erfgoedobject

Loodswezengebouw

bouwkundig element
ID
56825
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/56825

Juridische gevolgen

Beschrijving

Voormalig loodswezengebouw, nu Zeewezengebouw, gelegen op het smalle schiereiland tussen de Voorhaven (aanlegplaats ferry’s) en het Montgomerydok.

Historiek

Het eerste loodswezengebouw wordt reeds in 1845 op deze plaats gebouwd, langs de toenmalige Stoomboten- of Vuurschipkaai. In de Tweede Wereldoorlog wordt de haveninfrastructuur van Oostende zwaar beschadigd, waardoor ook een heropbouw van het loodswezengebouw noodzakelijk is. Op 10 januari 1955 geeft het Ministerie van Openbare Werken (Bestuur der Gebouwen) de opdracht tot de oprichting van een loodswezengebouw. De werken dienen binnen het jaar beëindigd te zijn. De plannen worden opgemaakt door architect H. De Nijs uit Brugge. Het wordt een langwerpig gebouw in internationale stijl van één à twee bouwlagen onder platte daken, met een centraal gedeelte van drie bouwlagen. Op 12 juli 1984 geeft de Regie der Gebouwen opdracht tot de verbouwing en uitbreiding van het loodswezengebouw. De plannen worden opgemaakt door architect M. Felix van het Oostendse architectenbureau Felix-Glorieux; de oplevering gebeurt in 1989.

Tot eind jaren 1990 wordt het gebouw het loodswezengebouw genoemd. De naamswijziging is ingegeven door de reorganisatie van het Zeewezen die ingevolge beslissingen van de Vlaamse regering sinds 1 mei 1997 in functioneel werkende afdelingen is gereorganiseerd. Hierdoor is alles wat het loodsen zelf betreft toegewezen aan de afdeling Loodswezen met directiezetel te Antwerpen. Alles wat met scheepvaartbegeleiding te maken heeft (onder meer Schelderadarketen), is toegewezen aan de afdeling Scheepvaartbegeleiding met directiezetel te Zeebrugge. Alle functies in het kader van de inzet van vaartuigen van het Vlaamse Gewest op zee en de Schelde, betonning en bebakening, sleep- en reddingsdiensten worden toegewezen aan de afdeling Vloot met zetel te Oostende, Sir Winston Churchillkaai 2. Mede om deze redenen is gekozen voor een nieuwe naam voor het gebouw: "zeewezen", dekt meer de nieuwe lading van bevoegdheidspakketten die uitgeoefend worden in het gebouw.

Beschrijving

Exterieur

Het oorspronkelijke loodswezengebouw beslaat een oppervlakte van circa 1500 m², dat wordt uitgebreid tot 3150 m², voornamelijk aan de westkant. Het nieuwe, bijkomende volume wordt voor het bestaande gebouw gebouwd, ter hoogte van het bestaande volume van drie bouwlagen en de zeven traveeën van twee bouwlagen rechts daarvan. Het bestaat uit een betonskelet met divers, veelkleurig parement, dat wordt gekenmerkt door twee kubusvormige volumes van drie bouwlagen met een lagere, iets achteruitliggende tussenbouw, alles onder platte daken. De maritieme verkeerstoren troont boven het geheel uit. Architect Marc Felix wil het nieuwe volume niet enkel integreren in het reeds bestaande gebouw, het gaat ook een dialoog aan met de havenactiviteiten rond het gebouw. Het kleurgebruik van het gebouw, met de donkere onderbouw en witte bovenbouw, verwijst naar de toen nabijgelegen ferry’s. Op de twee nieuwe kubusfronten zijn over de volledige hoogte van de voorgevel twee tekens aangebracht die verwijzen naar de maritieme activiteiten: twee verticale pilasters, in de bovenbouw diagonaal uitlopend in horizontale banen en middenin bekroond met een uitkragend sluitstuk. Het teken wordt herhaald op de achtergevel, en aan de centrale ingang van de voorgevel. De bedoeling van de tekens is symbool te staan voor de functie van de plaats, zijnde de haven: de horizontale, diagonaal afgesneden banen staan voor het varen, de verticale banen zijn een symbool voor het ankeren, het aankomen.

