiende eeuw was het goed in handen van het geslacht Ofhuys, een Brusselse patriciërsfamilie. Voortgaande op het bouwhistorische onderzoek naar aanleiding van de jongste restauratie, bestond het hof toen vermoedelijk uit een donjon die via een ophaalbrug over de omgrachting verbonden was met de westelijk gelegen hoevegebouwen. Naderhand werd deze donjon omgevormd tot een groter landhuis door het aanbouwen van twee rechthoekige vleugels, één ten zuiden en een haakse vleugel ten oosten. Gelet op de plaats van de inkom met erboven het wapenschild van de familie Ofhuys, kan aangenomen worden dat de zuidelijke uitbreiding gebeurde in de zestiende eeuw, ten tijde van de familie Ofhuys. Of de korte dwarsvleugel tegelijkertijd werd gebouwd kon op basis van de tot op heden gekende gegevens nog niet uitgemaakt worden; ondanks het vrij homogene uitzicht van het geheel zijn er immers enkele elementen die verwijzen naar verschillende bouwfasen. Zo is er niet alleen een verschil in het vloerniveau ten opzichte van de oudste kern, maar ook een niveauverschil tussen de beide aanbouwsels; de gevels sluiten niet op elkaar aan en er zijn ook grondige verschillen in het materiaalgebruik, de afwerking van plint, het metselwerk, de variëteit en bekapping van de natuursteen. Het niveauverschil tussen de beide latere vleugels kan verklaard worden doordat de oostelijke uitbreiding gebouwd werd op een bestaande kelder, maar de verschillende wanddiktes, het verspringende cordon en de oorspronkelijk verschillende nokhoogtes versterken de hypothese dat beide delen dateren uit een andere bouwcampagne waarbij het niet onwaarschijnlijk is dat in een eerste fase tegen het rechthoekige hoofdvolume, bestaande uit donjon en zuidvleugel, een kleiner en lager volume was aangebouwd in overeenstemming met het plan van de oude kelder. De oostvleugel onderscheidt zich trouwens ook van de rest door de hoge natuurstenen plint met een negentiende-eeuwse signatuur, ofwel verwijzend naar een verbouwing in de negentiende eeuw, ofwel naar een negentiende-eeuwse nieuwbouw.

Naderhand kwam het goed via huwelijk in het bezit van Jean Van der Eycken, heer van Rivieren (Ganshoren) en algemeen belastingontvanger van Brabant.

De Ferrariskaart van 1771-1777 toont ons het hof onder de benaming "cense de Nederloo" als een omgracht, rechthoekig volume, achterin gelegen ten opzichte van de met bomen afgezoomde weg; tussen de straat en het hof staan nog een viertal gebouwen en ten oosten ervan ligt een vijver. De kaart van Vander Maelen (1837) toont dezelfde schikking, maar de oorspronkelijk cirkelvormige omgrachting werd hier herleid tot een halve maan. Volgens A. Wauters was het hof in de tweede helft van de negentiende eeuw verlaten.

In 1908 kwam het sterk vervallen en verwaarloosde domein in handen van baron Adrien Beeckman de Crayloo, notaris uit Anderlecht; het hof was op dat ogenblik in gebruik als schuur. Het geheel werd grondig gerestaureerd in 1908; tijdens deze werken zou een tegen de rechtse zijgevel aangebouwde toren gesloopt zijn en het wapenschild van de familie werd aangebracht in de voorgevel; kruis- en kloosterkozijnen werden opnieuw, zij het iets lager, ingebracht en de trapgevels hermetseld. Na de dood van baron de Crayloo, kwam het geheel, bestaande uit bossen, een park en landerijen, het hof en een portierswoning, in handen van zijn weduwe mevrouw Wittmeur. Volgens de briefwisseling van de K.C.M.L. zag de ruimtelijke indeling van het kasteeltje er op dat ogenblik uit als volgt: overwelfde kelders, de begane grond met hal, bibliotheek, eetzaal en keuken, drie slaapkamers op de bovenverdieping en drie op zolder. Er was ook sprake van meerdere gotische schouwen van witte steen, oude zolderingen en een oude trap. Op het einde van de jaren 1950 werd een adviesaanvraag ingediend voor dringende restauratiewerken: herstel en nazicht van kapspanten, kepers, beplanking en schaliën, vervanging van de kroonlijsten, aflopen en vensters, herstel van de twee gevelpunten en de schouw in de rechter zijgevel, algemene onderhoudswerken en buitenbeschildering. In 1960 werd het hof verkocht aan de N.V. Immobilière de Nederloo die het op haar beurt doorverkocht aan Bétons-Bigard, een Brusselse bouwfirma die belangrijke herstel- en aanpassingswerken liet uitvoeren; zo kreeg het interieur op dat ogenblik een opvallend Spaans karakter, de westgevel van de oorspronkelijke donjon werd voorzien van een getrapt dakvenster, de dakconstructie werd hiervoor volledig aangepast en grotendeels vernieuwd; de voorgevel werd voorzien van een pui, de nok van het oostelijke aanbouwsel werd verlaagd en de kelder onder het zuidelijke deel kreeg een buitendeur; sterk ingrijpend was het aanbrengen van betonnen vloeren op de vernieuwde houten roostering. Na de faillietverklaring van de toenmalige eigenaar werd het geheel openbaar verkocht in februari 1981 aan de heer en mevrouw De Wever die het domein in vennootschapsverband als cultureel erfgoed wilden laten fungeren. Op 10 september 1982 en dit tot 1990, werd de benedenverdieping van het kasteel officieel als Culturele Infrastructuur in bruikleen genomen door het gemeentebestuur van Sint-Pieters-Leeuw; op de verdieping werden twee vertrekken voor verblijf ingericht.

