erfgoedobject

Herenhuis in neo-Francois I-stijl

bouwkundig element
ID
7560
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7560

Juridische gevolgen

Beschrijving

Herenhuis in neo-François I-stijl, opgetrokken in opdracht van de heer Perrignon de Frenoy, en gedateerd 1900 in de cartouche van de dakkapel. De firma Perrignon et Cie was actief in de in- en export van steenkool en 'briquetten', koper en metalen. De bouwplannen ontbreken in het bouwdossier, maar het ontwerp kan wellicht worden toegeschreven aan de architect Albert Arnou. Perrignon geeft in zijn bouwaanvraag uit 1900 als adres Molenstraat 55 op, eigendom van Arnou, waar op dat moment diens kantoor gevestigd was. Het hotel Perrignon zou daarmee tot de meest prestigieuze realisaties behoren van de architect, die actief was van omstreeks 1880 tot kort vóór de Eerste Wereldoorlog. Hij bouwde tientallen huizen in Antwerpen waarvan een groot aantal in Zurenborg, en ontwierp zowel in een gereserveerde neoclassicistische, als in een uitbundige neo-Vlaamserenaissance-stijl. In zijn latere werk, nam de beaux-arts-invloed het overwicht. Stilistisch vertoont het hotel Perrignon dan weer een sterke overeenkomst met het kantoorgebouw van de Naamlooze Maatschappij voor het bouwen van burgershuizen in het Oostkwartier, een ontwerp van de architecten August Cols en Alfried Defever uit 1902, gelegen in de Grotehondstraat. Een ander voorbeeld van de in Antwerpen rond deze tijd zelden toegepaste neo-François I-stijl is het hotel Donnet door Jos. Bascourt uit 1908 op het Kipdorp. Het hotel Perrignon maakt deel uit van een homogeen blok rijhuizen in uiteenlopende stijlen, opgetrokken tussen 1900 en 1912 (nummers 4 tot 20).

Een latere bewoner van het hotel was de rechter en befaamd musicoloog Jean Auguste Stellfeld (1881-1952), echtgenoot van Hélène Vermeulen, die hier resideerde vanaf de jaren 1910 tot zijn overlijden. In de loop der jaren bouwde hij een muziekbibliotheek uit, met een uitzonderlijke collectie 17de- en 18de-eeuwse partituren, naast een verzameling muziekinstrumenten waaronder het befaamde Dulcken-clavecimbel (1747). Als organisator van huisconcerten in de woning, uitgevoerd op oude instrumenten in zijn bezit, en gebruik makend van de partituren uit zijn verzameling, geldt hij als een vroeg promotor van de oude muziek in België. De Stellfeldbibliotheek werd in 1954 aangekocht door de Universiteit van Michigan en ondergebracht in de School of Music in Ann Arbor (Verenigde Staten). Met zijn buur Clément Swolfs, residerend op nummer 20, realiseerde hij in 1930 een vastgoedproject op een achterliggend perceel, hoek Mechelsesteenweg en Molenweg.

De imposante rijwoning met een gevelbreedte van drie ongelijke traveeën, omvat een souterrain en drie bouwlagen onder parallelle zadeldaken. Vanwege de aanzienlijke bouwdiepte is het hotel opgedeeld in een voor- en achterhuis, verbonden door de ruime hall en trapzaal met bovenlichten. Het statige gevelfront onderscheidt zich door een rijk bewerkt parement uit witte natuursteen, met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint en het portaal, en leien als dakbedekking. Nadrukkelijk geleed in horizontale registers door middel van gekorniste waterlijsten, en gemarkeerd door hoekkettingen en pilasters, wordt de opstand bekroond door een klassiek entablement en een blinde attiek met postamenten. De asymmetrische compositie legt de nadruk op het brede zijrisaliet, gemarkeerd door een tweelicht met colonnet op de begane grond, en door een driezijdige erker met balkon op de bel-etage. Dit laatste loopt door in een halsvormig dakvenster van twee geledingen met klauwstukken, postamenten en een gebogen fronton als topstuk. De aanpalende traveeën worden gekoppeld door het bel-etage-balkon met consoles en blinde borstwering, en bekroond door twee kleinere dakvensters, het ene in halsvorm, het andere met een driehoekig fronton en geïntegreerd in een afgeknot tentdak met smeedijzeren dakvorst. Verder is de opstand opgebouwd uit registers van enkele of dubbele kruiskozijnen; het portaal in de middenas heeft een entablement als omlijsting en een rondbogig bovenlicht. Ontleend aan de Franse renaissance uit de vroege 16de eeuw, wordt het ornamentele repertorium gekenmerkt door het herhaalde gebruik van palmetten als versiering van de boogvelden, friezen en frontons, door fijne arabesken en rozetten op de borstwering van het balkon, en voorts pilasters en consoles met ruitmotief, diamantkoppen, platte banden en voluten. Het houten schrijnwerk van de fraaie inkomdeur met oculi is bewaard, evenals het smeedijzer van traliewerk en borstweringen, en de gietijzeren voetschraper.

De plattegrond wordt over de volledige breedte opgedeeld door de centraal ingeplante hall met trapzaal verlicht door lichtkoepels, en bereikbaar via de vestibule met trappenbordes. Deze hall in neorégencestijl vormt de middenzone van een klassieke enfilade van ontvangstvertrekken die over de volledige diepte de rechterflank van de begane grond beslaat, met verder een neo-Lodewijk XVI-salon aan straatzijde, en een in eik gelambriseerde eetkamer in Franse renaissancestijl, uitgevend op het terras aan de tuinzijde. De linkerflank wordt achtereenvolgens ingenomen door de spreekkamer, de trapzaal en de tuinkamer of veranda, vandaag in gebruik als keuken.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1900#847.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Herenhuis in neo-Francois I-stijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7560 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.