erfgoedobject

Omwalde hoeve met losse bestanddelen Spermalie

bouwkundig element
ID
78989
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/78989

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historische omwalde hoeve "Spermalie", opgericht circa 1300 als abdijhoeve horend bij de in 1241 gestichte Spermalieabdij, verwoest in 1578-1579. De huidige hoevegebouwen klimmen vermoedelijk op tot de 17de en 18de eeuw.

Historiek

De Spermalieabdij te Sijsele vindt haar oorsprong in de oprichting circa 1200 van een kapel ter ere van Sint-Pieter op het grondgebied van Slijpe door een edelvrouw Gela, dit met de bedoeling er een klooster te stichten. Dit klooster wordt opgericht op nieuw ingepolderd land te Honkevliet -later Sint-Pieterskapelle- op de rechteroever van de IJzer, vandaar ook "Nieuwlandabdij" genoemd. In 1234-1235 treedt de gemeenschap formeel toe tot de orde van Cîteaux.

Grafelijke ambtenaar Egidius van Breedene (circa 1180-1270), die in dienst werkt van de graaf en een landgoed bezit naast het slot van Male (Sint-Kruis), koopt in 1228 het domein Spermalie, gelegen aan de grens met Vivenkapelle en Moerkerke, van Willem van Oostkerke, die het goed van de graaf van Vlaanderen in leen houdt. De oorkonden die bij deze gelegenheid worden opgesteld zijn de oudste teksten waarin de naam Spermalie of "Sparemailge" voorkomt ("spaeremaelghen" = drooggelegd moeras). Dit goed wordt via een oude schapenweg verbonden met de overige eigendommen van de Heren van Oostkerke, met name van zuid naar noord het landgoed "Bonem", het Kasteel en de dorpsmolen van Oostkerke en tenslotte de gronden in de heernis van de Sint-Pietersabdij op Oostkerke, die de familie bezit in de 14de-15de eeuw. Tevens een ontginningsweg aangelegd door de Gentse Sint-Pietersabdij doorheen de uitgestrekte schorrenvlaktes, waarmee ze de bezittingen, met name het domein Spermalie en de schapenweide op Oostkerke, verbinden.
Uiterlijk in 1231 slaagt Egidius erin om het domein Spermalie volledig vrij te maken van alle feodale en fiscale verplichtingen die erop rusten. Hij bouwt reeds in 1235 een stenen herenwoning op de noordoostelijke hoek van het domein en breidt dit uit door onder meer aankoop van gronden van de Heer van Rostune en in 1240 van Heindrik, Heer van Viven.
In juli 1239 schenkt hij zijn domein aan de Cisterciënzerorde, op voorwaarde dat deze hun klooster van Slijpe naar Sijsele verhuizen. Tussen 1241 en 1243 wordt de abdij naar Sijsele overgebracht. Egidius van Breedene behoudt het vruchtgebruik en blijft op het domein wonen. Tussen 1247 en 1259 worden een nieuw klooster en een kerk (1257-1259) gebouwd, waarin Egidius een graftombe voor zichzelf in het koor laat oprichten.
Hoewel de instelling officieel de naam "Nieuw Jeruzalem" of "Beata Maria de Jerusalem" krijgt, zal "Spermalieabdij" van dan af de meest gebruikelijke benaming worden. Uit deze periode dateert het miraculeus 13de-eeuws Mariabeeld dat thans vereerd wordt in de Brugse Begijnhofkerk en waarvan een kopie zich bevindt in de huidige Sint-Martinuskerk.
Circa 1300 wordt de abdijhoeve opgericht op het neerhof, ten westen van de abdijgebouwen. Volgens de overlevering wordt dit als een Tempeliersgoed beschouwd en loopt er vanuit de hoeve een net van geheime gangen naar onder meer het Hof van Bresende op Maldegem, het Kasteel van Sijsele en Rijckevelde, het Kerkeland van Sijsele, het Abdijgoed Zoetendale van Maldegem en de Rode Kaproenbossen te Sijsele.
De inpoldering van de Zwinvlakte, met Egidius van Breedene als bemiddelaar, is het vertrekpunt voor een uitgebreid grondbezit van de abdij in de streek ten noordoosten van Brugge; onder meer inpoldering van de Spermaliepolder in de 13de eeuw, waardoor het door de stormvloed van 1134 verzwolgen Lapscheure, waarvan de oude parochiekerk in deze polder gelegen was, weer wordt opgebouwd (zie Lapscheure).
Eind 15de-begin 16de eeuw wordt voor de eerste maal vermeld dat jonge meisjes onderricht krijgen in de abdij en dat er tevens ook bejaarde vrouwen worden opgenomen.
In 1469 en 1482 gebeuren herstellingswerken aan de bij de abdij horende oliemolen. In 1496 breekt er brand uit in de abdij; het is niet geweten welke gebouwen beschadigd worden.
In het begin van de 16de eeuw wordt een schuur van de Sijseelse abdijhoeve overgebracht naar het pachtgoed "ter Nonnen" in Lapscheure, dat in verval is geraakt.
In het eerste kwart van de 16de eeuw gebeuren herstelwerken aan de abdijgebouwen, onder meer aanbrengen van nieuw kerkgestoelte in de abdijkerk in 1523-1524.

