is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Collegium Trilingue
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd monument Collegium Trilingue en aanpalende woonhuizen
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Collegium Trilingue
Deze vaststelling was geldig van tot
Door kanunnik Hieronymus Busleyden (circa 1470-1517), raadsheer in de Grote Raad van Mechelen, bij testament gesticht in 1517 op initiatief van zijn vriend, de vermaarde humanist Desiderius Erasmus (1467-1536) die ook de drijvende kracht was achter de realisatie en organisatie van het college na Busleydens overlijden. Opzet was, middels een beurzenstichting voor tien behoeftige studenten en drie professoren, aan de Leuvense universiteit een humanistische school op te richten die zich zou toeleggen op de studie van de oude talen Latijn, Grieks en Hebreeuws: toentertijd enig in Europa. Na mislukte pogingen om de stichting te incorporeren in het Sint-Donatianus- of het Atrechtcollege - zoals initieel was gepland -, gingen de testamentuitvoerders over tot de oprichting van een zelfstandig college dat, na aanvankelijke tegenkantingen van artes- en theologiefaculteiten, door de universiteit ten slotte in 1519 als een volwaardige instelling werd erkend. Voortaan zou het college bekend staan onder de benamingen "Collegium Trilingue", "Drietalencollege" of "Drie Tonghencollege" en "College van Busleyden".
De eerste lessen werden gegeven in de gehuurde, leegstaande woning met aanhorigheden van Walterus de Beka, alias Wouter de Leeuwe. Omstreeks 1500 was deze professor in de rechten in het bezit gekomen van het voormalige gebouwencomplex van Bartholomeus de Madeis of de Madea: een belangrijke, Noord-Italiaanse zakenman die hier in de jaren 1440-1450 een reeks panden had opgekocht, omgevormd en uitgebreid tot een prestigieus wisselkantoor en handelsagentschap. Voor dit Madeacomplex, dat aan de basis ligt van het Busleydencollege, verstrekte recent kunsthistorisch en bouwkundig onderzoek (zie de uitvoerige toelichting door A. Maesschalck, J. Viaene, H. Vandevyvere, in samenwerking met ingenieur-architect D. Depoorter, 2002) belangrijke aanvullende informatie met betrekking tot een nauwkeurigere identificatie en historiek van het gebouwenensemble. Gesitueerd midden in het huizenblok tussen Vismarkt, Augustijnenstraat, Schrijnmakersstraat en vroegere "Scipstraat" (huidig eerste gedeelte van de Mechelsestraat) en vanuit deze straten bereikbaar via vier toegangen - waaronder de hoofdtoegang langs een poortgebouw aan de Vismarkt - vertoonde de Beka's eigendom circa 1504 nog in grote mate de gebouwenconfiguratie uit Madea's tijd, afgezien van drie aan de Vismarkt grenzende panden (Vismarkt nummers 4, 5 en 6) die inmiddels waren verkocht aan diverse particulieren. Woon- en dienstgebouwen waren inpandig gegroepeerd rondom een centrale binnenplaats met waterput: kant Vismarkt bevond zich het "dweershuis" of "de groote eedtcamere"- oorspronkelijk het achterhuis van het pand "De Sale" (Vismarkt nummer 4), waarvan het in 1497 was afgescheiden -; ten westen en ten noorden sloten het nieuwe en oude "somerhuys" aan - met open galerijen en bovenverdiepingen -, ten oosten en ten zuiden een "wijncamer", dienstgebouwen, kleinere aanhorigheden en opslagplaatsen. Hierbinnen had de Beka het ruime gebouw ten zuiden omgevormd tot eigen woning, met uitgang langs de Mechelsestraat. Ten slotte lag achterin ten oosten nog een grote tuin en aan Schrijnmakersstraat een kleiner pand. Op 16 april 1519 werden de goederen van Professor de Beka door het Busleydencollege aangekocht. Meteen (1519-1520) startten grootse verbouwingswerken, geleid door meester-metser Arnold de Wreede, die ook te Mechelen de woning van de stichter had gebouwd. Vermoedelijk maakte de "wijncamer" plaats voor een ruime collegevleugel, de hoofdvleugel, die haaks op de voormalige woning van de Beka werd opgetrokken zodat nu een L-vormig ensemble ontstond, met in de oksel een traptoren, het "wendelsteen", dat de