erfgoedobject

Flatgebouw, architectenwoning Paul Smekens

bouwkundig element
ID
6600
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6600

Juridische gevolgen

Beschrijving

Modernistisch complex van vier meergezinswoningen, gebouwd naar een ontwerp van architect Paul Smekens uit 1934. Nog voor de aanvang van de werken nam Smekens het bouwproject over van Weduwe Gaillot, zijn opdrachtgever. In 1936 betrokken Smekens en zijn echtgenote een appartement op de eerste verdieping van het gebouw Camille Huysmanslaan 70. Het echtpaar zou er tot 1980 wonen.

Voor het complex aan de Camille Huysmanslaan 70-72 trad de architect als bouwheer op, al was dat oorspronkelijk niet de bedoeling. De grond voor het complex werd in 1934 aangekocht door Lucie Boulogne, weduwe van Louis Gaillot. Zij stelde Smekens aan als ontwerper. Toen de weduwe Gaillot insolvabel bleek, namen de architect en zijn echtgenote in november 1934 de eigendomsrechten over om de continuïteit van het project te verzekeren. Smekens financierde de bouw van de flats langs de Camille Huysmanslaan met onder meer de verkoopopbrengst van zijn woning in de Della Faillelaan. Voor de realisatie van de flats in de Van Varickstraat en Generaal Cabrastraat trok hij juffrouw Ev. Van Hulle aan als investeerder. Voor Van Hulle had Smekens in 1923 een art-decowoning in de Korte Lozanastraat ontworpen.

Het woningcomplex is een voorbeeld van het pragmatische baksteenmodernisme dat Paul Smekens vanaf het midden van de jaren 1920 ontwikkelde en waaraan hij in de jaren 1930 bij uitstek in de nieuwe Tentoonstellingswijk gestalte gaf. In deze wijk realiseerde Smekens tussen 1932 en 1935 niet minder dan veertien bouwprojecten. Slechts twee daarvan waren eengezinswoningen. De overige projecten betroffen opbrengsteigendommen, van bescheiden meergezinswoningen tot grotere appartementsgebouwen. Enkele van deze projecten bouwde hij voor eigen rekening.

Het complex aan de Camille Huysmanslaan is samen met de gehelen aan de Pol De Montstraat 2-10 (1933) en aan de Volhardingstraat 26 - Alfred Coolsstraat (1934) representatief voor Smekens’ realisaties van het type wooncomplex. Met dergelijke grote en als één geheel vormgegeven complexen trachtten progressieve architecten als Smekens, Brosens, Stynen, en Van Steenbergen de snelle 'anti-moderne' versnippering van de Tentoonstellingswijk in smalle, diepe percelen met geringe ruimtelijk-esthetische kwaliteit tegen te gaan. Al in 1936 fulmineerde Léon Stynen in een interview met Bâtir tegen het stadsbestuur dat uit winstbejag de bouwvoorschriften "à-la-tête-du-client" versoepelde en in de jonge wijk bouwwerken toeliet die de inspanningen van gedisciplineerde, moderne architecten teniet deden. Nadrukkelijk verwees Stynen naar de inplanting van een buitenschalig hoog flatgebouw op de hoek van de Camille Huysmanslaan en de Generaal Cabrastraat tegenover het 'très bel immeuble' van Paul Smekens’.

Context

Smekens' complex is ontworpen als eenheidsbebouwing van vier meergezinswoningen op een rechthoekig perceel, gelegen op het zuideinde van het bouwblok Van Varickstraat-Camille Huysmanslaan-Generaal Cabrastraat. Het halfvrijstaande complex telt vier bouwlagen onder een plat dak met een U-vormig grondplan rondom een binnenplaats, in functie van een goede verluchting en verlichting.

Het geheel omvat twee grote hoekwoningen toegankelijk vanuit de Camille Huysmanslaan (nummers 70-72), elk onderverdeeld in zes ruime flats, en twee kleinere aangrenzende woningen, één in de Van Varickstraat (nummer 2) en één in de Generaal Cabrastraat (nummer 1), elk met drie flats. De hoekwoningen, ieder 15 meter breed en 10 meter hoog, vormen langs de Camille Huymanslaan samen één langgerekte gevelwand, gebouwd aan de rooilijn. Volgens de bouwvoorschriften had ook de gevel langs de Van Varickstraat op de rooilijn moeten liggen. Smekens verkreeg echter een afwijking op het lijnrichtingsplan: de voorziene 8 meter diepe voortuin aan de Generaal Cabrastraat mocht worden teruggebracht naar 4 meter, en aan de Van Varickstraat mocht een tweede, identieke voortuin worden aangelegd. Het volledige volume verschoof op die manier van de hoek van het perceel naar het midden, wat de architect toeliet om het complex te ontwerpen als een vrijstaand geheel in perfecte symmetrie. Deze symmetrie is doorgetrokken in de aanplanting van de voortuinen: drie lindes in lijn aan elke zijde van het complex. Van de zes in 1935 geplante lindes staan er vijf nog steeds. Als tuinafscheiding vond Smekens het voorgeschreven smeedijzeren kunsttraliewerk visueel te zwaar. Hij weigerde ook om de opritten en tuinpaden in de zijstraten met traliewerk af te sluiten. Pas in 1936 werd toelating verleend voor het plaatsen van een passende sobere afsluiting, bestaande uit een dwarswerk van gietijzeren buizen gevat in hardstenen pijlers. De opritten en paden werden afgesloten met te verschuiven of te verdraaien buizen. Op de bewegende delen na bleven de tuinafsluitingen grotendeels bewaard.