Archivalische bronnen en oude kaarten beelden de Spermalieabdij af als een indrukwekkend, geheel omgracht gebouwencomplex, toegankelijk via een stenen poortgebouw en dreef in het noordwesten, langs waar een wijngaard en een poel gelegen zijn. Aan de toegangsdreef, aan de noordzijde van de Brieversweg, staat de "Spermaliemolen", afgebeeld en vermeld op de kaart van Pieter Pourbus (1561-1571), die vóór de 16de eeuw door de abdij zelf geëxploiteerd wordt. Het gehele abdijdomein is voor het grootste deel met bos beplant; aan de noordzijde bevinden zich voornamelijk weilanden, de Spermaliemeersen, die deel uitmaken van een oorspronkelijk uitgestrekte moerassige kom op de grens van Sijsele en Moerkerke. Het meest oostelijk gelegen deel is de warande of "den hooghen ackere", deels gesitueerd op het grondgebied van Moerkerke. Eveneens is een deel van het Sijsele- en Maleveld in het abdijdomein geïncorporeerd.
Ten noorden van het domein bevindt zich het opperhof, met de woonst van de gewezen stichter, ook Hoge Wal of Mote genaamd, omringd door een dubbele brede gracht. Ten zuiden bevindt zich het "nonnenhuis" waar de abdis woont; ten oosten hiervan is de Proostkapel gelegen.
In de zuidoostelijke hoek van het domein bevinden zich de abdijgebouwen, een rechthoekig pandhof met pandgangen waarrond gebouwen en een éénbeukige kerk langs de zuidelijke vleugel met het kerkhof aan de oostzijde. De abdijgebouwen omvatten onder meer keuken, grote en kleine eetplaats, zaal met erboven slaapzaal, infirmerie waarboven ziekenkamer en kapelletje van Sint-Vincent, wasplaats, brouwerij met ast, bakkerij, zuivel- en vleeshuis, spijker en wijnkelder, stal en werkhuis voor de timmerlieden. Tevens is er een verblijfplaats voor het mannelijk personeel, een gastenhuis, een huis voor de priorin en een verblijfplaats voor de biechtvader en de kapelaan.
In de zuidwestelijke hoek van het domein, ten westen van de abdijgebouwen, bevindt zich het neerhof met de abdijhoeve die door een ringwal wordt omsloten. Doorheen de geschiedenis afwisselend uitgebaat door de religieuzen en een pachter, dit in tegenstelling tot de permanente pachthoeven die de abdij elders in bezit heeft. Het betreft een belangrijk landbouwbedrijf met naast een korenmolen, ook een oliemolen, die echter omwille van zware kosten kort na de oprichting van de hand wordt gedaan. De hoeve omvat woonhuis, paarden-, ossen-, koe-, schaap- en varkensstal, losstaande schuren, wagenhuis, rosmolen en duiventil. Behalve een boomgaard is er een moestuin aan de westzijde van het erf, met waterput en vijver die in verbinding staat met de wal.