circulatie verzorgde naar de bovenverdiepingen van beide panden. Op de benedenverdieping van het nieuwe collegegebouw richtte men een kapel en auditorium in, op de bovenverdieping grote en kleine kamers en een dormitorium. In de Mechelsestraat werd de oude toegangspoort in 1520 vervangen door een imposantere, die nu de hoofdtoegang tot het college werd en waarop het wapenschild figureerde van Busleyden met het devies "Merito et tempore" en (later?) ook het opschrift: "Collegium Trilingue Buslydianum, Revdus Adm. ac Illusmus Dnus Hieronimus Buslidius fundavit Anno Domini M.D.XVII, X Kalend. Julii" (22 juni 1517, stichtingsdatum bij testament). Een bijkomende "binnenpoort" aan het binnenplein verzekerde de verbinding tussen de schoolvleugel en het "huis de Beka" of "de Leeuwe", dat beneden werd heringericht met een refter, keuken en "stove", op de verdieping met een bibliotheek en kamers voor het personeel. Het "dweershuis" werd herbestemd als presidentsverblijf en de twee "zomerhuysen" werden op de bovenverdieping heringericht met kamers. In 1529, ten slotte, werd de schoolvleugel ten zuiden uitgebreid met een auditorium - in feite een verbouwing van een bestaand, reeds in 1525 aangekocht pand - dat rechtstreeks toegankelijk was vanuit de Mechelsestraat. Begin 17de eeuw is er sprake van de oprichting van een nieuwe kapel (1614) en verbouwingswerken aan het "Huis de Leeuw" (zie ook de gevelankers 1615). Andere noemenswaardige werken in de 17de-18de eeuw betreffen de verbouwing en uitbreiding van de westelijke aanhorigheden waarbij de gang overbrugd werd door een verbindingsvolume tussen het "dweershuis" en nummer 8. Ook zou toen de oude toegang aan de Vismarkt vervangen worden door een nieuw poortgebouw(?).
Financiële moeilijkheden vanaf het midden van de 18de eeuw noopten het Busleydencollege een deel van zijn bezittingen te verkopen. Het goed aan de Schrijnmakersstraat werd verkocht en vervangen door de afspanning "Inde Drij Coppen", met ernaast een toegangspoort die voorheen het jaartal 1759 droeg (Schrijnmakersstraat 9-13), en aan de Mechelsestraat (nummer 36) maakte in 1777 de hoofdingang met poortgebouw plaats voor de bouw van een huurhuis. Vanaf 1784 was enkel de collegevleugel nog niet verpacht.
De opheffing van de universiteit op het einde van de 18de eeuw en de verkoop van het college in 1806 werkte verdere versnippering in de hand. Een aantal collegegebouwen werden in de loop van de 19de-20ste eeuw gesloopt en vervangen door arbeiderswoningen (nummers 3-6), aangepast, omgebouwd of ingekapseld voor nieuwe, commerciële of industriële bestemmingen, namelijk een haringrokerij, de drukkerij "Savoné" - later achtereenvolgens drukkerij "l’Editorial" en ijsfabriek - en de "Biscuiterie de la Dyle" (nummers 6A-B-C-D). Een dringende restauratie in het begin van de 20ste eeuw door architect V. Vingeroedt beperkte zich blijkbaar enkel tot het herstel en de verfraaiing van het exterieur. Na de bescherming als monument op 12 augustus 1969 werd de werkgroep "Collegium Trilingue" opgericht. Een masterplan (1973), uitgewerkt door ingenieur-architect P. Van Aerschot hield de revalorisatie in van het volledige bouwblok Vismarkt/ Augustijnenstraat/ Schrijnmakersstraat/ Mechelsestraat, waarbij onder meer het binnengebied zou worden opengesteld, de oorspronkelijke inpandige circulatie via de vier toegangen hersteld en een gedeelte van de collegegebouwen gerestaureerd en gerenoveerd. Het plan kon echter niet uitgevoerd worden mede omwille van de talrijke onteigeningen die hiermee gepaard gingen. Gedurende het laatste kwart van de 20ste eeuw volgde een progressieve restauratie of renovatie van de diverse gebouwen: het "dweershuis" (nummers 1-2, samen met het belendende nummer 3) in 1975-1977, de lagere aanhorigheden en het overbouwde ganggedeelte (nummer 8) in 1984 en het "Huis de Leeuw" (nummer 7) in 1988 door ingenieur-architect De Poorter; de collegevleugel (6D) en het aanpalende "wendelsteen" beginjaren 1990 door architect D. Vanden Berghe.