Interieur

In het centrale, hoge gedeelte van het gebouw, bestaande uit het middelste gedeelte van 1954 waarvoor het nieuwe volume van Felix is gebouwd, zijn de administratieve functies van het Zeewezen ondergebracht. Het centrale volume wordt geflankeerd door lage vleugels daterend van 1954, waarin onder meer technische ruimtes en refters zijn ondergebracht.

Het administratieve blok van het Zeewezengebouw is centraal toegankelijk, van waaruit men terechtkomt in een over de verdiepingen heen doorlopende inkomhal. Links en rechts van de hall is een blok met enkele burelen aanwezig. Voor en achter deze burelen door loopt een gang, die toegang geeft tot burelen en, achteraan, de vergaderzaal. Er zijn vier trapkokers aanwezig, twee in de uiterste hoeken grenzend aan de voorgevel, twee aan de achtergevel. De eerste verdieping is op dezelfde manier rond de centrale hall ingedeeld, met burelen die aan voor- en achterzijde door een gang toegankelijk zijn. De tweede verdieping van het centrale gedeelte bestaat uit twee niet met elkaar verbonden gedeeltes (tussenvolume heeft maar twee bouwlagen), die de rust- en wachtruimtes van de loodsen (links) en de redders (rechts) herbergen. Boven de loodsruimtes een uitkijkpost op een extra verdieping.

Voor de interieurafwerking van het gebouw voorziet architect Marc Felix van bij het begin een aantal elementen die de samenhang van het gebouw met zijn maritieme context onderstrepen. Zo contrasteren de witte muren met de vloer die is voorzien van tegels in lichte en donkere beige tinten, de kleuren van het droge en natte zand op het strand. In de dubbelhoge centrale hal, waarin de constructieve elementen van de betonconstructie onbekleed zichtbaar zijn, wordt de eerste verdieping afgelijnd door witte balustrades die doen denken aan de relingen van boten. Het schrijnwerk van de vensters en van de deuren naar buiten en naar de traphallen is blauw geschilderd, wat verwijst naar de kleur van de ferryboten die aanmeerden naast het gebouw. De deuropeningen naar de trapkokers zijn eveneens voorzien van rode en gele glasinvulling, verwijzend naar de kleuren van de stad Oostende.

Bij de verdieping van de havengeul wordt een schroef en een anker van "wrak 108" teruggevonden, een Brits oorlogsschip met de naam "HMS Maori" dat tijdens de Eerste Wereldoorlog tot zinken is gebracht. Architect M. Felix wil deze twee objecten integreren in het loodswezengebouw en contacteert hiervoor de kunstenaar Roger Raveel (Machelen aan de Leie, 1921). Deze is meteen enthousiast over het idee en stelt voor om verder te gaan dan de integratie van deze twee objecten. Hij wil op een verregaande manier beeldende kunst introduceren in het gebouw aan de hand van muurschilderingen. Voor dit project worden extra budgetten voorzien door de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Administratie neemt vanaf 1988-89 het initiatief om fondsen te voorzien voor de integratie van kunst in de gebouwen die eigendom zijn van de Vlaamse Gemeenschap. Het voormalige loodswezengebouw is het eerste gebouw waar dit is gebeurd. De samenwerking tussen de opdrachtgever, de architect en de kunstenaar is hierbij van enorm belang. Door de absolute vrijheid die Raveel krijgt om in het gebouw te werken, zijn de muurschilderingen uitgegroeid tot één van zijn markantste prestaties van zijn "Nieuwe Visie", die inhoudt dat kunst niet kan geïsoleerd worden en moet overvloeien in het dagelijkse leven. De dialoog tussen de schildering en de omgeving staat centraal.

