erfgoedobject

Refugiehuis van de abdij van Postel

bouwkundig element
ID
70870
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/70870

Juridische gevolgen

Beschrijving

Oorspronkelijk bevond zich hier het huis Den Soeten Naem Jhesus eigendom van notaris Dirick Creyarts, burgemeester en schepen van Bree. Zijn kleinkinderen verkochten in 1625 het huis met hof, schuur, stallingen en boomgaard aan abt Rumoldus Colibrant, de eerste onafhankelijke abt van de norbertijnenabdij van Postel, om in te richten als refugiehuis. In 1629, 1632 en 1633, onder prelaat Jan du Chesne, worden bijkomende stukken grond aangekocht, waardoor uiteindelijk het nog bestaande domein ontstond. Tussen 1631 en 1639 werd het refugiehuis gebouwd, met kapel, abtskamer, refter, keuken, kelder, circa 25 cellen op de begane grond en de verdieping, een portiersloge, een paar ontvangstkamers, een brouwerij en een kleine hoeve, met onder meer een paardenstal. Er was een grote tuin met boomgaard, die tot aan de stadsvesten reikte. Op een bepaald moment werd overwogen, gezien de bewogen tijden, de abdij van Postel volledig naar Bree over te brengen. Dit gebeurde niet, maar het refugiehuis in Bree was het belangrijkste van de abdij. Door de epidemieën van besmettelijke ziekten die in 1635 en 1636 in Bree heersten werd er aan gedacht het refugiehuis op te geven, doch hiervan werd afgezien. Na het Verdrag van Munster (1648) kwam de abdij van Postel in financiële moeilijkheden, omdat de Staten-Generaal al hun bezittingen in de meierij van 's Hertogenbosch hadden aangeslagen; daarom verhuurden zij in 1656 hun refugiehuis. Het werd vervolgens gedeeltelijk verwoest door de brand van 1697. Vanaf dan probeerde de abdij de gebouwen te verkopen. Dit gebeurde echter pas in 1706, aan oud-burgemeester notaris Boels. In 1768 kocht pastoor Smeets het gebouw en richtte het in als pastorie en kapelanij; het gebouw bleef tot 1869 in gebruik als pastorie. Het bouwvallig geworden refugiehuis werd door pastoor Smeets gerestaureerd in 1788, waarschijnlijk met een wijziging van de ordonnantie. Van 1861 tot 1875 werd het gebruikt door de zusters van Liefde van Tilburg, die er een bewaarschool openden, en van 1876 tot 1889 door de ursulinen van Maaseik, die er een nieuw klooster stichtten en een meisjesschool begonnen. De ursulinen lieten de gebouwen in 1890 over aan de Dochters van het Heilig Kruis, voor hun ouderlingengesticht dat zij in de Kloosterstraat waren begonnen. In 1980 werd het gebouw verkocht aan de gemeente.

Van de gebouwen rest het huidige langgestrekte gebouw, dat korter is dan het oorspronkelijke, afgebeeld op de Ferrariskaart (1771-77). De kern kan dateren van 1638, in ieder geval uit de 17de eeuw, te oordelen naar de resten van de oorspronkelijke omlijstingen van de voormalige kruiskozijnen. Van de heropbouw van 1788 dateert in ieder geval de deur; mogelijk dateren ook de getoogde bovenvensters uit deze periode. Het verwijderen van de kruisen uit de kruiskozijnen is een typisch procedure uit eind 18de-begin 19de eeuw, om een gebouw een laatclassicistische ordonnantie te geven; mogelijk was dit hier ook het geval.

Witgeschilderd, bakstenen gebouw van thans elf traveeën en twee bouwlagen onder gebogen zadeldak (mechanische pannen). Gecementeerde plint. Grote, rechte smeedijzeren muurankers met een krul in het midden. In de linkertravee een gevelsteen met het wapen van Cornelius van Boesdonk, de derde prelaat van de abdij van Postel, met zijn initialen (CVB) en het jaartal 1638. Boven de deur een gevelsteen met het chronogram: IHS/ LAUS/ OMNIPOTENTI/ EX CADUCA/ SURREXI (1788), verwijzend naar de restauratie door pastoor Smeets. Rechthoekige en getoogde vensters in een gecementeerde omlijsting. De rechthoekige benedenvensters zijn voorzien van ontlastingsbogen van twee rollagen en één platte laag, verwijzend naar de oorspronkelijk kruiskozijnen; sommige vensters behielden hun kalkstenen omlijsting met sponningbeloop in het benedengedeelte, en negblokken in onregelmatig verband. Getoogde deur in een rechthoekige, gecementeerde, waarschijnlijk kalkstenen omlijsting, met gebogen tussendorpel; waaiervormig bovenlicht met houten roedeverdeling; oorspronkelijk houtwerk.

Rechterzijgevel met aandak en vlechtingen.

De grote, open ruimte vóór het gebouw behoorde aan het oorspronkelijke refugiehuis en bood plaats voor de dienstgebouwen en hovingen: resten van de ommuring bleven behouden. Tegen deze muur bevinden zich op een aantal plaatsen mergelstenen pijlerkapellen, en in de muur, mijtervormige nissen: mogelijk gaat het hier om resten van een kruisweg. De mergelstenen kapellen zijn afgedekt met een zadeldakje, en voorzien van een vierpasmotief en een rondboognis, waarbinnen maaswerk.

  • MAES S.F. - DREESEN J., De geschiedenis van Bree. De parochie, de oude kloosters, Heverlee, 1946, pagina's 61; 147-159.

Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Refugiehuis van de abdij van Postel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/70870 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.