Van het voorheen, nagenoeg vierzijdig gesloten collegecomplex bleven tot op heden belangrijke hoofdonderdelen bewaard die in U-vorm de gekasseide binnenplaats omsluiten, bereikbaar tussen Vismarkt nummers 3 en 4 via een deels overbouwde gang. Ten westen situeert zich het voormalige "Dweershuis" of de latere presidentswoning van het college (nummers 1-2), ten oosten de vroegere collegevleugel met aanleunend de traptoren of "wendelsteen" (nummers 6 A-D), ten zuiden het voormalige "Huis de Leeuw" of "Huis de Beka" (nummer 7) met belendend lager pand en haakse gangoverbouwing (nummer 8). Aan de Vismarkt vertoont de (vermoedelijk in de 19de eeuw?) aangepaste toegangspoort een arduinen diamantkopversiering op de rechtstanden, onder een houten balk en bakstenen muurpartij. Voormalig "dweershuis", later "presidentswoning van het college (nummers 1-2). Dit volume vormde eertijds het achterhuis van het pand "de Sale" (Vismarkt 4), dat in 1421 eigendom was van de belangrijke patriciërsfamilie Absoloens en vanaf de jaren 1444-1448 van de vernoemde bankier de Madea die deze annex - die blijkbaar tot dan als winterverblijf fungeerde - liet vergroten en herinrichten. In het zuidelijke gedeelte werd een gelijkvloerse "groote eedtcamere" ingericht, in het noordelijke een half verzonken kelderkeuken waarboven een opkamer en bovenkamer. De verschillende niveaus en ruimten waren bereikbaar via een wenteltrap in het voorhuis. Door loskoppeling van de "Sale" in 1497 - uitgezonderd tijdelijk de kelderkeuken -, latere huisvestingsaanpassingen en de opsplitsing in twee afzonderlijke woonsten (vóór 1869) had het "dweershuis" in de loop der tijden een aantal wijzigingen ondergaan. Tijdens de renovatie-/restauratiewerken in 1975-1977 werden onder meer vroegere muuropeningen, niveauverschillen, trappenpartijen etcetera blootgelegd en ten dele hersteld en de verticale opdeling gesupprimeerd. Haaks ingeplant ten opzichte van de gang, rechthoekig volume met twee bouwlagen met verspringende (zie ingebrachte voormalige kelderkeuken in nummer 2), onder een natuurleien zadeldak met geduimde nok en twee nieuwe dakkapellen. Deels met vernieuwd materiaal gerestaureerde, verankerde baksteenbouw met verwerking van zand- en witte natuursteen voor venster- en deuromlijstingen, hoekkettingen en steigergaten. Aan het binnenplein, vier traveeën tellende hoofdgevel met onregelmatige ordonnantie: voormalige kruis-, kloosterkozijnen en keldervenster in hoek- en negblokkenomlijsting met afgeschuinde of ingediepte profielen aan de dagkanten, voorzien van al of niet tweedelige lateien en benedendorpels en enkelvoudige of gekoppelde ontlastingsbogen; zichtbeton en hout voor de respectievelijke lateien van opkamer- en kelderopeningen. Voorts ook nieuw ingebrachte vensterpartijen, zie bewaard dubbel ontlastingssysteem in nummer 2. Gevel beëindigd door een overhoeks muizentandfries, onder zinken gootlijst. Aan Vismarkt, één travee brede bepleisterde gevelpartij, met deels aangepaste ordonnantie. Zijgevels slechts ten dele zichtbaar: de zuidelijke bepleisterd, met linkerdeur onder bovenlicht gevat in een afgeschuinde zandstenen omlijsting, dichtgemetste rechterdeur met bewaarde natuurstenen deuromlijsting; noordelijke zijtopgevel met bovenaan versteende vakwerkbouw: bolkozijn beneden, rechthoekige vensters op de bovenverdieping en in de top Interieur met herindeling in appartementen. Bewaard bleven onder meer de overwelfde kelderkeuken, het spant, gestucte troggewelfjes, moer- en kinderbalkenconstructie: in nummer 1 behield de middelste gelijkvloerse moerbalk nog tot de restauratie een beschildering met rood-blauwgroen schaakbordmotief (mogelijk opklimmend tot de Absoloens-periode?).
