erfgoedobject

Architectenwoning Paul Smekens

bouwkundig element
ID
6696
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6696

Juridische gevolgen

Beschrijving

Villa in vroege art-decostijl, eerste eigen woning van de architect Paul Smekens, naar een ontwerp uit 1922.

Historiek en context

Architect Paul Smekens bouwde dit landhuis samen met zijn eerste echtgenote Gaby Picard, met wie hij in 1917 in het huwelijk was getreden. Het echtpaar kreeg drie kinderen, waarvan het jongste, de latere architect Jan Smekens, in 1922 werd geboren, nog tijdens de bouw van de nieuwe woning. Weduwnaar sinds 1927, hertrouwde de architect in 1931 met de weduwe Dinet-Van Gompel, zelf moeder van drie opgroeiende kinderen. De villa aan de Della Faillelaan, die het nieuw samengestelde gezin van zes kinderen slechts een vijftal jaar zou huisvesten, werd in 1936 verkocht. Vervolgens betrokken zij een flat in het appartementsgebouw op de hoek van Camille Huysmanslaan, Generaal Cabrastraat en Van Varickstraat, een vastgoedproject naar eigen ontwerp van de architect uit 1934, dat hij eerder samen met twee mede-eigenaars van de oorspronkelijke bouwheer had overgenomen en voltooid. In dezelfde periode bouwde Smekens te Schilde voor zijn gezin de vakantiewoning "Carpe Diem", die in 1940 een vierde vermelding kreeg in de Prijs Van de Ven. Opgetrokken in de loop van 1922, werd de villa aan de Della Faillelaan in 1923 uitgebreid met een vrijstaande garage achteraan rechts op het perceel, en een vandaag verdwenen gemetselde lantaarn in de voortuin. Tussen 1924 en 1933 onderging het gebouw meerdere kleine aanpassingen, waarvan deze uit begin jaren 1930 allicht verband hielden met de gezinsuitbreiding als gevolg van Smekens' tweede huwelijk. Voor de nieuwe eigenaar Fr. Bellon ontwierp de architect in 1936 nog een bloemenserre.

De nog vrij traditionalistische eigen villa behoort tot het vroegste oeuvre van Paul Smekens, die zich pas in 1921, na het beëindigen van zijn studies aan de Ecole des Beaux-Arts te Parijs, als zelfstandig architect vestigde. Met zijn toenmalige associé de architect Jan Jacobs, had hij kort voordien het neoclassicistische kasteel Wolvenbos te Kapellen voltooid. In de loop van de jaren 1920 ontwikkelde de architect, een eigentijdse 'kubistische' vormentaal met kenmerken van de art deco, die vooral invloeden incorporeerde van de Amsterdamse School en Willem Marinus Dudok, opgedaan tijdens zijn verblijf in Nederland gedurende de Eerste Wereldoorlog. Hij toonde zich daarmee een pragmatisch modernist, met een kritische reserve ten overstaan van de puristische avant-garde. Nochtans was Smekens op hetzelfde moment als uitvoerend architect verantwoordelijk voor de bouw van de atelierwoning Guiette in de Populierenlaan, de enige realisatie van Le Corbusier in België. Daar hield hij zich evenwel niet aan de vooropgestelde constructiemethode in gewapend beton, volgens het principe van het gestandaardiseerde 'Citrohan'-type.