Muurschilderingen van Roger Raveel

Roger Raveel integreert het anker en de schroef in de centrale inkomhal van het gebouw, en kiest nog een aantal andere objecten die hij in het interieur opstelt, bijvoorbeeld een boei (geel geschilderd), eveneens in de hal, en een lantaarn en de traphal op het gelijkvloers. Verder voorziet hij de wanden, deuren en het plafond van de vrij toegankelijke ruimtes (inkomhal, traphallen, gangen, plafonds, vergaderzaal) van het gebouw van muurschilderingen, waarbij hij de maritieme eigenheid van de plaats en de functie van het gebouw als centrale thema's neemt. In heldere kleuren geeft hij in zijn muurschilderingen een plaats aan de zee en de bijhorende activiteiten, aan de eigenheid van de stad Oostende met zijn paardenrennen en het bekende beeld "De Zee" van Georges Grard (zie Oostende, Leopold II-laan) en aan de activiteiten die plaatsvinden in het gebouw, waarbij hij zowel aandacht geeft voor de centrale functie van de loodsen, als voor het administratieve en onderhoudspersoneel. Hij refereert verder aan zijn eigen activiteiten als schilder binnen het gebouw, waarbij hij zijn twee medewerkers weergeeft in de zijgangen en zichzelf in de centrale hall. Opvallend is de muurschildering waar hij zichzelf afbeeldt in een ontmoeting met de Oostendse kunstenaar James Ensor, met als zijfiguur de architect van het gebouw Marc Felix. Naast deze thematische verwevenheid van gebouw en kunst, gaat hij ook een dialoog aan met de aanwezige functionele voorwerpen, waarbij hij onder meer licht- en deurknoppen, een brandalarmkastje en de lichtinval vanuit de koepel als uitgangspunt voor een schildering gebruikt.

Roger Raveel neemt de dubbelhoge inkomhal als uitgangspunt voor zijn interieurafwerking. De schilderingen lopen verder uit over de rest van het gebouw.

Gelijkvloers. De strakke kolommen van de betonconstructie zijn bekleed met spiegels, een door Raveel heel vaak gebruikt en ultiem middel om de ruimte te integreren in het kunstwerk. Rechts bij de centrale inkomdeur schildert hij een man met een kepie, verwijzend naar een loods. Ertegenover bevindt zich een heel vaag geschilderde duif, een vaak terugkomend thema binnen het werk van Raveel, verwijzend naar vrijheid. De achterwand van de hal is de vroegere buitengevel van het gebouw, die doorsneden is door vierkante openingen. Tegen deze wand brengt hij schilderingen aan die verwijzen naar het maritieme: scheepsromp rechts, als uitloper van de betonrand van de verdieping met reling, een klok in een spiraal verwijst naar de schroef. Boven de kleurvlakken zijn witte strepen aangebracht, een momentopname van de lichtinval tijdens de schilderswerkzaamheden op 21 september 1989 om 17.27 u.; de datum boven de rechtse doorgang. Centraal tegen de wand brengt Raveel zijn eigen contouren aan. Hij signeert rechts naast deze figuur met "16-8-1989 – 24-1-1990 R RAVEEL". Van de schilderingen op deze wand maakt hij op 1991 een schilderij met als titel "In het gebouw van het Loodswezen".

Tegen de linker- en rechterwand van de hal zijn loketten aangebracht, thans niet meer in gebruik. Hij brengt er losse tekens op aan zoals een blauwe cirkel en twee rode strepen rechts en een gele boei links. Links op de hoek met de achterliggende gang is een rode hand geschilderd, de leidende hand van de loods. Centraal in de hal hangt een vierkante mobiele, rood met groene rand, die door zijn beweging refereert naar de eeuwigdurende beweging van de zee.

Op de verdieping van de inkomhal bevindt zich aan beide zijden een grote schildering. Aan de zuidkant (rechts) wordt "De Zee" van G. Grard geschilderd, in Oostende beter gekend als "Dikke Mathilde", een beeld van een blote vrouw ontworpen voor het exterieur (zeekant) van het Kursaal van Oostende en thans uitgegroeid tot een belangrijk icoon van de stad, met huidige ligging vlakbij het Leopoldpark. Achter de schildering van de naakte vrouw brengt Raveel een zwarte rechthoek aan, net als de rechthoek in het gezicht een typisch element binnen zijn werk. Aan de overkant van de inkomhal (noord) is de spirituele ontmoeting van Raveel met de Oostendse schilder James Ensor uitgebeeld. Ze zitten aan tafel tegenover elkaar, aan de zijkant wordt architect Felix afgebeeld. Met diens plaats aan de zijkant van het tafereel, en de weergave van de drie andere gedaantes zonder gezicht, maakt Raveel duidelijk dat hij eigenlijk enkel aandacht heeft voor Ensor. De overgang van het schilderij in het gebouw gebeurt door bovenaan het schilderij het geel-paars geschilderde plafond van het gebouw te laten doorlopen. Aan de westzijde van de inkomhal is een mmer geschilderd, verwijzend naar de activiteiten van het onderhoudspersoneel terwijl Raveel werkt in het gebouw. Boven de emmer, fantasie-zeewezentjes. Meer centraal, bij een nu dichtgemaakt loket, de benen van een dame die in het gebouw werkte. De afsnijding van het tafereel is kenmerkend voor Raveel.