Tijdens de geuzenstrijd in 1578-1579 wordt de Spermalieabdij volledig verwoest; de kloosterzusters wijken uit naar de refuge van de abdij van Ter Duinen in Brugge. De abdijgebouwen worden niet meer herbouwd. Men maakt gebruik van de bouwresten voor herstellingswerken aan de eveneens vernielde oude Sint-Martinuskerk en voor het optrekken van hun nieuwe abdij in Brugge; later onder meer voor de verhoging van de dorpsmolen of "Molen Lievens" in 1890.
Enkel de abdijhoeve blijft bestaan, in 1597 vermeld als "een behuusde hofstede staende binnen den belooke vanden cloostere van Spermaille". Een kaart van circa 1668 geeft de oude abdijgebouwen weer met de vermelding "het beloock vant out clooster van Spermaille bij Brugghe...". Van de hoeve wordt het woonhuis afgebeeld, met aan de westzijde een vierkant bijgebouw en een losstaand volume (schuur) aan de oostzijde, haaks op het woonhuis.
Een 18de-eeuwse kopie van een kaart van 1759 naar een kaart van 1668, geeft eveneens de oude abdijgebouwen weer; het boerenhuis heeft een haakse uitbouw aan de zuidzijde en er is een parallel bijgebouw (stal) opgetrokken ten zuiden van het erf; ten oosten van het woonhuis is een waterput waarneembaar. Ten noorden van de schuur wordt vermoedelijk de rosmolen weergegeven.
Op de Ferrariskaart (1770-1778) wordt het "goet Spermaille" weergegeven met drie losstaande volumes en ten noordoosten ervan twee volumes, vermoedelijk het voormalige nonnenhuis en de Proostkapel.
Naar verluidt getuigen oude geschriften dat het huidig woonhuis van de abdijhoeve wordt gebouwd in 1777; bij deze gelegenheid wordt naar verluidt ook de huidige erflinde geplant ter vervanging van een enorme linde die dateert uit de 13de eeuw en in 1776 getroffen wordt door een blikseminslag, die tevens de plaatselijke korenmolen veel schade berokkent.
In 1796 volgt de definitieve afschaffing van de abdij door de Franse bezetter en de verkoop als nationaal goed. Enkel de omwalde historische hoeve "Spermalie" (nummer 25) blijft bestaan. De voormalige pachter Pieter Sabot, zoon van Gabriel Sabot die de hoeve van het voormalige "Hof van Sijsele" bewoont en de thans nog bewaarde schuur laat optrekken in 1780 (zie Meibosweg), wordt eigenaar.
Op het primitief kadasterplan (1834) worden de losstaande hoevegebouwen omheen het erf afgebeeld, met name het woonhuis met aanbouwen ten noorden, de haakse schuur ten oosten, de parallelle stalvleugel ten zuiden en een klein stalgebouw ten noorden van het woonhuis. Ten noorden van de hoeve wordt het voormalige nonnenhuis weergegeven en de restanten van de omwalling van het opperhof.
In 1943 worden nieuwe bijgebouwen opgetrokkken ten westen van het woonhuis en ten noorden van de schuur; het bijgebouwtje ten noorden van het woonhuis wordt zowel aan oost- en westzijde uitgebreid.
In 1947 worden de puinrestanten van het voormalige nonnenhuis geruimd en bij het perceel van de hoeve gevoegd.
In 1954 bouwt men met enkele restanten van de grondvesten van de oude abdij een gedenkkapel op de noordelijke hoek van de Spermalieweg en de Stationsstraat.
In de periode 1970-1976 worden opgravingen verricht op het voormalige domein van de abdij. Bij de vondsten onder meer restanten van de grondvesten van de Proostkapel, scherven van laatmiddeleeuws aardewerk, 13de-eeuwse bouwrestanten als moefen, geprofileerde bakstenen, gesculpteerde natuurstenen fragmenten, vloertegels, en zo meer.
In 1984 gebeuren verbouwingswerken aan de hoevegebouwen: het woonhuis wordt vergroot, de noordzijde van de schuur wordt verbouwd en de stal ten zuiden van het erf krijgt een noordelijke aanbouw en een nieuw aangebouwde hangar aan zuidzijde.
In de jaren 1990 ondergaat de hoeve nog enkele wijzigingen, onder meer bouw van een nieuwe loods en aanbouw aan de stal, uitbreiding van het bijgebouw ten noorden van het woonhuis en afbraak van de in 1943 bijgebouwde loods ten noorden van de schuur.

