erfgoedobject

Kasteel Burghof en park

bouwkundig / landschappelijk element
ID
781
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/781

Juridische gevolgen

Beschrijving

Op een site die minstens teruggaat tot het midden van de 14de eeuw rest nog de zogenaamde Bethaniatoren, restant van een vierkant waterkasteel uit 1622. Een poortgebouw en woning zijn de enige overblijfselen van het latere 18de-eeuwse classicistisch kasteel Burghof. In de 19de eeuw werd het goed herbestemd tot klooster en school en volgde de aanleg van een landschappelijk parkje met vijver in de jaren 1880.

De geschiedenis

De Borchhoef of Burghof was de zetel van een Luikse enclave van Karolingische oorsprong, gelegen in het Land van Loon. Het werd in 1612 verworven door de Luikenaar Walter de Montaigne (1575-1633) die er een kasteel bouwde. Enkele projecten om er een klooster in onder te brengen liepen op niets uit of waren van korte duur. In 1705 werd de Burghof gekocht door Jean Antoine de Voet die het later vererfde aan zijn dochter Maria Margareta Thérèse en haar echtgenoot Louis de Brouckmans, die het aan hun vijf kinderen nalieten. In Les Délices du Païs de Liège (1744) wordt het kort vermeld als een omwald vierkant gebouw met een kapel. Het goed bleef een kasteeldomein tot het in 1897 werd verkocht. Na de wet van 1904 op de kloosterorden verlieten vele orden Frankrijk en zo kwamen er zich in de Burghof Franse religieuzen vestigen. Ze hielden er eerst een weeshuis open en nadien een school, een bestemming die tot vandaag onveranderd bleef en een uitbreiding van de gebouwen vereiste.

Op het Primitief kadasterplan van 1812 beschrijft het huis samen met de achter de westelijke vleugel gelegen tuin (nr. 106), nagenoeg een rechthoek, een klassiek 18de-eeuws aanlegmodel. Het huis heeft drie vleugels rondom een open erf (perceel nr. 107) en een kleine brouwerij (nr. 108). Verder is er nog een omhaagd rechthoekig perceel lustbos (nr. 110, waar nu de oudste bomen staan) haaks op de kasteelrechthoek, een bouwlandje (nr. 111) en twee grote percelen, respectievelijk boomgaard en bouwland (nr. 109 en 113). Tussen deze twee ligt er nog een omhaagde tuin (nr. 112) en een vierkante gracht; de weide (nr. 114) en het gebouw (nr. 15) dat in de legger opgegeven wordt, is blijkbaar een fout.

In 1842 zijn de erfgenamen van wijlen baron Louis de Brouckmans, rentenier te Kerkom de eigenaars. Het huis wordt dan beschreven als ‘een in het dorp naest de kerk gelegen heerenhuis in briksteenen gebouwd met schaliën gedekt, hebbende gelijkvloers 5 groote en schoone plaetsen met keuken en op de verdieping 6 kamers, sedert langen tijd onbewoont, met opvaert, koetshuis en ruime stallingen’.

De sporen

Het geschetste verleden is vandaag nog afleesbaar in de gebouwen, de aanleg en de leeftijd van enkele bomen. De Bethaniatoren en de tot vijver hertekende gracht zijn overblijfsels uit de 17de-eeuw. Belangrijke getuigen uit de kasteelperiode vindt men in de poortvleugel met het bouwjaar 1756 boven de doorgang, het jaartal 1887 onder de wapensteen in het fronton en de initialen MB (Martha de Brouckmans) in de smeedijzeren bekroning. De tamme kastanje met 548 cm stamomtrek (standaard gemeten op 150 cm hoogte) en de mammoetboom zijn 18de-eeuws relicten van het perceel lustbos (nr. 110).

De fout in het opgegeven grondgebruik voor de percelen 114 en 115, wordt in de kadastrale opmetingsschets van 1854 rechtgezet, want nu wordt de Bethania-toren, die niet was genoteerd, als perceel nr. 115 a geregistreerd. Het is de toren van Walter de Montaigne die, omringd door een watergracht nog steeds in het park overeind staat, in de literatuur geduid wordt als de restant van een groter kasteel en die in het chronogram Dilexit Multu op een der stenen 1622 gedateerd is. Van een andere opschriftsteen, tussen verschillende andere reliëfs, heeft hij zijn naam. Deze toren moet bij de parkaanleg aanvankelijk een blikvanger zijn geweest, maar door de overdadige klimopbegroeiing is hij momenteel nog nauwelijks zichtbaar. De ijzeren brug over de gracht is verdwenen en het barokke torendak is bekroond met een uitgewerkte windwijzer.

