erfgoedobject

Bemvaartmolen

bouwkundig element
ID
80340
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/80340

Juridische gevolgen

Beschrijving

Watergraanmolen van het onderslagtype, gelegen op de Dommel op de grens met Neerpelt. De oorspronkelijke betekenis van het middelnederlandse vort, voort, voirt is een doorwaadbare plaats in een beek. Mogelijk afkomstig van banvoort, dat is banmolenweg, omgevormd tot ben(ne)voort. In de tweede plaats kan een verband worden gelegd met het middelnederlandse benne, een uit teenwilg gevlochten mand, zodat het eerste lid op de aard van de gemaakte waterovergang wijst: een met twijghout gevlochten constructie.

De molen werd voor het eerst vernoemd in 710 en is daarmee een van de oudste molens in de regio. Een van de drie molens die de abt van Floreffe in 1259 gekocht had van Graaf Arnold IV van Loon. Hij heeft niet altijd op dezelfde plaats gestaan, daar er ooit een nieuwe gracht werd gegraven om meer verval te krijgen. Deze nog steeds maalvaardige molen was een dwang- of banmolen waar de inwoners van zeven gemeenten eertijds moesten laten malen. Na de Franse Revolutie, verkocht als zwartgoed.

Omstreeks 1900, restauratie, verhoging met een tweede bouwlaag en bouwen van rad en molenwerk in ijzer. De graanzolders waren enige tijd als molenmuseum ingericht. In 1990, herstellingen aan topgevels en zoldervloer. In 1998, herstellingen aan strekdam, molengebouw en waterrad.

Op de Ferrariskaart (1771-77) aangeduid als een langgestrekt pand, in de Atlas van de Buurtwegen (1845) Bemvaertsmolen genoemd en getypeerd als twee dito elementen, onderling wat schuin opgesteld en elkaar slechts rakend in één punt, ten oosten vergezeld van een heden verdwenen, losstaand dienstgebouwtje. Tegenover de molen, aan de andere kant van de straat, stond vroeger het bakhuis, confer oude prentkaart van 1902 en oude foto, niet aangeduid in genoemde Atlas. Omgeving met semi-landelijk karakter. Enkele oude bomen aan de overzijde van de straat en rechts van de molen.

Complex met ordonnantie: molenaarshuis met dubbelhuisopstand-molenhuis met enkelhuisopstand; drie woonhuistraveeën + moeilijk te bepalen aantal molenhuistraveeën, twee bouwlagen onder mansardedak (nok evenwijdig aan de straat, mechanische pannen) tussen aandaken met schouder- en topstukken, in kern mogelijk teruggaand tot de 18de eeuw, maar in zijn huidige vorm grotendeels van 1900.

Deels recent bepleisterde en witbeschilderde, verankerde baksteenbouw (gewone ankers, krulankers, gietijzeren sierankers bij voorgevel woonhuis) op beschilderde gecementeerde plint; deels bewaard houtwerk, onder meer geprofileerde kroonlijst. Molenaarshuis met getoogde muuropeningen op hardstenen lekdrempels, beneden vernieuwd en boven kordon vormend. Molenhuis met rechthoekige vensters met ijzeren roedeverdeling; rechthoekige deur aan weerszij gemarkeerd door twee bakstenen pilasters met getrapte imposten, waarboven twee hijsluiken, het bovenste onder zadeldakje, met sierlijke windbergen en katrol. Linkder zijgevel met sporen van vlechtingen, verwijzend naar het voormalige lagere zadeldak. Rechter zijgevel aan de waterkant, gecementeerd ter hoogte van het waterrad en voorzien van een betralied keldergat.

Sluis van beton en al dan niet gecementeerde baksteen, zijstijl met natuurstenen deksteen; maalsluis: tand en heugel met bediening vanuit het interieur, houten sluisdeur, krooshek; lossluis: twee houten lossluisdeuren met tand- en heugelbediening; brugje bestaande uit twee loopplanken.

Waterrad en as: middenslagrad met diameter van 4,5 meter; gietijzeren hart waarop acht armen van gewalste profielen met bouten zijn vastgezet; velgen en afzonderlijke balken van aangeklonken plaatijzer; op een houten blok draaiende stalen as. Deels gecementeerde achtergevel met getoogde muuropeningen, oculus en waarschijnlijk deels originele aanbouw onder lessenaarsdak (golfplaten).

