erfgoedobject

Kasteeldomein Het Lintkasteel

bouwkundig element
ID
75230
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/75230

Juridische gevolgen

Beschrijving

"Het Lintkasteel" ligt in een landelijk domein ten noorden van de dorpskern, nabij de grens met Beigem. Ten noorden begrensd door de Gillebeek, ten oosten door de Humbeeksesteenweg, ten zuiden door de Lintkasteelstraat en ten westen door een landwegje reeds voorkomend in het kaartboek van de abdij. In oorsprong een vroegmiddeleeuwse motte met heden op het opperhof resten van een complexe waterburcht opklimmend tot de zestiende eeuw op oudere funderingen (zie romaanse kelder) en op het neerhof hoevegebouwen uit de tweede helft van de 19de en eerste helft van de 20ste eeuw met behoud van oudere kern.

Het heerlijk huis van Lint is in oorsprong een castrale motte uit de vroege middeleeuwen; getuige hiervan de ligging in de Gillebeekvallei en de nog gaaf bewaarde structuur van een opper- en neerhof omgeven door een ringgracht. In de 15de-16de eeuw werd een complex waterkasteel opgetrokken (zie traditionele bak- en zandsteenstijl) ter vervanging van een oudere bebouwing waarvan enkel een romaanse kelder is overgebleven. De vroegste vermelding van de heren van Lint gaat terug tot 1181. Zij waren ridders en leenmannen van de heren van Grimbergen en bleven leenroerig tot aan de Franse Revolutie. In 1396 is er voor het eerst sprake van het "Hof ter Lint" en in 1450 wordt voor het eerst gewag gemaakt van een kapel toegewijd aan de Heilige Drievuldigheid waarbij hen het patronaat en aanstellingsrecht van een kapelaan werd toegekend. Vanaf eind 15de tot eind 18de eeuw werd het Lintkasteel bewoond door legisten en belangrijke administratoren van de staat die het domein voornamelijk als "Hof van Plaisantie" gebruikten.

Archivalische en iconografische bronnen (onder meer een opmetingsplan van 1634; een lavistekening van G. De Bruyn van 1690 en het kaartboek van de gasthuiszusters van Vilvoorde van 1716) geven een goed beeld van het uitzicht en de belangrijkheid van het domein in die periode. Het opperhof lag ten noordoosten van het neerhof, beiden waren omgeven door een ringgracht op haar beurt volledig omzoomd door een dubbele rij loofbomen. De smalle toegangsbrug en -poort situeerden zich ten zuiden van het neerhof. Ten oosten van de site lagen de snoekgrachten. Geheel de zuidelijke en westelijke zijden van het opperhof werden ingenomen door een complex waterkasteel opklimmend tot de 16de eeuw.

Opgebouwd uit verschillende volumes al dan niet met torentjes in traditionele bak- en zandsteenstijl van één en twee bouwlagen onder leien en tichelen zadeldaken; twee trapgevels waren bepleisterd. De castrale kapel zou zich ten oosten van het kasteel bevonden hebben. Op deze plaats werden mogelijk resten van de kapelvloer teruggevonden: rode tegels met Vlaamse spreuken omringd door ingebrande, bruine tekeningen. Aan de achterzijde was een tuin aangelegd met parterres en naaldbomen.

De waterburcht werd via een vaste brug met het neerhof verbonden met als belangrijkste gebouwen ten zuidwesten de L-vormige hoeve in vak- en leembouw, vermoedelijk in 1624 versteend (zie muurankers) en ten noorden de bakstenen polygone duiventoren onder leien naaldspits.

Enkel de linkervleugel van de burcht bleef bewaard; de overige gebouwen verdwenen reeds vóór 1779 (Kaartboek van de huisarmen van Grimbergen, 1779). Volgens Delestré werden de kapel en de duiventoren in 1855 afgebroken, nochtans werd de afbraak pas in 1866 kadastraal opgetekend. Het kleine schuurtje met duivenslag op het verbindingsstuk tussen opper- en neerhof dateert van circa 1889.

In 1946 toen ridder A. Thijs eigenaar werd, vonden er ingrijpende wijzigingen plaats: zowel het resterende deel van het kasteel als het neerhof kregen een nieuwe vorm en een poortgebouw werd opgetrokken. De noordelijke trapgevel van het waterkasteel werd hersteld, een hoektoren toegevoegd en vermoedelijk ook de aanbouwsels aan de oostelijke gevel opgetrokken. Het voormalige L-vormige pachthof (zie primitief kadasterplan, 1821) werd ingekort tot het huidige volume en door Architect G. Renaud herbouwd tot een woning in neotraditionele stijl met toevoeging van trapgevels, een toren aan de straatzijde en bijkomende vensteropeningen. De jaarankers "1624" verwijzen vermoedelijk naar de verstening van de hoeve. De voormalige stal, ingetekend op het kadaster in 1866, mogelijk op oudere funderingen (zie jaarstenen en Primitief plan, 1821) werd omgevormd tot conciërgewoning en paardenstallen. De noordelijke zijgevel bevat de gerecupereerde cijferstenen "1765", maar er bleven geen elementen uit die periode bewaard. De paardenstallen hebben een identieke binneninrichting als de stallen van de Sint-Niklaashoeve (Gasthuispachthofstraat nummer 1), eveneens in het bezit van ridder A. Thijs. De gracht aan de Lintkasteelstraat werd in 1940 gedempt, de gracht tussen opper- en neerhof in 1946.

