erfgoedobject

Hoeve

bouwkundig element
ID
58492
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/58492

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als beschermd monument Hoeve
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

De hoeve aan de Oude Sabsweg is een polderhoeve gericht op landbouw en veeteelt, getypeerd door een grote, voor de omgeving enorm beeldbepalende bergschuur. De hoeve is gelegen ten noorden van de knik in de Oude Sabsweg, een historische landelijke weg in Westkapelle (eerste vermelding 1447) die naar het Tiendenhof van de Oostkerkse Sint-Kwintensabdij liep. De naam van de straat zou te verklaren zijn als "des abts weg". Interieurelementen in het boerenhuis wijzen erop dat de hoeve teruggaat tot circa 1600.

De Oude Sabsweg en de hoeve zijn afgebeeld op de Ferrariskaart (1770-1778): de hoeve wordt weergegeven als bestaande uit twee bouwvolumes, waarvan het westelijke het grootste, met ten noorden van de hoeve een walgracht en rond de hoeve een boomgaard. Vermoedelijk gaat het hier om de (toen allebei vrijstaande) volumes van de bergschuur en het boerenhuis. Op het primitief plan van het kadaster van 1826 vinden we de hoeve terug als één groot gebouw ten noorden van het erf (bergschuur en boerenhuis aaneengebouwd) met ten zuiden daarvan drie kleinere bijgebouwen (onder meer nog steeds bestaande varkensstal en wagenhuis). Sindsdien ondergaat de samenstelling van de boerderij heel weinig wijzigingen: in 1939 wordt een bijgebouwtje afgebroken en worden de loods ten zuiden van het erf en een nieuw bijgebouwtje opgetrokken (garage). Tenslotte wordt in 1976 het omliggende weiland uitgebreid door ruilverkaveling.

De hoeve wordt vanaf het begin van de registratie in het kadaster opgetekend als pachthoeve in eigendom van de familie Piers de Raveschoot; pas in 1974 wordt ze verkocht.

De boerderij aan de Oude Sabsweg is een hoeve met (oorspronkelijk allemaal) losstaande bestanddelen op een onverhard erf. Het boerenhuis en de monumentale schuur waren oorspronkelijk losstaand, maar werden verbonden door een stalgedeelte; ze zijn aan de noordkant van het erf te vinden, evenwijdig met de Oude Sabsweg. Tegenover het boerenhuis bevindt zich het wagenhuis, ten zuidoosten van het boerenhuis een lange stalvleugel. Het erf bevat ten noorden van de schuur een poel, ten zuiden ervan een mestvaalt. Het erf is omzoomd door weiland, met ten oosten van de hoevegebouwen een restant van een boomgaard, dit grondgebruik is reeds op de Ferrariskaart (1770-1778) aangeduid. De huidige opstelling van de gebouwen gaat terug tot eind 18de of begin 19de eeuw en wordt op het primitief plan van het kadaster (1829) als dusdanig weergegeven. De hoevegebouwen zijn opgetrokken uit verankerde baksteenbouw onder rode (deels Vlaamse) pannen daken. De gevels zijn witgekalkt met gepekte plint, het schrijnwerk is rood geschilderd.

Het boerenhuis is het oudste gebouw van de hoeve en gaat terug tot ca. 1600 (zie beschrijving interieur). Het boerenhuis stond wellicht oorspronkelijk volledig vrij; dat kan afgeleid worden uit de opstelling getekend op de Ferrariskaart en uit bouwhistorische analyse die bouwsporen laat zien en verschillen in materiaal en technieken tussen het boerenhuis en de aanpalende gebouwen aanduidt. Het boerenhuis zelf is een L-vormig gebouw van vijf traveeën en één bouwlaag onder een zadeldak, met achter de twee rechter traveeën het haaks geplaatste opkamergedeelte. Ten westen wordt het boerenhuis met de bergschuur verbonden door een vrij gesloten stalgedeelte (deels verbouwd) met dezelfde nokhoogte; ten oosten is een oorspronkelijk bakhuis uitgebouwd tot een twee bouwlagen tellende uitbreiding van het woonhuis met andere nokhoogte en dakhelling. De erfgevel van het boerenhuis bevat centraal de deur, links en rechts ervan twee vensters; alle muuropeningen vernieuwd, de oorspronkelijke twee dakkapellen verdwenen. De achtergevel van het boerenhuis is met uitzondering van de vensteropeningen in de opkamer, gesloten.

Interieur van het boerenhuis: het boerenhuis bestaat uit twee naast elkaar gelegen kamers, met achter de rechter kamer de kelder met opkamer. Oorspronkelijk gaf de voordeur rechtstreeks uit op de rechter kamer; vanaf midden 20ste eeuw worden de twee kamers gescheiden door een gang, waardoor de structuur van een dubbelhuis ontstaat. In alle kamers zijn de moerbalken bewaard, de vloeren zijn zwart-wit betegeld, wanden zijn gepleisterd en wit geschilderd.