De gebouwen

De vierkante Bethaniatoren van drie bouwlagen heeft een klokvormige dakconstructie bekroond met een peerspits en een gesmeed ijzeren windvaan met dubbele adelaar en keizerskroon. In het bBakstenen gebouw is mergelsteen verwerkt voor de kroonlijst, hoekbanden, banden, vensteromlijstingen en gevelstenen. Tegen de eerste geleding, later toegevoegde, bakstenen steunberen van hergebruikt materiaal.

De westvoorgevel heeft in de onderste geleding een rondboogpoort in een rechthoekige omlijsting van kalksteenblokken, waarvan de stijlen schuilgaan achter de toegevoegde steunberen. Waarschijnlijk bij de afbraak van het kasteel werd de poortopening gedicht door middel van hergebruikt mergelstenen materiaal. Dat de poort voorzien was van een ophaalbrug blijkt uit de twee smalle, rondboogvormige openingen in de tweede bouwlaag, die, te oordelen naar de naar beneden doorlopende omlijsting, oorspronkelijk tot aan de poort reikten, doch waarschijnlijk bij de dichting van de poort eveneens met baksteen werden opgevuld. Onmiddellijk boven de poort bevindt zich een gevelsteen, met de voorstelling van twee engelen die een kroon houden boven een kalkstenen reliëf met een met een pijl doorboord hart, waaronder het opschrift AURELII ICONO/ GRAPHIA/ DILEXIT MULT~U; het chronogram dateert het gebouw in 1622.

De tweede bouwlaag is voorzien van de twee hoger vermelde, smalle openingen waarin de kettingen van de ophaalbrug liepen. Hiertussen bevindt zich een gevelsteen met de tweekoppige adelaar en de keizerskroon, met bovenaan het opschrift DOMINE PROTEGE NOS en onderaan FERDINAND. Hieronder bevindt zich een klein, korfboogvormig venster van mergelsteen, met kalk- en mergelstenen boog, omringd door twee gevelstenen: twee medaillons waarin links de buste van Christus, rechts die van Maria, elk voorzien van een thans onleesbaar opschrift. Onder het venster een cartouche met opschrift BETHANIA.

De derde bouwlaag is voorzien van twee kleine rondboogvensters. Hierboven de steigergaten en de kroonlijst op ojiefvormige consoles met een trigliefen- en medaillonsfries.

De achtergevel is in de eerste bouwlaag voorzien van een rechthoekige deur in een kalkstenen omlijsting van hergebruikt materiaal, in een verdiept, getoogd gevelvlak. In de tweede bouwlaag twee kloosterkozijnen in een geprofileerde, mergelstenen omlijsting met negblokken. Eronder een cartouche met thans onleesbaar opschrift. De bovenste bouwlaag is ook in deze gevel voorzien van twee rondboogvenstertjes. De zijgevels zijn vrijwel blind.

De overige gebouwen van de school behoorden tot een voorheen afzonderlijk geheel, op de Ferrariskaart aangeduid als een gesloten complex, met aan de westzijde een vrij groot, losstaand gebouw. In 1844 zijn hiervan drie losstaande vleugels behouden. Thans rest van het oorspronkelijke gebouw slechts de poortvleugel aan straatzijde daterend uit 1756. In de huidige westvleugel bleef een gedeelte van een woonhuis uit de tweede helft van de 18de eeuw behouden. Deze oorspronkelijke delen werden ingebouwd in de schoolgebouwen met neogotische kapel uit de tweede helft van de 19de eeuw. Bakstenen poortvleugel van anderhalve bouwlaag onder wolfsdak (leien). Mergel- en kalkstenen hoekbanden in regelmatig verband en geprofileerde, mergelstenen kroonlijst.

De gevel aan straatzijde is blind, op de inrijpoort na: korfboogvormige poort in een rechthoekige, geprofileerde kalkstenen omlijsting met neuten, imposten, geprofileerde druiplijst en sluitsteen met datering 1756. Een driehoekig fronton bekroont de poort; in de timpaanvulling een wapenschild waaronder de datering 1887. Boven het fronton een gesmeed ijzeren decoratie met de initialen M B. Het gesmeed ijzeren beslag van het houtwerk schijnt gedeeltelijk oorspronkelijk.

De erfzijdegevel vertoont een korfboogpoort in een beschilderde omlijsting van witte natuursteen, de boog afgewerkt met een druiplijst, de posten met negblokken. De vensters van de eerste bouwlaag zijn getoogd in een rechthoekige kalkstenen omlijsting met sponningbeloop. Getoogde deuren in een rechthoekige kalkstenen omlijsting met sluitsteen. Rechthoekige bovenvensters in een vlakke kalkstenen omlijsting. De muuropeningen dateren uit de periode, aangegeven door het jaartal op de sluitsteen.

