erfgoedobject

Tommenmolen of Middelmolen

bouwkundig element
ID
75266
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/75266

Juridische gevolgen

Beschrijving

De ‘Tommenmolen’ of ‘Middelmolen’ is een voormalige watergraanmolen van het onderslagtype van de Norbertijnerabdij van Grimbergen, gesitueerd ten noordoosten van het dorpscentrum. Met uitzondering van het woonhuis dat wordt verhuurd, richtte de gemeente vanaf eind jaren 1960 de site volledig in ten dienste van het Museum voor de Oudere Technieken (MOT).

Historiek

De watermolen wordt voor het eerst vermeld in 1369 als ‘Liermolen’ en was eigendom van het nabijgelegen ‘Hof van Lier’. Vermoedelijk werd hij gebouwd nadat de heren Van Lier hun eerste Liermolen (Vorststraat nummer 8) in 1341 of 1342 aan de abdij hadden verkocht. Via huwelijk kwamen het Hof van Lier en zijn aanhorigheden in het bezit van de familie Van der Tommen waardoor de naam circa 1400 veranderde in Tommenmolen. In de loop van de 15de eeuw werd het Hof van Boksem eigenaar. Op 7 april 1573 kwam de bouwvallige watermolen "geheel vervallen zo van metserije, alle gaande en staande werken, wanden en daken …", voor 99 jaar in beheer van de abdij die in ruil alle renten en kosten voor de reparaties op zich nam. De abdij bleef beheerder en/of eigenaar tot 1796. Toen werd de molen door de Fransen geconfisqueerd en in 1807 openbaar verkocht.

In het kaartboek van de abdij (1699) wordt de Tommenmolen nog afgebeeld als een alleenstaand rechthoekig volume met de weide aan de overzijde van de Maalbeek behorende tot zijn eigendom. Op deze weide ontwikkelde zich in de loop van de volgende eeuwen een hoeve bestaande uit een drietal vrijstaande gebouwen rond een binnenkoer, conform de Ferrariskaart (1771-1778) en het Primitief kadasterplan (1821). Vermoedelijk bezat de watermolen reeds in de 16de eeuw een kalkzandstenen gedeelte -waarin de moleninstallatie zich bevond- uitgebreid met een vakwerkconstructie op kalkzandstenen voet. Hierop wijzen de meest oostelijke travee die volledig in witte natuursteen is opgetrokken met de heden niet meer zichtbare jaarsteen ‘154?’ (1 of 7) onder het loopbrugje aan de beekgevel en de ankerbalk in de voorgevel. Naar het huidig uitzicht te beoordelen werd de vakwerkconstructie in de 18de eeuw versteend, mogelijk verwijst de jaarsteen ‘1752’ hier naar.

Zowel archiefdocumenten als bouwsporen tonen aan dat de Tommenmolen meermaals grondig werd hersteld, -onder meer in 1573 (conform het archief) en in 1752 onder abt Maras (conform het archief en de jaarsteen "1752")- en minstens tweemaal vergroot, aangegeven door een bouwnaad rechts van het eerste beluikte venster aan de voorgevel en de uitbreiding van het woonhuis met één travee in het midden van de 19de eeuw (conform de gevelsteen 'ANNO/ 1852/ CDD'). De jaarstenen ‘1860’ op de strekdam en ‘1991’ boven de as van het waterrad verwijzen naar restauraties aan het buitenwerk waarvan het uitwendige drijfwerk werd vernieuwd in 1930. Mogelijk werd toen ook het houten waterrad -nog te zien op oude postkaarten- vervangen door een ijzeren exemplaar. De molen bleef minstens tot 1962 in gebruik en werd in 1967 aangekocht door de gemeente die vrijwel onmiddellijk startte met een restauratiecampagne (1968-1971). De site werd museaal uitgebouwd waarbij in een eerste fase het molenhuis met zijn volledig bewaarde houten maalinrichting werd ingericht als museum. Later vormde men de bestaande stal (circa 1938) ten zuiden van het erf om tot cafetaria; werd de vakwerkschuur ten westen vervangen door een vakwerkschuur van Veldkantstraat nummer 177 en ingericht als tentoonstellingsruimte, werden de vervallen varkensstallen ten oosten vervangen door een gebouwtje waarin sanitaire voorzieningen werden ondergebracht en herbouwde men rechts daarvan het bakhuis van Poddegemstraat nummer 78.

Beschrijving

De Tommenmolen is een landelijk gesitueerde watermolen van het onderslagtype gevat tussen de Maalbeek en de Tommenmolenstraat. Hoewel de molensite teruggaat tot de 14de eeuw heeft het huidige gebouw een 18de-eeuws voorkomen.

Het huidige complex bestaat uit een molen- en molenaarshuis op de noordelijke oever van de Maalbeek en verspreide dienstgebouwen rond een rechthoekig, deels gekasseid erf op de zuidelijke oever. Het erf wordt betreden via een gekasseid, bakstenen boogbrugje naast het woonhuis.

Het langgerekte volume op onregelmatige plattegrond bezit vermoedelijk een tot de 16de eeuw opklimmende oostelijke travee in kalkzandsteen, in de 18de eeuw uitgebreid met een zand- en bakstenen constructie ter vervanging van de oorspronkelijke vakwerkbouw (conform de ankerbalk in de voorgevel); in 1852 aan de westzijde uitgebreid met één hoger opgetrokken travee (conform de gevelsteen ‘ANNO/ 1852/ CDD’).