Tot deze 'kubistische’ fase behoort het merendeel van de overige gebouwen die de architect in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" ontwierp, te beginnen met vier projecten aan de Cederlaan, de meergezinswoning Van Berckelaer en de verdwenen villa Nicolas van Laten (voorheen nummer 8) uit 1924, en twee vandaag verbouwde meergezinswoningen, één voor eigen rekening (nummer 38-38A) uit 1925, en één voor rekening van Madeleine Picard, een verwante van zijn echtgenote (nummer 36) uit 1926. Zijn meest prestigieuze realisatie in de wijk is de villa Neefs uit 1926, verderop aan de Della Faillelaan, die in 1929 werd bekroond met de Prijs Van de Ven. Vanaf de vroege jaren 1930 evolueerde Smekens in zijn architectuur naar een gematigd, zakelijk baksteenmodernisme, waarvan de aanpalende villa Van Osselaer uit 1936, en de villa Smit-Van Laer uit 1940 aan de Sorbenlaan 36, representatieve voorbeelden zijn. In die periode was de architect vooral actief in de Tentoonstellingswijk, waar hij tussen 1932 en 1935 niet minder dan veertien bouwprojecten tot stand bracht, enkele voor eigen rekening. Op twee eengezinswoningen na, betrof het uitsluitend opbrengsteigendommen, van bescheiden meergezinswoningen tot grotere appartementsgebouwen zoals het reeds vermelde appartementsgebouw, waar Smekens van 1936 tot 1980 resideerde. Tijdens de laatste, naoorlogse fase van zijn loopbaan – de architect zette in 1965 een punt achter zijn praktijk - verdween het modernistische engagement zoals bij zo vele generatiegenoten vrijwel volledig naar de achtergrond. Zijn belangrijkste realisatie uit deze periode was het recent gesloopte Internationaal Zeemanshuis, ontworpen en opgetrokken in 1950-1954.

Architectuur

Vrijstaand ingeplant in de diepte van het perceel, op een zuiver vierkante plattegrond van drie bij drie traveeën, omvat het gebouw twee bouwlagen, onder een tentdak met gestrekte dakkapellen. De opstand, afgewerkt door een fries en kroonlijst, heeft een gevelparement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, met gebruik van natuur- of hardsteen voor het portaal, de dorpels en dekstenen, en leien voor de dakbedekking. Een nadrukkelijk kubische volumetrie, nog versterkt door de structuur van het tentdak, bepaalt het karakter van deze architectuur, die beantwoordt aan een volkomen axiaal opzet, met een doorgedreven symmetrie van voor- en zijgevels. Deze strakke, classicerende vormgeving lijkt in eerste instantie geïnspireerd op de contemporaine Duitse landhuisbouw. In de bouwplannen wordt het tentdak bekroond door een niet uitgevoerde lantaarn met ventilatieopeningen en spits, vermoedelijk bedoeld in functie van de luchtcirculatie. Regelmatig van ordonnantie, legt de compositie van de voorgevel legt de klemtoon op de middenas, achtereenvolgens gemarkeerd door het sobere, rechthoekige portaal, het bescheiden drielicht van de traphal, en het dakvenster met ovale oculus en in- en uitzwenkende bekroning. Ovale oculi en vierlichten in symmetrische orde vormen het bovenste register van de zijgevels, daar waar de grote raampartijen van het halfronde, door pijlers gedragen overdekte terras de tuingevel bepaalt. Latere wijzigingen zijn het afdak boven het portaal, en de toegevoegde veranda aan de noordoostzijde. Het schrijnwerk van inkomdeur en vensters is vernieuwd, met behoud van het smeedijzeren traliewerk. Voor zover bewaard is het smeedijzeren voortuinhek overgroeid door de haag.

De plattegrond beantwoordt aan een vooruitstrevende opvatting van het wonen, die ingaat tegen de conventionele typologie van het burgerhuis. Volgens de bouwplannen is het interieur georganiseerd rond de inkom- en traphal, die aan straatzijde ten westen wordt geflankeerd door de eetkamer en ten oosten door de vestiaire en de keuken. Ondanks de minder gunstige noordelijke oriëntatie beslaat de ruime woonkamer over drie vierden van de breedte de tuinzijde, met een grote raampartij op het westen, en palend aan het halfronde overdekte terras. De dienstingang en een ‘remise’, vermoedelijk gebruikt als 'garde manger', nemen de noordoostelijke hoek in. De bovenverdieping groepeert vier slaapkamers rondom de traphal, de twee grootste met ‘en suite’ badkamer of 'cabinet de toilette'; het dakniveau herbergde oorspronkelijk twee mansardekamers en twee zolders.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1922#12589, 1923#14917, 1923#17285, 1924#19623, 1925#21753, 1927#26604, 1929#32760, 1931#38722, 1931#39497, 1933#43593, 18#4713, 18#4879, 18#20176 en 18#36167; foto GP#4963.
  • DINET P. 1979: Paul Smekens opleiding en architektuur tot 1940, onuitgegeven verhandeling Hoger Instituut Sint-Lukas, Gent, 34.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Architectenwoning Paul Smekens [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6696 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.