Beschrijving

Hoeve met losstaande bestanddelen omheen grotendeels verhard, deels gekasseid en omhaagd erf. Voorheen toegankelijk via dreef met poel aan de westzijde; de huidige beboomde dreef ten zuiden gaat terug op een vroegere zuidelijke uitweg. Restanten van omwalling die teruggaan op de oorspronkelijke brede omwalling omheen het abdijdomein.
Het erf wordt gedomineerd door een indrukwekkende tutelaire of beschermende lindeboom, ook gekend als Tempeliers- of Kloosterlinde, naar verluidt daterend van 1777, geplant bij de bouw van een nieuw woonhuis op de plaats van de 13de-eeuwse erflinde, die getroffen wordt door een blikseminslag. Centraal op het erf woonhuis, met voorliggende stoep en aangeplant grasperk, circa het tweede kwart van de 20ste eeuw afgescheiden van de rest van het erf door geajoureerde betonnen afsluiting.
Eénlagig, witgekalkt verankerd bakstenen volume met gepekte plint van zes traveeën met opkamertravee aan oostzijde onder overkragend zadeldak (nok loodrecht op toegangsdreef; Vlaamse pannen), voorheen bekroond door centraal opengewerkt klokkenstoeltje met klokje, verdwenen in de tweede helft van de 20ste eeuw. Getoogde muuropeningen; luiken. Verdwenen diefijzers van opkamervensters. Vernieuwd houtwerk in plaats van oorspronkelijk houtwerk met grote roedeverdeling. Deur met getoogd bovenlicht. Aan westzijde, lage aanbouw onder lessenaarsdak. Naar verluidt interieur met, onder meer in opkamer, bewaarde grote schouwen met geprofileerde houten haardbalk en haardwand bekleed met tegels in Delftse traditie met spinnenkopmotief in de hoeken; centraal ingebouwd kleinere 18de-eeuwse schouw met eenvoudige marmeren schouwmantel.
Ten zuiden, parallel 18de-eeuws stalgebouw, witgekalkt met gepekte plint onder overkragend zadeldak (Vlaamse pannen). Grotendeels verbouwde erfgevel, zie recente aanbouwen aan noordzijde en grote loods aan zuidzijde. Westzijgevel met rondbogig dakvenster met laaddeur.
Ten oosten van het erf, monumentale haakse losstaande dwarsschuur met oudste gevonden inscriptie op gebinte "1748", doch vermoedelijk daterend uit de 17de eeuw. Schuur met beplankte erf- en bakstenen zijgevels onder overkragend zadeldak op springkepers (nok loodrecht op woonhuis; Vlaamse pannen). Dubbele, dicht bij elkaar geplaatste doorritten onder verhoogde dakoverstek. Rechts, nieuwe poortopening. Gestapelde ankerbalkgebinten.
Ten westen van het woonhuis, bakstenen stalgebouw van 1943 onder zadeldak met lichte dakoverstek (nok loodrecht op woonhuis; Vlaamse pannen); erfgevel getypeerd door meerledige overhoekse baksteenfries. Verbouwd stalgebouw ten noorden van het woonhuis.