In de gangen en in de vergaderzaal op de gelijkvloerse verdieping zijn eveneens muurschilderingen aanwezig. De plafonds zijn in alle gangen beschilderd in gele en paarse tinten die in elkaar overvloeien. De gang aan de oostkant van het gebouw, is aan de kant van de burelen in gele tinten geschilderd, met aanwezigheid van een grote cirkel en de schaduw van een voorbijlopende vrouw. De deuren zijn in hetzelfde geel geschilderd en zijn soms extra geaccentueerd door een witte band. In de vergaderzaal zijn de hoekpilaren geaccentueerd door grijze onderverdelingen, gebroken door veelkleurige tekentjes. Deze palen komen van bij het begin veel voor in Raveels schilderijen. Dit is de enige "gesloten" ruimte die van schilderingen van Raveel is voorzien. In de gang links voor is een deurknop gebruikt als vertrekpunt voor een paardenhoofd (oog van het paard), verwijzend naar het belang van de paardenrennen voor Oostende. In de trapkoker rechts achter is een blauw vlak met gele uitloper geschilderd. De deuren tot de traphallen zijn groen, wat de vrije toegang tot deze ruimtes onderstreept.

Op de eerste verdieping zijn in de gangen muurschilderingen voorzien. In de zijgangen zijn de medewerkers van Raveel aanwezig: links als schaduw met de hand heel duidelijk weergegeven; rechts in gestreept pak met als trompe-l'oeil een deurklink van een geschilderde deur in de hand. De wand achter de centrale hal is in het zuiden voorzien van een abstracte weergave van de zee, bestaande uit een blauw vlak in de vorm van een scheepsromp met centraal een witte cirkel; centraal zijn blauwe lijnen geschilderd en in het noorden een cirkel met vierkante vlakken erin, belangrijke symbolische thema's bij Raveel. Links naast deze cirkel, de hoek volgend, een steekvlam die vertrekt vanuit een aanwezig zijnd brandalarmkastje. Op de deuren naar de trapkoker zijn gele lijnen en cirkelvorm weergegeven; de gang naar deze deuren is versierd met kleurvlakken en kleinere figuren.

Op de tweede verdieping zijn geen figuratieve elementen meer aanwezig. In de gangen en op de deuren wordt gewerkt met gele en oranje afgeronde kleurvlakken. Op een blauwe deur naar een bureel bevindt zich een wit vierkant met groene rand.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, Archiefnummers DW002346 en W/01947.
  • Stadsarchief Oostende, Bouwdossiers, Oostende, 1954/497.
  • BLOMME E. 1996: Zorg en zin voor kleur in monumenten. Het loodswezengebouw, Open Monumentendag Oostende, 13-15.
  • GOLDSCHMIDT E. 1971: De kunst van onze tijd, sinds 1945, Brugge.
  • JOORIS R. e.a. s.d.: Roger Raveel, catalogus tentoonstelling in Galerie Guy Pieters, Deinze.
  • PROJECTGROEP MODERNE KUNST VAN HET KUNSTHISTORISCH INSTITUUT VAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT 1970: Kunst van nu, Encyclopedisch overzicht vanaf 1960, Amsterdam-Brussel.
  • VAN DEN BUSSCHE W. (red) 1991: Roger Raveel 70, tentoonstellingscatalogus, Amsterdam.
  • VAN HOOFF D. e.a. 1994: Langs moderne architectuur (1945-heden). Architectuurroutes in Nederland en België, Utrecht/Antwerpen, 231.

Bron: CALLAERT G., DELEPIERE A.-M., HOOFT E., KERRINCKX H. & VANNESTE P. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oostende, Deel IA: Stad Oostende, Straten A-M, Deel IB: Stad Oostende, Straten N-Z en wijken Haven, Hazegras, Opex, Deel II: Deelgemeenten Mariakerke, Raversijde, Stene en Zandvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL6, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Kerrinckx, Hans; Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Loodswezengebouw [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/56825 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.