Het 18de-eeuwse classicistische woonhuis met licht verhoogde begane grond van twee en een halve bouwlaag en drie traveeën in de voorgevel, maar zeven in de achtergevel, werd in de jaren 1880 in dezelfde classicistische stijl aangepast en later nog vergroot. Het gebouw van baksteen en blauwe hardsteen onder een afgesnuit schilddak met vijf dakkapellen en twee smeedijzeren windwijzers bewaart ook interieurelementen uit de bouwtijd. Getoogde vensters in een kalkstenen omlijsting met sluitsteen. De deur en het deurvenster van de erboven gelegen bel-etage dateren uit de tweede helft van de 19de eeuw, evenals het balkon met smeed- en gietijzeren hek. Een bouwnaad tussen de eerste en tweede travee geeft de oude kern (17de eeuw) aan: de twee rechtertraveeën behielden de ontlastingsbogen van de oorspronkelijke muuropeningen. Rechts, een restant van een mergelstenen hoekband.

Achteruitspringend doch aansluitend bevindt zich een woongedeelte met gelijkaardige ordonnantie, vier traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak. Muuropeningen uit het derde kwart van de 18de eeuw, die van de vierde travee zijn recent in een gecementeerde omlijsting. Aanleunende recente schoolgebouwen.

Tegenover dit gedeelte bevindt zich een klein vierkant gebouw, uit de tweede helft van de 19de eeuw, van één travee en twee bouwlagen onder tentdak, met dakruiter en windwijzer, aan weerszijde voorzien van aanbouwsels van één bouwlaag. Getoogde bakstenen muuropeningen met hardstenen afwerking.

Schoolgebouwen van vier traveeën en twee bouwlagen rondom een rechthoekige binnenplaats. Langs de zuidzijde bevindt zich op de bovenverdieping een neogotische kapel onder leien zadeldak. Deze kapel met rechte koortravee en vijfzijdige koorsluiting is opgetrokken in baksteenmetselwerk met hardstenen afwerking, gemarkeerd door steunberen. De vensters van de kapel zijn spitsboogvormig in een bakstenen omlijsting, afgewerkt met gekleurde baksteen.

Het park vandaag

De begrenzingen van het goed en de ligging ten noordwesten van de kerk zijn nagenoeg nog dezelfde als in 1812. Langs de Hulstraat loopt een bakstenen muur van 32 door lisenen geritmeerde traveeën die de westelijke grens vormt. Deze muur loopt haaks in recenter baksteenmetselwerk verder als noordelijke grens. De parkbomen achter deze muur bepalen dan ook de Hulstraat, waar een achteruitliggend hek uit de jaren 1950 rechtstreeks toegang verleent tot het park. Het 18de-eeuwse poortgebouw, de kapel van 1904 en de vergrotingen van 1912 liggen aan de Dorpstraat en bepalen de hoek met de Hulstraat.

Het park werd nooit kadastraal opgemeten en verschijnt ook niet op de militaire stafkaarten die nog tot in 1904 boomgaarden signaleren. Het bomenbestand telt niettemin verschillende generaties en het kadaster registreert in 1884 de sloping van de noordelijke stalvleugel die het open gooien van de erekoer tot gevolg heeft en het ontstaan van de voortuin. Ook het park moet toen zijn aangelegd. Het was de periode waarin Martha de Bouckmans haar stempel op het domein drukte, getuige haar initialen in smeedijzer boven het poortgebouw. De voortuin werd beboomd, het grote grasveld in de noordelijke zone werd aangelegd en de vierkante gracht rond de Bethaniëtoren werd hertekend tot een landschappelijk vijver. De twee bomen in de voortuin, de zomereik en de tot de oudste bomen behorende Japanse honingboom, beschaduwen de voorgevel en staan in het cirkelvormig gazon dat met een rand van witte rozen is afgeboord. De rest van de voortuin is in betonklinkers gelegd en als parking in gebruik. Ook de mammoetboom bij de oude fietsenstallen behoort tot de oudste generatie bomen.

Een door mooie parkbomen begeleid wandelpad vertrekt van de voortuin, loopt parallel met de muur in de Hulstraat, heeft een brug met smeedijzeren leuning over de grotendeels uitgedroogde gracht die de vijver voedt, passeert de Bethaniëtoren, bereikt de noordelijke grens en keert terug langs de vijver. De noordwestelijke hoek is hoger gelegen, vermoedelijk het gevolg van de aanleg van het grote grasveld dat een mooi, licht uitgediept reliëf vertoont. In de hoek van de muur werd later een met klimop begroeid Lourdesgrotje ingericht. Hier eindigt de vijver, waarvan de rand plaatselijk met veldknollen afgeboord is en opgefleurd wordt door een bloemenstrook. Het grasveld heeft enkele solitairen en mooie bomengroepjes in geaccentueerde perken en het wandelpad wordt verder begeleid door een struiklaag van voornamelijk jongere rododendrons. Ook de coniferen zijn jonger; ze zijn helaas te talrijk geworden en te dominant, ze onttrekken de toren aan het zicht – hij moet aanvankelijk de functie van een folly hebben gehad - en ze verstoren de oorspronkelijke aanleg. Toch heeft het parkje heel wat kwaliteiten en is het goed onderhouden. Omdat de nieuwe schoolgebouwen en de nodige speelterreinen geconcentreerd zijn in de zuidelijke zone van het domein bleef de aanleg tot nu toe grotendeels ongemoeid. Wel worden sommige waardevolle oude bomen verdrongen door jongere, minder mooie exemplaren.