Links van de voordeur is de "beste kamer" gelegen, te bereiken via een opmerkelijke deur die qua materiaal en technieken circa 1600 te dateren valt. Het is een houten opgeklampte deur met fraai origineel hang- en sluitwerk, gevat in een bakstenen omlijsting; de rechthoekige deuropening is afgesloten door een houten latei. De vooruitspringende omlijsting is aan de kant van de gang tudorbogig en is samengesteld uit gecentreerde bakstenen; aan de kant van de beste kamer is ze rechthoekig met bredere basis en afgeboord met een eenvoudige keellijst. Aan de westwand van deze kamer staat een brede schouw met geprofileerde houten schouwbalk met bordenlijst, gedragen door twee marmeren zuilen met Ionisch kapiteel. Deze schouw is vermoedelijk 19de-eeuws en bevindt zich aan de vroegere buitenzijmuur. Rechts naast de schouw is een deur die naar het omgebouwde stalgedeelte leidt.

Aan de rechterzijde van de gang is een doorgang gemaakt, geïnspireerd op de 16de-17de-eeuwse deur. Deze deur biedt toegang tot een tweede kamer die via een opkamertrap uitgeeft op de achtergelegen opkamer met houten schouwtje en de kelder (aangepast). Het spant op de zolder is een authentieke kap, met een schaar- en nokgebint.

De monumentale 18de-eeuwse bergschuur heeft een opbouw die kenmerkend is voor de Vlaamse kustpolders. De driebeukige bergschuur met schilddak is door een stalgedeelte met het boerenhuis verbonden, maar zal oorspronkelijk vrijstaand zijn geweest (zie Ferrariskaart). De rechthoekige plattegrond heeft een lengte van 20.7 m en een breedte van 14.40 m. Het houten skelet van de schuur bestaat uit drie trekbalkgebinten die overlangs verbonden zijn door opgelegde balken die over de koestal uitsteken. De stijlen steunden op veelhoekige voetingen in arduin, waarvan slechts één bewaard is gebleven. Tussen de stijlen, de opgelegde balken en de trekbalken zijn grote hoekschoren aangebracht. Op de trekbalkgebinten rusten de schaargebinten. Boven het schaargebint van het middelste stijlgebint komt een nokgebint dat bestaat uit een geschoorde nokstijl. Vanaf de nokstijl vertrekken twee schoren in de andere richting die de noknaald ondersteunen. Horizontale balken en schuine schoren liggen over de zijbeuken met hun uiteinden op de buitenmuren en ondersteunen zijdelings de stijlen. Naast de doorrit ligt de tasruimte. De doorrit is 3.65 m breed. De oude uitrijpoort bestaat uit een verticale verweerde beplanking met in de ene vleugel een klinketdeurtje. Tussen de noordelijke muur en het eerste stijlgebint is er een koestal. In de koestal zijn de eetbakken in arduin tussen houten stijlen op een muurtje gemetseld. In het muurtje zijn rondbogige nissen uitgespaard. Boven de eetbakken steunt de ruif tegen de muur en op de dwarsbalken. Een tweede koestal is tegen de westelijke buitenmuur aangebouwd.

Tot voor de Eerste Wereldoorlog was de schuur met stro bedekt; later (vermoedelijk jaren 1930) door pannen vervangen.

De varkensstallen ten zuidoosten van het huis zijn in kern eind-18de-eeuws of begin 19de-eeuws (aangeduid op primitief kadasterplan), en werden uitgebreid in 1939. Een laag bakstenen muurtje verbindt de stallingen met het boerenhuis. Oudste gedeelte (west) onder mank zadeldak, met Marianisje in zijpuntgevel. Rechthoekige deuren.

Het wagenhuis, dat zich bij de ingang van het erf bevindt is in kern eveneens eind 18de- of begin-19de-eeuws. Brede, open doorgang, met links en rechts een aanbouw, respectievelijk melkhuisje en stalletje.

De andere bestanddelen van de hoeve zijn recente toevoegingen, namelijk een loods en een garage.

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, Mutatieschetsen, Knokke-Heist, Westkapelle, 1939/5, 1976/2.
  • COORNAERT M., Westkapelle en Ramskapelle: de geschiedenis, de topografie en de toponomie van Westkapelle en Ramskapelle met een studie over de Brugse Tegelrie, Tielt, 1981, p. 446.
  • DEVLIEGHER L., De Zwinstreek, in: Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, dl. 4, Tielt-Utrecht, 1970, p. 194.
  • D'HOOGE A.M., De bergschuren in de Vlaamse Noordzeepolders, een bijdrage tot de studie van de West-Vlaamse landelijke bouwkunst, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 1978, p. 162-165.

Bron: CALLAERT G., VANNESTE P. & HOOFT E. met medewerking van DE LEEUW S. & STRUYF J. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Knokke-Heist, Deel I: Deelgemeente Knokke, Deel II: Deelgemeenten Heist, Ramskapelle, Westkapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL4, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/58492 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.