Interieur en installatie: bekleding van gelijkvloers met klinkaart en beton; zoldervloer met brede planken op zware moerbalken; houten dakgebint bestaande uit vierkant gezaagde balken met houten verbindingen; op gelijkvloers: klassiek gietijzeren raderwerk uit de tweede helft van de 19de eeuw met steunpunten op gietijzeren kader bestaande uit gietijzeren zuilen die de maalzolder onderstutten en dwarsstukken met taatspotten (verstelbaar en op en neer beweegbaar als lichtsysteem te bedienen door middel van wieltje), drie door middel van een vijzel in en uit te schakelen rondsels, houten builmolen, L. Koppen - Veldwezelt, met aandrijving via riem en haakse tandradkoppeling, vier vierkante, houten meelgoten met ronde monden waarrond de zakken met klemmen worden opgehangen, houten jakobsladder (aandrijving op maalzolder via verticale as en konische koppeling), balansweegschaal, via een zwengel en twee gietijzeren raderen met grote verhouding van binnenuit bediende maalsluis; driekwart van de zolderverdieping innemende en lager dan het overige gedeelte gelegen maalzolder (zolder 1), te bereiken via lateraal geplaatste trap, drie koppels maalstenen (twee koppels Franse en één koppel blauwe stenen voor het malen van boekwijt, laatstgenoemde werd bevoorraad vanop zolder 2 via een buis; verdwenen graantrechter van een ander koppel); haverpletter met gietijzeren voet en riemaandrijving, bevoorraad vanop zolder 2 via buis, twee zware houten galgen waarvan één met inscriptie: VERLINDEN 1880, houten silo met een hoogte van twee verdieingen (zolder 1 en 2); zolder 2 waarbij de zakken worden binnengehaald via een laaddeur door middel van binnenluiwerk met stalen as, houten luirol, riemaandrijving vanop zolder 1 (verticale horizontale as met conische koppeling), inschakeling door middel van hefboom, graankuiser.

Ten noorden, aansluitend lager dienstgebouw onder zadeldak (Vlaamse pannen), eveneens van witbeschilderde verankerde baksteen, met ordonnantie: dwarsschuur-stal; rechthoekige muuropeningen, deels onder houten lateien, met vernieuwd houtwerk; twee schuifpoorten; links een opening eertijds poortje, confer duim. Volledig aangepaste linker zijpuntgevel en achtergevel. Ten oosten van dit dienstgedeelte, recente houten garage onder lessenaarsdak (golfplaten).

  • Afdeling ROHM Limburg, Cel Monumenten en Landschappen, dossier nr. 405.
  • Belgisch Molenbestand, Molendatabase van vzw Molenzorg.
  • Drossaard Clercx feesten, Overpelt, 18-26 juni 1960, s.l., 1960.
  • Over de Overpeltse watermolens, (Een verhaal over water en wind, 7, 26, 1995, p. 7-12).
  • BULTHUIS-VAN TUYL N. & BROM F., De Dommel en haar watermolens, Eindhoven, s.a., p. 33-35, prentkaart van 1902 op p. 34.
  • BUSSELS M., 1941, p. 153.
  • BUSSELS M., De Dommelmolens der abdij van Floreffe, in Het Oude Land van Loon, 3, 1948, p. 49-57.
  • CEULEMANS M. & VAN DEN PUTTE J., Overpelt in woord en beeld, Overpelt, 1986, prentkaart van 1902 op p. 62.
  • DE KINDEREN E., De Bemvaertmolen te Overpelt, (De Belgische molenaar, 70, 1975, p. 132-34).
  • DEFOUR M., Hoeven in Overpelt, onuitg. verhandeling, Hasselt, 1985, p. 35-36, fig.
  • HOLEMANS H. & SMET W., Limburgse watermolens. Kadastergegevens: 1844-1980, s.l., 1985, p. 65, afb.
  • LEYNEN H., De bepaling der grenslijn tusschen Overpelt en Neerpelt, in Limburg, 14, 1932-33, p. 225-226; 13, 1931-32, p. 30.
  • MOLEMANS J., Historisch-naamkundige studie van Sint-Huibrechts-Lille, St.-Huibrechts-Lille, 1976, p. 26-27, 29, 82-83, 170, 265.
  • SCHREURS R., SCHREURS G. & LEDEGEN G., Het Overpelt van vroeger, Overpelt, 1985, z.pag., foto nr. 22.

Bron: PAUWELS D. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton Neerpelt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bemvaartmolen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/80340 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.