De oude ringgracht

De gracht in het park staat ondergronds in verbinding met een tweede gracht, gelegen achter de boerderij aan de overkant van de Hulstraat. Op het Primitief kadasterplan beschrijft ze een sleutel: een ring, een smal kanaal en een haakse rechthoek aan het eind (perceel 122, als poel). Binnen de cirkel ligt een lusttuin (nr. 123), er buiten liggen drie boomgaarden rond (nr. 118, 121 en 124).

Het eigendom omvat naast de gebouwen (perceel nr. 116 en brouwerij nr. 117) nog een moestuin en een bouwlandje en volgens de kadastrale legger zijn de eigenaars in 1842 burgemeester Théodore Clerx en enkele jaren later zijn weduwe Michelina Catharina de Voet. Deze familie bezat in de 18de eeuw ook de Burghof en de literatuur vermeldt dat de hoeve van het kasteel werd gescheiden naar aanleiding van het huwelijk van Maria Margareta de Voet met Louis de Brouckmans. De boerderij werd later uitgebreid en verbouwd, het rechthoekig deel van de poel werd in 1887 gedempt, maar de ringgracht bestaat, kadastraal althans, nog steeds.

BOMEN

Opgemeten exemplaren: Twee mooie solitairen van Noorse esdoorn (Acer pseudoplatanus) (274, 320 cm stamomtrek, standaard gemeten op 150 cm hoogte); een Japanse honingboom (Ginkgo biloba) (410cm) bij de kapel; een beeldbepalende mammoetboom (Sequoiadendron giganteum) (588 cm) die zich in de betonnen vloerplaat van een oud fietsenrek heeft geworteld; taxus (Taxus baccata) (215 cm) in een rij langs de muur en een exemplaar met drie stammen (232 cm); gewone robinia (Robinia pseudoacacia) (290 cm) langs de tuinmuur in het taxusmassief; een solitaire gewone taxus (Taxus baccata) (232 cm) bij de poort in de Hulstraat; gewone plataan (Platanus x hispanica) (374 cm) bij het begin van het wandelpad; een niet opgemeten solitaire gewone es (Fraxinus excelsior) bij de tuinmuur; een mooie solitaire witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) (281 cm); een mooi groepje van met klimop begroeide bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) (427 en 516 cm); een jongere esdoorn (Acer pseudoplatanus) (320 cm); tamme kastanje (Castanea sativa) (530 en 548 cm op 160 cm hoogte met een grillige, monumentale stam); een mooie solitaire geënte treurbeuk (Fagus sylvatica ‘pendula’) (240 cm onder de ent) die gedomineerd wordt door een jongere bruine beuk; linde (Tilia sp.) met veel wortelopslag bij het schoolgebouw;een groep struiken rond de grot gevormd door pimpernoot (Staphylea pinnata) en bruine hazelaar (Corylus maxima 'Nigra'). De jongere aanplantingen dateren uit de jaren 1960-70 en bevatten onder meer naast solitairen van tamme kastanje, bruine en gewone beuk, Amerikaanse eik, kerspruim ook berk, linde, schijncipres, hulst, taxus, es, larix, rododendron.

  • Kadasterarchief Limburg, Primitief kadaster Hoeselt, afdeling I (Hoeselt), sectie E, 1812, herziening van 1842.
  • Kadasterarchief Limburg, Documenten voorbereidend tot de schatting. Tabel.
  • Kadasterarchief Limburg, Mutatieschetsen Hoeselt, afdeling I (Hoeselt), 1854/26, 1884/11, 1904/15 en 1912 nr. 11.
  • DE MAEGD C. 2003: Historische Tuinen en Parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 1, Brussel, 194-196.
  • DE SAUMERY P.-L.(?), Les Délices du païs de Liège, deel 4, Luik, 1744, p. 258.
  • SCHLUSMANS F. 1996: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kantons Bilzen - Maasmechelen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14N3, Brussel - Turnhout, 29-32.

Bron: DE MAEGD C. EN VAN DEN BROECK M. 2008: Inventaris van historische tuinen en parken in Hoeselt, onuitgegeven tekst, Agentschap Onroerend Erfgoed.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Schlusmans, Frieda; Van den Broeck, Myriam; Michiels, Marijke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel Burghof en park [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/781 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.