Het domein werd in 1984 door de huidige eigenaars gekocht en tussen 1991-1993 grondig gerestaureerd onder leiding van architect G. Derks waarbij onder meer de romaanse kelder werd vrijgemaakt, de kruisvensters opnieuw geopend en voorzien van nieuwe stenen kruisen en de deels leien en pannen bedaking vervangen door natuurleien. Alle dakkapellen en dakvensters alsook de meest zuidelijke trapgevel en het wapenschild van de familie van Brouchoven boven de deur in de achtergevel werden toegevoegd.

Heden verleent een door twee lindebomen geflankeerde brug met achterliggend poortgebouw toegang tot het grotendeels met gras begroeide neerhof met het woonhuis ten zuiden en de voormalige stal ten oosten. In het noordoosten toegang tot het opperhof met in het noordwesten resten van de waterburcht. Op het verbindingsstuk tussen opper- en neerhof staat een klein schuurtje met duivenslag.

Aan de slotgracht gelegen rest van een waterkasteel opklimmend tot de 16de eeuw op oudere funderingen. Geknikte constructie opgebouwd uit twee verankerde volumes van één bouwlaag op een kalkzandstenen plint onder verspringende bedaking, zijnde een zadeldak tussen trapgevels (9 treden en een schouw) en een afgesnuit zadeldak respectievelijk met twee getrapte dakvensters en vier dakkapellen. Witgekalkte bakstenen gevels op een gepikte plint afgelijnd door steigergaten en een kwartholle daklijst. Vernieuwde kruisvensters en aan de binnenkoer een vernieuwde rechthoekige deur met wapenschild. Zuidelijke zijgevel volledig opgetrokken uit natuursteen; noordelijke zijtrapgevel met sporen van kloosterkozijnen. De aanbouwsels dateren van circa 1946.

Interieur. In het meest noordelijke volume romaanse kelder opgetrokken uit kloostermoffen onder kruisgewelven die neerkomen op één centrale vierkante natuurstenen pijler. Het zuidelijke volume heeft zijn gebinte met telmerken behouden. Het uitzicht van het huidige interieur is het resultaat van de restauratiecampagne van 1991-1993.

Neotraditionele woning vermoedelijk versteend in 1624, zie jaarankers aan de erfzijde, doch met huidig uitzicht van 1946. Langgerekt volume van zeven traveeën en twee bouwlagen onder geknikt pannen zadeldak (nok parallel aan de straat), gevat tussen zijtrapgevels (9 treden en een schouwelement); aan de straatzijde voorzien van een uitspringende vierkante toren onder geknikt pannen tentdak. Verankerde gewitte baksteenbouw op gepikte plint geopend door rechthoekige beluikte vensters en aan de erfzijde ter hoogte van de eerste twee traveeën door beluikte kruisvensters. Korfboogdeur in een vernieuwde natuurstenen omlijsting.

Het interieur werd volledig vernieuwd.

  • Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten & Landschappen, Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Vlaams-Brabant, Monumenten en Landschappen, beschermingsdossier: "Het Lintkasteel en zijn onmiddellijke omgeving" bij Ministerieel Besluit van 9 juli 1980.
  • Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Grimbergen: 1866/15, 1872/4, 1889/8, 1922/10, 1946/5, 1949/9 en 1952/17.
  • Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur, deel 2n, Vlaams Brabant. Halle-Vilvoorde, Gent, 1977, p. 192.
  • COENE M., Het Lintkasteel, stille getuige van vele eeuwen geschiedenis van de Nederlanden, onuitgegeven studie, 2002.
  • DELESTRE D. J., Uit het verleden van Grimbergen, bewerkte en geannoteerde uitgave onder leiding van H. DE SCHEPPER, deel 2, Grimbergen, 1987, p. 101-108, 138.
  • VAN LANGENDONCK L., Het kasteel van Lint, een complexe waterburcht in traditionele bak- en zandsteenarchitectuur, onuitgegeven bouwhistorische studie, 1986.
  • WAUTERS A., Histoire des environs de Bruxelles, deel 5, Brussel, 1855, heruitgave onder leiding van F. MARIEN, Brussel, 1972, p. 168-170.

Bron: VAN DAMME M. met medewerking van DEBACKER I. & BOEKSTAL P. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Grimbergen, Deelgemeenten Grimbergen, Beigem, Humbeek en Strombeek-Bever, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB4, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Van Damme, Marjolijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Het Lintkasteel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/75230 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.