is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Duitse bunker
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Bunker
Deze vaststelling was geldig van tot
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hollandstellung: deel Oost-Vlaanderen
Deze vaststelling was geldig van tot
Bovengrondse betonnen militaire post in weide ten oosten van Celieplas 7, op 730 meter ten zuiden van Celiebrug en het Schipdonkkanaal, op 200 meter ten zuiden van de N49 – E34.
Duitse bunker opgetrokken als onderdeel van de Hollandstellung. Deze Duitse verdedigingsstelling werd tijdens de Eerste Wereldoorlog opgetrokken langs de grens met Nederland, tussen Knokke en Vrasene (Beveren). Tussen het Zwin (Knokke) en Leeskensbruggen (Maldegem) zijn de bunkers opgetrokken door het Marinekorps Flandern, vanaf Moerhuize (Maldegem) door de Etappen-Inspektion 4 (of Gruppe Gent). De zone rond Strobrugge (Maldegem) vormde een overgangsgebied. Er is een groot verschil merkbaar in de aanleg van de stelling en de bouwwijze van de bunkers in beide zones.
Volgens een legerbevel van 12 september 1916 diende de Hollandstellung tussen Moerhuize en Vrasene te bestaan uit een Vorstellung en een Hauptstellung. Het tracé van beide stellingen stond in nauw verband met zones, die moerassig konden worden gemaakt (zogenaamde Sumpfgebiete). Alle wegen en kruispunten moesten met mitrailleurvuur gedekt kunnen worden.
Tussen Strobrugge en het kanaal Gent-Zeehaven ontdubbelde de hoofdstelling in twee verdedigingslijnen. De eerste lijn van de hoofdverdedigingslinie liep vanaf Celie over Boterhoek en Waai, ten noorden van Lembeke en Oosteeklo via Ertvelde tot Rieme. De overgebleven bunkers kennen min of meer hetzelfde ontwerp.
Op anderhalve à drie kilometer lag de tweede verdedigingslijn. Deze splitste ter hoogte van Celie af van de eerste lijn, liep iets ten zuiden van Balgerhoeke, langs de voormalige spoorlijn 58 ten westen van Eeklo richting Oostveldstraat en Antwerpse Heirweg tot Heide ten zuiden van Lembeke en Oosteeklo, via Tervenen tot Kluizen en Doornzele bij het Kanaal Gent-Terneuzen. Deze verdedigingslijn was dicht bezaaid met bunkers, die in bepaalde zones op nauwelijks enkele tientallen meters van elkaar waren gepositioneerd.
De bunkers tussen Rapenbrug (Maldegem) en Vrasene (Beveren) werden opgetrokken vanaf de winter van 1916-1917. Ze werden bijna allen opgetrokken aan de hand van betonstenen met holtes, waarin wapeningsijzers gestoken konden worden om de betonstenen met elkaar te verankeren. Met deze betonstenen konden als het ware spouwmuren opgetrokken worden, waartussen nog eens beton gegoten werd. Het is niet duidelijk of alle muren op deze manier zijn opgetrokken. Wellicht is voor de bouw met betonstenen gekozen, omdat dit een snellere en gemakkelijker manier van bouwen was. Er werd veel aandacht besteed aan de camouflage van bunkers.
Deze bunker maakte deel uit van de eerste lijn van de Hauptstellung. Kenmerkend voor de bunkers van deze verdedigingslijn is dat ze min of meer hetzelfde grondplan hebben, hoewel de afmetingen wel kunnen verschillen. De bunkers hebben een rechthoekig grondplan met twee toegangen, één aan de achterkant en één aan een zijkant, zodat deze toegangen de uiteinden vormen van een L-vormige gang. De voor- en zijmuren zijn telkens 2 m dik, de achtermuren 1 m dik. Aan de voorzijde is de bunker gesloten, er zitten met andere woorden geen schietgaten of observatiegleuven. Aan de (zuidelijke) achtermuur is een trap gebouwd aan de hand van betonstenen, waarlangs het bunkerdak bereikt kon worden. Op het dak van de bunker is doorgaans een U-vormige borstwering opgetrokken, die zowel als gevechtspositie als voor observatie kon dienen. Van enkele bunkers van deze verdedigingslijn is geweten dat ze werden gecamoufleerd, door op het dak van de bunker een vals dak te plaatsen en de buitenmuren uit betonsteen te schilderen met baksteenmotief en met zogenaamde vensters en deuren. Op sommige bunkers zijn nog sporen van dit baksteenmotief terug te vinden.
In een boog ten noorden van Adegem zouden er oorspronkelijk vijf gelijkaardige Duitse bunkers zijn opgetrokken. Tijdens de Achttiendaagse Veldtocht (mei 1940) dynamiteerden Belgische militairen van de 17de genie vier van de vijf bunkers. Enkel onderhavige bunker bleef behouden. Belgische soldaten en/of vluchtelingen zouden gebruik maken van de bunker als schuilplaats. Eens in handen van de Duitsers, gebruikten ze deze bunker naar verluidt als medische post. Er werden twee grote rode kruisen op de bunker geschilderd, die tot 1985 zichtbaar bleven.
Betonnen militaire post met rechthoekig grondplan van 9 op 7,1 meter op een betonnen fundament. De constructie is opgetrokken aan de hand van betonstenen en gewapend beton. Het plafond is versterkt met ijzeren profielen. Op het dak is een U-vormige, halve meter hoge en 80 centimeter dikke borstwering opgetrokken (totaal 3,6 meter breed en 2,9 meter lang), te bereiken via een betonnen trap en platform aan zuidoostelijke zijde. Ter hoogte van de toegangen is een loopvlak met betonnen muurtjes afgebakend.
Twee toegangen, één aan zuidwestelijke en één aan zuidoostelijke zijde, vormen de uiteinde van een L-vormige gang, die op zijn beurt via één deuropening toegang verschaft tot één binnenruimte van 3,65 x 3 meter.
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Hollandstellung
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Duitse bunker [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/48045 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.