De voormalige collegevleugel en het "wendelsteen" (nummer 6D) klimmen op tot de beginperiode van het college (1519-1529) en zijn opgetrokken in traditionele bak- en zandsteenstijl, met in sommige detailleringen (onder meer van gewelf- en balksleutels) enige verwijzing naar de renaissance. Na dringende instandhoudingwerken in 1989 volgden in de beginjaren 1990 grondige restauratie- en renovatiewerken waarbij grosso modo herstel van de vroegere toestand, ten dele uitgevoerd met vernieuwd materiaal. Heden is de gelijkvloerse verdieping ingenomen door horeca, de boven- en hoge zolderverdiepingen door wooneenheden. Van de voormalige collegevleugel, die naderhand gedeeltelijk werd omgebouwd en ingekapseld in nieuwe constructies onder een breed gemeenschappelijk zadeldak, telt het nog behouden rechthoekige volume twee bouwlagen. Aan de Busleidengang één zichtbare voorgeveltravee met kruisvensters in grotendeels oorspronkelijke hoek- en negblokkenomlijsting met afgeschuind profiel aan de dagkanten, onder dubbele ontlastingsboogjes, het benedenvenster voorzien van diefijzers. In de later verhoogde gevelpartij, een smal venster in vernieuwde omlijsting en recent breder bovenlicht. Achtergevel (oost) met in vier traveeën kruis- en kloostervensters overwegend in afgeschuinde of kwarthol geprofileerde zandstenen hoek- en negblokkenomlijsting, deels met gerecupereerde of herstelde kruisen, al of niet onder een enkelvoudig of dubbel ontlastingssysteem, op de begane grond deels met hardstenen bovendorpels en verlaagde onderdorpels. In de derde travee, deur in geprofileerde zandstenen tudorboogomlijsting onder dito booglijst met gestrekte uiteinden. Zuidelijke zijtopgevel met later verhoogd schouderstuk, sporen van een voormalig kruiskozijn beneden en latere vensteropeningen erboven. Gevel voorts gemaskeerd door de functionele aanbouw van de voormalige "Biscuiterie de la Dyle" (van circa 1900), drie bouwlagen boven een souterrain, opgetrokken uit baksteen met recuperatie van muurrestanten van de vroegere, 16de-eeuwse uitbreiding. Inwendig behield het gebouw nog zijn oorspronkelijke draagstructuur met moer- en kinderbalken op ojiefvormig geprofileerde zandstenen consoles en nog gedeeltelijk voorzien van geprofileerde balksleutels, waarvan het voluutprofiel op de begane grond verfraaid is met staaf- en kraalmotief, op de bovenverdieping met zaagtandmotief. Voorts nog grotendeels origineel dakspant. De benedenzaal communiceert met het trappenhuis via een korfbogige deuropening in geprofileerde zandstenen omlijsting Het "wendelsteen", dat later – vermoedelijk in de loop van de 18de eeuw(?) - werd uitgebreid en hoger opgetrokken met bekronende tuitgevel en diepgericht zadeldak, omvat de eigenlijke traptoren en drie boven elkaar gesitueerde kamertjes, voorheen communicerend met het huis "de Leeuw". Ruime verwerking van zand- en witte natuursteen voor speklagen, hoekketting en biljoen, kloostervensters (noorden en westen), voormalig kruiskozijn (zuiden) en klein rechthoekig bovenlicht en voor de geprofileerde tudorboogvormige omlijsting met colonnetversiering, waarbinnen een opgeklampte deur. Sporen van gewijzigde ordonnantie in de westgevel (zie oorspronkelijke deuromlijsting). Binnen vormt de trap een combinatie van twee rechte steektrappen en tweemaal twee halve wenteltrappen met oorspronkelijke zandstenen treden en deels gecementeerde bakstenen optreden, rondom een muurpartij tussen twee zandstenen kolommen met geringde, polygonale sokkel. Overkluizing door bepleisterde bakstenen graatgewelfjes, oorspronkelijk met sluitstenen gedecoreerd met het monogram van Busleyden, tot de laatste restauratie nog bewaard in het derde gewelf. Gewijzigde vloerniveaus in de drie kamers.