  • Archief Grootseminarie Brugge, Archief Abdij Spermalie, Regesten nr. 795: Quaerte figuratieve ... van de Spermaillie thiende in Moerkerke aen de Ardenbuchschen Wech en de Brievers Wech, opgemaakt door Octaviaen van Marissien en Franchois van Tortelboom, 1632.
  • Archief Grootseminarie Brugge, Archief Abdij Spermalie, nr. 27: plan van de oude abdijgebouwen, s.d.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, 207 : Mutatieschetsen, Sijsele, 1943/38, 1947/24, 1971/1, 1984/46, 1990/43, 1994/39.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, 223 : Mutatiestaten, Sijsele, 1943/222, 1947/230-232, 1984/330-332, 1990/361-363, 1994/95-96.
    Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Fototheek ACL, nr. B145180, B145181, B145183, B145184 (1953).
  • Rijksarchief Brugge, Verzameling kaarten en plannen Mestdagh, nr. 1663: 11 perceelsplannen van de gemeente Sijsele, in vier secties, Sectie D blad 1, opgemaakt door Boudour G.J., circa 1830.
  • Rijksarchief Brugge, Verzameling kaarten en plannen Mestdagh, nr. 1664: 14 perceelsplannen van de gemeente Sijsele, in zes secties, Sectie A divisie 3, circa 1810.
  • Rijksarchief Brugge, Verzameling kaarten en plannen Mestdagh, nrs. 1673a en 1673b: Figuratieve kaarten van het oude klooster, Spermalie genoemd, met zijn aangrenzende bezittingen, in de watering van Moerkerke-Zuid-over-de-Lieve, eigendom van de abdij van "Nieuw Jeruzalem", "Spermalie" genoemd, te Brugge, opgemaakt door A. Laurenz, kopies uit mei 1798 van origineel uit juli 1759, naar een kaart van Jacq. Lobbrecht uit 1668.
  • BALLEGEER J., Gids voor de Zwinstreek, Nieuwkerken-Waas, 1999, p. 83.
  • BLONDEEL C.; GODDYN P., Sijsele in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1975, afb. 31.
  • DENDOOVEN L., Dorpen in de Brugse vlakte, Lissewege, 1956, p. 26-27.
  • DENORME C., Kerkelijke geschiedenis van Sijsele, in 1000 jaar Sijsele, Brugge, 1976, p. 51-66.
  • GEIRNAERT N.; VANDAMME L., 600 jaar abdij. De historische wortels van Spermalie in Brugge, in Tentoonstellingscatalogus 800 jaar Spermalie, Brugge, 1986.
  • MEULEMEESTER J.L., 800 jaar Spermalie in Brugge, in Ons Heem, jg. 41, nr. 1, 1987, p. 6-12.
  • RAU J., Het Damme van toen en omgeving, Brugge, 1981, p. 120, 126.
  • STRUBBE E.I.; MILIS L., Abbaye de Spermalie à Slype, puis à Sijsele, ensuite à Bruges, in Monasticon belge, t. II, Luik, 1966, p. 447-478.
  • TERRYN C., De houten schuur van het Hof van Sijsele. Graanschuren in Damme en omstreken, Damme, 2005, p. 53, 63, 114.
  • VAN BELLE R., Enkele zerken uit de voormalige Spermalieabdij te Sijsele, in Het Brugs Ommeland, 1984, nr. 2, p. 93-102.
  • VAN DEN BON A., Uit de geschiedenis van het duizendjarige Sijsele, in 1000 jaar Sijsele, Brugge, 1976, p. 22-27.
  • VAN DER STICHELE G., Spermalie. Aantekeningen over ontstaan en geschiedenis van de oude Abdij van "Spermalie", Brugge, 1961.
  • VAN POUCKE G., Archiefbeelden Damme, v.z.w. 't Zwin Rechteroever Grondgebied Damme/Gloucestershire, 2003, p. 64.
  • VERSTRAETE D., De bewoning van Sijsele in de XVIIe eeuw, in 1000 jaar Sijsele, Brugge, 1976, p. 106.
  • VERSTRAETE D., Spermalie in de 16de eeuw, in Bos en Beverveld, jaarboek 1970, nr. 12, p. 7-17.

Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Damme, Deel I: Stad Damme, Deelgemeenten Hoeke, Lapscheure en Moerkerke, Deel II: Deelgemeenten Oostkerke, Sijsele en Vivenkapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL17, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Neogotische Heilig-Hartkapel met zes leilinden

  • Is deel van
    Spermalieweg


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Omwalde hoeve met losse bestanddelen Spermalie [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/78989 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.