De sterk verankerde en witgeschilderde baksteenbouw staat op een gepikte, deels gecementeerde natuurstenen onderbouw, met uitzondering van de meest oostelijke travee die bijna volledig uit kalkzandsteen is opgetrokken. Het draagt een overkragend Vlaams pannen zadeldak, dat aan de oostzijde is afgewolfd en aan de westzijde afgeschuind. Het volume vóór de 19de-eeuwse uitbreiding wordt afgelijnd door hoekkettingen. De straatgevel (noord) heeft twee kleine, hooggeplaatste vierkante venstertjes, waarvan één met houten kozijn, en een brede verankerde kalkzandstenen korfboogdeur met kwarthol profilering ter hoogte van het molenhuis. Verder heeft het nog twee beluikte rechthoekige vensters met houten latei en arduinen dorpel in het woonhuis (opkamer). De uitstekende ankerbalk verwijst naar vroegere vak- en leembouw en er is een duidelijke bouwnaad rechts van het eerste grote venster (conform achtergevel boven de deur). De hoger opgetrokken geknikte beekgevel op een hoge kalkzandstenen sokkel met jaarsteen ‘A° 1752’ bezit nog één oorspronkelijk venster met kalkzandstenen omlijsting, maar later daterende hardstenen dorpel. Vijf kleine hooggeplaatste rechthoekige venstertjes onder houten latei en met bakstenen dorpel verlichten het molenhuis. Ter hoogte van de zolder bleven twee vierkante vensters met houten kozijnen bewaard. De overige rechthoekige muuropeningen werden aangebracht of gewijzigd (deur) in de 19de eeuw. De manke kalkzandstenen oostelijke zijgevel heeft twee kleine venstertjes en onder het straatniveau een deur met afgeschuinde rechtstanden, onder houten latei die toegang geeft tot een gedeeltelijk ondergrondse kelder. De westgevel is geknikt en nagenoeg blind.

Het buitenwerk aan de beekgevel is volledig intact en bestaat uit een getrapte breukstenen strekdam met hardstenen dekplaten van 1860, houten sluiswerk en een ijzeren waterrad van vermoedelijk 1930; alles werd gerestaureerd in 1991. Naast de sluis verbindt een smal ijzeren brugje het molenhuis met het erf.

De watermolen is nog steeds maalvaardig en werd ingericht als museum in het teken van 'De werking van een watermolen' en 'Beter koken'. Het molenaarshuis wordt verhuurd.

Interieur

Het molenaarshuis is te bereiken via het molenhuis; beide behielden zowel hun dragende structuur (eikenhouten moer-, kinderbalken en kapconstructie) als hun interieurindeling. Het molenhuis bevat op het gelijkvloers een volledig houten maalinrichting met twee steenkoppels, een systeem dat vanaf de 18de eeuw ingang vond (mogelijk verwijst de jaarsteen "1752" naar deze vernieuwing). De structuur die het tussenniveau boven de half onderdergrondse kelder in de meest oostelijke travee construeert en de luizolder ondersteunt, bestaat uit ankerbalkgebinten. De zolder is enkel te bereiken via het molenhuis, de kapconstructie is opgebouwd uit vier schaargebinten met van oost naar west volgende telmerken: II - niet zichtbaar - IIII en I. Tussen het eerste en tweede gebint bevindt zich de lui-as met het luiwiel.

Het molenaarshuis bezit aan de beekzijde een kleine kamer die toegang geeft tot twee ondiepe kelders onder tongewelf in elkaars verlengde. Ze worden afgesloten door een houten luik met treden die leiden naar de kelderkamer. Deze kamer werd in een later fase uitgebreid richting molenhuis, conform de doorlopende moerbalk, en voorzien van een Boomse tegelvloer. Het 19de-eeuwse gedeelte bestaat uit één kamer op het gelijkvloers en één kamer op de verdieping te bereiken vanuit de kelderkamer.

  • Gemeentearchief Grimbergen: BA/57/68.
  • Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Grimbergen: 1938/26.
  • BAUTERS P. 1989: Kracht van wind en water. Molens in Vlaanderen, Leuven.
  • COSYN A. 1909: Grimberghen. Notice Descriptive, Brussel, 42-43.
  • DE LAET H. 1982: Watermolenbouw in de Maalbeekvallei te Grimbergen. Deelstudie: de Tommenmolen, onuitgegeven eindverhandeling Hoger Sint-Lucasinstituut, Gent.
  • DELESTRE J.B. 1987: Uit het verleden van Grimbergen, dl. II, Grimbergen, 72-82.
  • DUBOIS D. & LEMERCIER J. 1974: Grimbergen in oude prentkaarten, Zaltbommel, 56-58.
  • VAN HEUSEN M. 1946 : La région nord de Bruxelles. Les caractères naturels et spirituels. Le paysage, Brussel, 6, 24.
  • WILMET J. 1935 : Un Joyau National. Grimbergen, Marcinelles-Charleroi, 211-212.

Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DB002271, De Tommenmolen.
Auteurs: Van Damme, Marjolijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Opgaande populier

  • Is gerelateerd aan
    Rest van het Lierkasteel

  • Is gerelateerd aan
    Schaduwhakhout bij Tommenmolen

  • Is gerelateerd aan
    Schermboom bij bakoven aan Tommenmolen

  • Is deel van
    Tommenmolenstraat


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Tommenmolen of Middelmolen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/75266 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.