Het voormalige "huis de Leeuw" alias "de Beka" (nummer 7), dat in 1615 - zie de jaarankers - werd ver- of herbouwd(?) en eertijds bereikbaar was vanuit "de wendelsteen", is heden enkel toegankelijk via de eerste travee van het belendende, later opgesplitste nummer 8. In 1988 werd het pand gerestaureerd en gelijktijdig, samen met nummer 8, ook gerenoveerd met inbreng van diverse wooneenheden, inbegrepen de zolderverdieping. Breedhuis in traditionele bak- en zandsteenstijl, met twee bouwlagen en twee traveeën onder zadeldak (tichels en pannen), rechts begrensd door een zijpuntgevel met aandak en schouderstukken. Karakteristiek uitzicht met speklagen, hoekketting rechts, steigergaten, voormalige kruiskozijnen met aan de dagkanten ingediepte of kwarthol geprofileerde negblokken, onder overspannende ontlastingsbogen. In de eerste twee gelijkvloerse traveeën - annexen van Mechelsestraat nummer 36 -, een later ingebracht venster en een tot poort omgevormd voormalig kruiskozijn. Verder deels nieuwe dakvensters met tuitgeveltje. Achtergevel met in de uiterste traveeën een later ingebrachte vensteropening en een oorspronkelijk omlijste deuropening onder een voormalig kruiskozijn, voorts blind en afgelijnd door een kwartholle zandstenen daklijst. Tot de oorspronkelijke interieurelementen behoren de moer- en kinderbalkenconstructie en het dakgebint. In de - heden verwaarloosde - poortdoorgang behielden de moerbalken hun balksleutels met zaagtandmotief en zijn restanten zichtbaar van een tweedelig stucplafond met kooflijsten (18de/19de-eeuws?). De overige balksleutels zijn met een voluutprofiel uitgewerkt.
Als voormalige aanhorigheid van het college werd het ten westen aangrenzende lagere volume (nummer 8) vermoedelijk opgetrokken in de 17de eeuw, samen met het haakse bouwvolume dat de Busleydengang overbrugt. Het vormt een twee bouwlagen hoge bakstenen constructie onder zadeldak (tichelen, pannen, bitumen), die later werd opgedeeld - de eerste travee fungeert heden als toegang tot het "huis de Leeuw" nummer 7 - en aangepast qua travee-indeling en muuropeningen. Verankerde en witgeschilderde lijstgevel aan de binnenplaats, afgelijnd door een getand fries, met op de begane grond sporen van vroegere ordonnantie en op de bovenverdieping bewaarde kwarthol geprofileerde hoek- en negblokkenomlijstingen, tweedelige lateien en dorpels en gekoppelde ontlastingsboogjes van voormalige kruiskozijnen. Gedeeltelijk zichtbare achtergevel met deels aangepaste vensters en bewaarde omlijstingen van voormalige kruis- of kloosterkozijnen; twee recente dakvensters. Het haakse volume dat de gang overbrugt vertoont één bouwlaag onder zadeldak (tichelen, pannen) en wit geschilderde lijstgevels telkens voorzien van een rechthoekig middenvenster, zijde Vismarkt in bewaarde hoek- en negblokkenomlijsting onder ontlastingsboog en hogerop een cartouche met jaartal 1776 (later aangebracht of verwijzend naar aanpassingen?), onder een vernieuwd dakvenster. Oorspronkelijke interieurelementen zijn onder meer de gestucte troggewelfjes, het eikenhouten spant en een hijsrad.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Leuven
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Collegium Trilingue [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42159 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.