Exterieur

Van buitenaf heeft het complex het uitzicht van een halfvrijstaand, balkvormig volume, aan de drie zijden voorzien van een parement in bruine bezande baksteen in halfsteens verband met Dudokvoeg – dieperliggende lintvoegen in combinatie met platvolle stootvoegen - op een gedrongen sokkel in zwarte gevelsteen (geteerde baksteen volgens Dinet). Deze laatste is gemetseld in een duidelijk afwijkend blokverband en rust op een plint in blauwe hardsteen. Zwarte verflagen en een bekleding met leien van recentere datum ontsieren een deel van het metselwerk. De geleding tussen sokkel en bovenbouw wordt verder versterkt door een lijst van geel geglazuurde keramische tegels die de donkere muurvlakken - afwijkend uitgelijnd ten aanzien van de vensterpartijen - scheidt van het bruine baksteenparement. Elke travee is over alle gevelzijden, behalve de hoek, geaccentueerd door een driehoekig kepertje in de hardstenen gevelbekroning. De geglazuurde tegels en de hardstenen kepertjes zijn, net als de gemetselde verluchtingsgaten onder de kroonlijst, decoratieve details die Smekens regelmatig in zijn ontwerpen laat terugkeren.

Ondanks de bouwhoogte van meer dan 12 meter vertoont het bouwvolume een evenwichtige opbouw, met lange zijde aan de Camille Huysmanslaan van circa 40 meter en twee gelijke korte zijden van circa 25 meter. Smekens creëert verder een krachtige horizontaliserende werking door alle gevelfronten identiek open te werken met langgerekte horizontale stroken van afwisselend vensters en bakstenen muurdelen. De donkere sokkel verleent de bovenbouw een zwevend karakter, enigszins getemperd aan de lange zijde doordat de sokkel hier niet over de volledige begane grond doorloopt. Karakteristiek voor Smekens zijn de hoeken aan de Camille Huysmanslaan benadrukt door lichtjes terugwijkende en hoger uitgewerkte penanten, die discreet de locatie van rookkanalen en schouwen aangeven.

De indeling in vier meergezinswoningen is enkel visueel gemarkeerd op de begane grond waar de toegangsdeuren afwijkend zijn gepositioneerd, hoger zijn uitgewerkt en benadrukt zijn door een omlijsting in blauwe hardsteen. Aan de zijde Camille Huysmanslaan voorziet Smekens tussen de hoofdtoegangen twee centrale garagepoorten met flankerende kelderlichten, terwijl in de zijstraten de hoofdtoegang telkens in de uiterste travee (noordzijde) zit. Hier zijn drie centrale garagepoorten geflankeerd door de diensttoegangen van de respectievelijke woningen, en verder zijn de zijgevels geritmeerd door zes identieke kleine kelderlichten, waarvan één in de hoekpenant.

De bovenbouw, die acht traveeën telt aan de lange zijde en zes aan de korte zijden, is contrasterend opgevat: de gevels van de vier woningen vloeien hier naadloos in elkaar over, waarbij het inwendige programma wordt verhuld. Elke verdieping wordt gemarkeerd door lange vensterregisters aan alle zijden regelmatig ingedeeld met drielichten en tweelichten in de uiterste traveeën. Deze vensterregisters zijn afgelijnd met doorlopende vensterdorpels in witte natuursteen van Euville of Volotte (Chamesson), aan de hoeken dynamisch beëindigd als omlijsting van het register. Ook uitgevoerd in witte natuursteen zijn de in vier panelen verdeelde muurdammen. Het horizontale streven wordt nog benadrukt door de dakrand en schouwbekroning in blauwe hardstenen dakrand.

Volgens het bouwplan zijn de achtergevels functioneel vormgegeven en opgetrokken in Boomse steen met balkons in verruwd beton. De binnenkoer is geritmeerd door de uitspringende achtergevels van de kleine meergezinswoningen in de zijstraten.

De oorspronkelijke twee- en driedelige eikenhouten draairamen met dubbele beglazing van de bovenbouw zijn allemaal vervangen. In het nieuwe schrijnwerk werd de originele raamverdeling overgenomen. Van het gebouw Camille Huysmanslaan 70 is het schrijnwerk in de pui vrijwel volledig bewaard gebleven: de toegangsdeur in smeedijzer en glas (recent gerestaureerd), de eikenhouten deur van de dienstingang, de drie vierledige garagepoorten in geschilderde vezelcementpanelen, en de eikenhouten ramen van de kolenbergplaatsen. Van het andere hoekgebouw bleven slechts de kleine ramen van de kolenbergplaatsen behouden, en van de twee zijgebouwen de dienstdeuren.

