erfgoedobject

Woningen Lehmann en Van Hulle

bouwkundig element
ID
7067
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7067

Juridische gevolgen

Beschrijving

Twee aanpalende burgerhuizen in art-decostijl, in 1923 kort na elkaar ontworpen door de architect Paul Smekens (inscriptie), en respectievelijk gebouwd in opdracht van Edgard Lehmann (nummer 12) en juffrouw Ev. Van Hulle (nummer 14). De houthandelaar Edgard Georges Lehmann (Antwerpen, 1885-Auschwitz, 1942) was gehuwd met Else Hirsch (Eberfeld, 1895-Auschwitz, 1942), een gezin met één zoon Charles Paul David Lehmann (°1921). Zijn vader, de van oorsprong Duitse graanhandelaar Charles David Lehmann (°Reelsen, 1851), had zich in 1874 vanuit Liverpool te Antwerpen gevestigd. Edgard Lehmann en Else Hirsch werden in augustus 1942 op hun onderduikadres te Anseremme opgepakt door de Gestapo, en op 1 september 1942 met het VIIde transport vanuit de Kazerne Dossin gedeporteerd naar Auschwitz.

De woningen Lehmann en Van Hulle behoren tot de vroegste realisaties van Paul Smekens, die zich pas in 1921 zelfstandig vestigde. Zoals de tuinwijk Vredeburg in Kalmthout uit 1921 en Smekens eerste eigen woning in de Della Faillelaan uit 1922, dragen beide ontwerpen nog de sporen van het traditionalisme uit zijn beginfase. Evenzeer incorporeert deze architectuur al de invloeden van de Amsterdamse School en Willem Marinus Dudok, opgedaan tijdens zijn verblijf in Nederland gedurende de Eerste Wereldoorlog. Met een persoonlijke, eigentijdse vormentaal verwant aan de art deco, manifesteerde de architect zich vanaf midden jaren 1920 als een pragmatisch modernist, met een kritische reserve ten overstaan van de puristische avant-garde. In 1926 realiseerde Smekens de woning Neefs, die met de Prijs Van de Ven zou worden bekroond, en was hij als uitvoerend architect verantwoordelijk voor de bouw van de atelierwoning Guiette, de enige realisatie van Le Corbusier in België. Een jaar later associeerde hij zich met architect Carlos Van der Voodt, een samenwerkingsverband dat een vijftal jaar stand hield tot in 1931. De panden werden met een vijftal maanden tussentijd ontworpen, eerst de woning Lehmann en vervolgens de woning Van Hulle. Afwijkend qua stijl en opzet, lijken de gevelopstanden niet als een geheel te zijn geconcipieerd. Toch vormen beide een harmonisch ensemble met op elkaar afgestemde verhoudingen en materiaalgebruik. De plattegronden zijn veeleer conventioneel van opzet.

Woning Lehmann

Met een gevelbreedte van vier traveeën, telt de woning Lehmann (nummer 12) drie bouwlagen onder een plat dak. De sobere, uitgezuiverde lijstgevel heeft een vlak parement uit natuursteen, op een arduinen plint. Klassiek geïnspireerd, legt de symmetrische compositie de klemtoon op de middenas, die wordt gemarkeerd door een balkon met smeedijzeren leuning. Verder bestaat de opstand uit regelmatige registers van rechthoekige muuropeningen met lekdrempels, waarbij de bovenste verdieping als een soort attiek is opgevat. Geïntegreerd in een rood baksteenveld, worden de twee liggende vensters hier geflankeerd door gecanneleerde pilasters. Het houten schrijnwerk van de deur en vensters bleef behouden. De plattegrond is georganiseerd rond de traphal met bovenlicht, die het centrum van de woning uitmaakt. Opmerkelijk is de verticale superpositie van de keuken, de vestiaire en de badkamer in entresol. De begane grond omvat verder de inkom en een suite van salon en eetkamer. Op de eerste verdieping bevinden zich drie slaapkamers elk met balkon en de badkamer, op de tweede verdieping twee mansardes en twee zolders.

Woning Van Hulle

De woning Van Hulle (nummer 14) omvat drie bouwlagen en drie traveeën onder een zadeldak met de nokrichting loodrecht op de straat. De gedrukte puntgevel is opgetrokken uit wijnrood baksteenmetselwerk, met een pui in simili-natuursteen (Terra Nova), een arduinen plint, en een geveltop in Euville. Onder invloed van de Amsterdamse School, onderscheidt de opstand zich door een expressief metselverband, en tweekleurig geschilderde houten kozijnramen met kleine roedeverdeling in het vlak van de gevel. Pui, bovenbouw en geveltop worden geleed door waterlijsten, daar waar de rechthoekige muuropeningen regelmatige registers vormen. Rondbogen met blinde boogvelden accentueren de pui, terwijl het verticale ritme van alternerend vlakke penanten en vensters met in rollagen gemetselde borstweringen de bovenbouw kenmerkt. De puntgevel met blinde top in een geprofileerde omlijsting, wordt geopend door een liggend venster. Uiterst discreet is de ornamentatie, met een ruitmotief op de borstweringen, rozetten op de waterlijst, en een gestileerde gevelsteen in de top. Het houten schrijnwerk van de deur en vensters bleef behouden. De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een voorbouw en een smalle achterbouw bestaat. Op de begane grond wordt de suite van salon en eetkamer, geflankeerd door de inkom, het trappenhuis met bovenlicht en de keuken. Beide bovenverdiepingen omvatten twee slaapkamers, een 'cabinet de toilette' en badkamer. Onder het dak bevinden zich een mansardekamer en de zolder.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1923#16079 en 1923#17010; vreemdelingendossiers 481#33306 en 481#69189.
  • DINET, Ph. 1979: Paul Smekens opleiding en architektuur tot 1940, onuitgegeven verhandeling Architectuur, Hoger Instituut Sint-Lukas, Gent, 35.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Woningen Lehmann en Van Hulle [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7067 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.