Bij de daaropvolgende restauratie, waarvoor het uitvoeringsdossier werd opgemaakt in 1989 door Lucas van Herck en André Impens, werd vertrokken van de stelling dat alle sporen, ook de meest recente, dienden behouden te blijven; de restauratie, aangevat op 1 oktober 1991 en beëindigd op 7 mei 1993, beperkte zich tot het opknappen en beschermen tegen verdere aantasting, waarbij natuurlijk de nodige herstellingen werden uitgevoerd.

Beschrijving

Het omgrachte en volledig onderkelderde complex, opgetrokken in traditionele bak- en zandsteenstijl, vertoont heden een grosso modo L-vormige plattegrond, bestaande uit een rechthoekige hoofdvleugel en een excentrisch geplaatste korte dwarsvleugel. Tegen de voorgevel (westzijde) ligt een ruime pui met leistenen, aangelegd in de jaren 1960 en tegen de achtergevel een terras met flagstones. Het geheel telt twee bouwlagen onder haakse zadeldaken met enkele dakkapellen tussen zijtrapgevels. Natuursteen werd aangewend voor de plint, hoek- en dekstenen, cordonlijsten en venster- en deuromlijstingen. Rechthoekige vensters, overwegend kruis- en kloosterkozijnen en enkele kleinere vensters. De plaats van de huidige lateien, enkele steenlagen onder de ontlastingsbogen, verwijst wel naar latere aanpassingen van de vensters: voortgaande op oudere foto's kan de huidige configuratie van kruis- en kloosterkozijnen gesitueerd worden in het begin van de twintigste eeuw; in dezelfde periode werden de trapgevels hermetseld en het metselwerk hersteld; deze werken werden kadastraal geregistreerd in 1910 als "gedeeltelijke reconstructie".

In de rechthoekige hoofdvleugel vallen duidelijk twee delen te onderscheiden, zie de bouwnaad in de westgevel en de inwendige niveauverschillen: het noordelijke deel vertoont een nagenoeg vierkante plattegrond, één kamer groot met zeer dikke muren voorzien van schietgaten en kleine muuropeningen, allemaal kenmerken die net als de inplanting op een omgracht terrein wijzen in de richting van een oorspronkelijke donjon. De uitbreiding met het zuidelijke volume gebeurde in de zestiende eeuw toen het goed eigendom was van de familie Ofhuys, zie het wapenschild van de familie Ofhuys ingewerkt in de gotisch uitgewerkte bekroning van de deur in de westelijke voorgevel; het niveauverschil tussen beide delen kan verklaard worden door het defensieve karakter van de donjon, waardoor hij zoals gebruikelijk boven de omgeving uitstak. De westelijke voorgevel wordt overigens in het oude gedeelte gemarkeerd door een getrapt dakvenster als resultaat van de restauratie in de jaren 1960 en een gevelsteen van kalkhoudende zandsteen met het wapenschild van de familie Beeckman de Crayloo, aangebracht in 1908.

Van de oorspronkelijke binnenindeling en aankleding is zo goed als niets bewaard. Bij de werken in het begin van de jaren 1960 werd overvloedig gebruik gemaakt van Spaanse bouwelementen als vloer- en wandtegels, deuren, balken en tegentreden voor de trap; wel bleven vier laatgotische haarden bewaard, vermoedelijk enkele oorspronkelijke en enkele samengesteld uit recuperatiemateriaal. Overwelfde kelders en vernieuwde dakconstructie.

  • Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Sint-Pieters-Leeuw, afdeling VI (Vlezenbeek), 1910/17.
  • Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed, Agentschap Ruimtelijke Ordening Vlaanderen, Onroerend Erfgoed, Vlaams-Brabant, Beschermings- en restauratiedossier Hof te Nederloo.
  • BOSMANS F. 2003: Hof te Nederloo - Vlezenbeek, Themanummer in Lewe, jaargang 22, nummer 4,.
  • VAN HERCK L., IMPENS A. & PAESMANS G. 1993: Het Hof te Nederloo, Vlezenbeek, in Hallensia, jaargang 15, nummer 4, 54-68.
  • WAUTERS-VAN VOLSEM C. & DE HASELEER P. 1984: Vlezenbeek, landelijke parel uit het Pajottenland, in Lewe, jaargang 4, nummer 3, 15.

Bron: KENNES H. met medewerking van VAN DAMME M. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Sint-Pieters-Leeuw, Deelgemeenten Sint-Pieters-Leeuw, Oudenaken, Ruisbroek, Sint-Laureins-Berchem en Vlezenbeek, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB8, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Neerhoeve Hof te Nederloo

  • Is deel van
    Postweg (Vlezenbeek)


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hof te Nederloo [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40679 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.