Interieur

De plattegrond toont een aaneensluitend U-vormig geheel van twee hoekpanden aan de Camille Huysmanslaan met L-vormig grondplan, en in elke zijstraat een achterliggende meergezinswoning met een rechthoekig grondplan. Ze zijn uitgevoerd volgens een spiegelend schema met de spiegelas centraal in de lange zijde. De hoekpanden groeperen elk zes flats, twee op iedere bouwlaag, ontsloten via een centraal ingeplante (in de oksel) vestibule en trappenhuis met bordestrap, evenwijdig met de Camille Huysmanslaan. De kleinere meergezinswoningen in de zijstraten groeperen ieder drie middelgrote flats, één per bouwlaag, ontsloten vanuit een zijdelingse traphal met wenteltrap.

In de grote hoekwoningen benadrukt Smekens het representatieve karakter van de vestibule door toevoeging van sobere decoratieve elementen zoals gekleurde cementtegels en een bloembak in zwart geaderd marmer (Bleu Belge). De bloembak is een element dat Smekens niet herneemt in de vestibule van de kleine blokken in de zijstraten. Het gelijkvloers omvat verder drie private garages zonder binnendeur, een gemeenschappelijke fietsenbergplaats en werkplaats die ontsloten worden via een noodgang tussen de vestibule en de koer, en zes private kolenbergplaatsen, een CV-ruimte en een meterruimte die toegankelijk zijn langs een afzonderlijke dienstingang. In nummer 72 offert Smekens twee kolenbergplaatsen op voor de inrichting van een wijn- en provisiekelder.

Op de verdiepingen hebben de flats telkens dezelfde kamerschikking. Aan de koerzijde plaatst Smekens het toilet, de keuken met balkon, en de badkamer. Een gang met vestiaire scheidt deze ondersteunende ruimten van de eigenlijke leefruimten: een aaneengeschakelde reeks van vier kamers die geen vaste functie krijgen en inwisselbaar te gebruiken zijn als woonkamer, eetkamer of slaapkamer. Dankzij dit snoer van leefruimten aan de straatzijde kan Smekens de doorlopende vensterregisters realiseren die het wooncomplex typeren. In zijn bouwplan detailleert Smekens ook de haardmantels voor de als bijverwarming fungerende kolenkachels. De architect voorziet strakke rechthoekige mantels bestaand uit in stapelverband gemetselde terracottategels (dalles d’usine) en een binnenbekleding van op de kop gemetselde Boomse steen.

De kleinere meergezinswoningen in de zijstraten deelt Smekens in volgens dezelfde principes als de hoekpanden. De begane grond omvat een zijdelings ingeplante vestibule met trappenhuis, twee kleine gemeenschappelijke bergruimten, een private garage voor de bel-etage, en een afzonderlijke dienstingang die de kolenbergplaatsen, de CV-ruimte en de koer ontsluit. In de flats bevinden de badkamer en de gesloten keuken met balkon zich opnieuw aan de koerzijde, in de hoek achter het trappenhuis en de hal. Drie aaneengeschakelde leefruimten zijn in L-vorm rondom de hal geschikt; twee kamers vooraan, één achteraan. Ook hier is de functie van de ruimten eenvoudig inwisselbaar.

Voor de afwerking van de appartementen kiest Smekens voor toegangsdeuren in Noors grenenhout afgewerkt met een triplexblad in okoumé, beglaasde binnendeuren in Oregon Pine, en parketvloeren in Slavonische eik. De buitendeuren en de garagedeuren worden uitgevoerd in Noors grenenhout, en de dienstdeuren in eik.

  • Architectuurarchief Vlaanderen, Archief Paul Smekens, PS 3.1.10 - 3.1.12.
  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 18#1027 en 18#1895.
  • DINET P. 1979: Paul Smekens opleiding en architectuur tot 1940, onuitgegeven thesis Architectuur, Hoger Instituut Sint-Lukas, Gent, lijst achteraan.
  • FLOUQUET P.-L. 1936: Le Scandale de l’Avenue de la Colonie. Interview de l’architecte Leon Stynen, Bâtir 5.44, 760-764.
  • FOUBERT F. 2007: Het na-oorlogse oeuvre van architect Paul Smekens, onuitgegeven verhandeling, Rijksuniversiteit Gent, Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen, 41-44.
  • GRIETEN S. 2004: Paul Smekens 1890-1983 in: LAUREYS D. (red.), Bouwen in beeld: de collectie van het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen, Turnhout, 237-240.
  • SERNEELS H. 1936: Un architecte de qualité Paul Smekens, Bâtir 5.44, 766.
  • SPAENJERS A. 1988: Antwerpen 1930 en later: de wijk als openluchttentoonstelling, onuitgegeven verhandeling, Hoger Architektuur Instituut van het Rijk, Afdeling Architektuur, Antwerpen, 69-72.

Auteurs: Van den Borne, Steven; Bisschops, Tim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Flatgebouw, architectenwoning Paul Smekens [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6600 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.