erfgoedobject

Herenhuis Dauwe met aanhorigheden en tuin

bouwkundig element
ID
85071
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/85071

Juridische gevolgen

Beschrijving

Herenwoning Dauwe, met aanhorigheden, ommuurde tuin, hekwerk en bomenbestand beschermd als monument bij Ministerieel Besluit van 3 juni 2005.

Historiek

Beeldbepalende woning in eclectische stijl met kenmerken uit de neorenaissance-stijl en met een grote achterliggende tuin, gebouwd op een onbebouwd terrein naar ontwerp van "Ferd. De Noyette - architecte - Gand" in 1867 in opdracht van "E. Dauwe - Huyghe" (zie plintstenen). Volgens kadastergegevens verwierven de gebroeders César Dauwe - De Geyter en Eduard Dauwe - Huyghe dit perceel van Elisa Van Durme. Circa 1881 werd de woning eigendom van François Dauwe - De Geyter. Tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Duitse bezetters voor de Ortskommandantur opgevorderd. Circa 1926 kocht Henri Libbrecht - Van Put, directeur van de Koninklijke Buskruitfabriek en schepen, het gebouw van Florent Dauwe. De nieuwe eigenaar stond in voor een aantal veranderingswerken aan het complex dat tot dan toe bijna ongewijzigd was gebleven. Hij vergrootte het hoofdvolume aan de linkerzijde met een éénlaags bijgebouw, dienstig als bijkeuken, en trok twee serres en de voormalige paardenstallen in de tuin op. Na het overlijden van Henri Libbrecht verkochten zijn erfgenamen de herenwoning rond 1932 terug aan de familie Dauwe. Circa 1951 werd de woning verworven door Maurits Lorré, groothandelaar in stoffen, die het huis met behoud van de bestaande structuur en aankleding renoveerde.

Beschrijving

Herenwoning in eclectische stijl met hoofdzakelijk neorenaissance-elementen, van vijf traveeën en twee bouwlagen onder een leien mansardedak met vorstkam. De woning is aan de straat aan weerszij afgesloten door een gesmeed ijzeren hekwerk aan bakstenen hekpijlers met siervazen. De rechterpoort verleent toegang tot de grote volledig ingesloten tuin. Het volledig onderkelderde herenhuis ontvouwt een rechthoekig grondplan. De rijkelijk uitgewerkte monumentale voorgevel vertoont een kleurrijk gevelparement gevormd door het afwisselende gebruik van rood baksteenmetselwerk met knipvoegen en zandsteen.

Symmetrische voorgevel in bak- en zandsteenstijl met voornamelijk horizontaliserende en verticaliserende accenten. De horizontaliteit wordt verkregen door de doorlopende sokkel in blauwe hardsteen, een verhoogde begane grond met omlijste deur en vensters en een benadrukte bel-etage. Het uitgewerkte hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen, voluutvormige consoles en imitatie-steigergaten lijnt de voorgevel af. Het gevelontwerp wordt verticaal benadrukt door de aflijnende hoekblokken en het hoger oplopend middenrisaliet. Dit middenrisaliet, met balkon op de bel-etage, wordt begrensd door een bekronend dakvenster in de vorm van een onderbroken gebogen fronton. Het centrale deurvenster aan het balkon op de bovenverdieping wordt voorafgegaan door een balusterbalkon met siervazen op de hoekpostamenten en rust op gekoppelde voluutvormige consoles met guirlandes en leeuwenkoppen. De vensters, met 20ste-eeuws T-vormig schrijnwerk en rolluiken op de begane grond, zijn gevat in vlakke omlijstingen met negblokken en siersluitstenen. De centrale voordeur met vleugeldeur en beglaasd bovenlicht aan een bordes van drie treden is gevat in een geprofileerde omlijsting.

De zolderverdieping wordt verlicht door twee aan twee geschikte dakkapellen waarvan de oorspronkelijke oeil-de-boeuf, naar verluidt, werd gewijzigd. De zijgevels, met omlopende eenvoudige houten kroonlijst, zijn soberder opgevat. De beraapte zijgevels tellen elk drie traveeën met een aantal blinde vensters die wellicht omwille van de symmetrie in het gevelontwerp werden voorzien.

De gecementeerde achtergevel wordt gedomineerd door het benadrukte middenrisaliet met centraal een getoogd trapvenster met ijzeren roeden onder een rond venstertje. De achterdeur is te bereiken via een bordestrap van vijf treden aan een gesmeed ijzeren leuning, waaronder ook de keldertoegang verscholen zit. Een luifel op ijzeren zuiltjes beschut de inkom tot de verhoogde begane grond. De getoogde vensters aan lekdrempels met behouden schrijnwerk, zijn zowel op de gelijkvloerse als op de bovenverdieping van persiennes voorzien. De witte kleurstelling van het houtwerk contrasteert met de grijze cementering met schijnvoegen, consooltjes en spiegels.

De toepassing van een verhoogde begane grond in dit ontwerp is aan de achterzijde van het woonhuis door de glooiende tuinaanleg en het niveauverschil in het terrein beter te herkennen dan aan de straatzijde. Dit verleent het gebouw vanuit de tuin een "oprijzend" effect en benadrukt de monumentaliteit ervan.

De dieper geplaatste éénlaagse bijbouw in baksteenbouw onder een plat dak werd volgens kadastergegevens circa 1931 opgetrokken. Aan de straatzijde is het gebouwtje voorzien van een breed getoogd venster met rolluik, aan de achtergevel van een deur en twee getraliede vensters. Deze vergroting was bestemd als personeelskeuken en staat via de tussengang ter hoogte van de keuken in verbinding met het hoofdvolume.

Interieur

De indeling van het interieur met symmetrische opbouw bleef nagenoeg ongewijzigd, met uitzondering van de hierboven vermelde vergroting uit 1931. Het hoofdvolume van de herenwoning is volledig onderkelderd. De kelderverdieping is toegankelijk via de gang aan de keuken of via de tuin. De hoge kelderruimtes zijn afgedekt met troggewelven of vlakke zolderingen en hebben nog hun rode tegelvloer en gemetste wijnrekken. De vertrekken op de begane grond zijn geschikt rond de centrale gang die de woning in twee deelt en aan de tuinzijde een grote bordestrap herbergt. De indrukwekkende hal werd volledig in neoclassicistische stijl uitgewerkt en behield de oorspronkelijke aankleding. Deze bestaat vooreerst uit een tegelvloer in zwarte marmer met geometrische en stervormige patronen in witte marmer. De gestucte wanden worden geleed door pilasters op sokkels met bekronend composietkapiteel die over de zoldering doorlopen en deze in verschillende vlakken delen. Elk vlak wordt begrensd door een omlopende bepleisterde lijst. Centraal is er een weelderig rozet uitgewerkt waaraan een luchter hangt die de hele hal verlicht. De tegenover elkaar geplaatste deuren zijn gevat in een geprofileerde omlijsting met kroonlijst op consooltjes met rolwerk en bladmotief, dat trouwens hernomen werd in de vermelde omlopende lijst. De bordestrap aan het einde van de gang loopt door tot de zolderverdieping. Deze wordt gemarkeerd door een opvallende en sierlijk gekapte balustervormige trappaal aan een afgeronde bloktrede in zwarte marmer. De traphal wordt voorts verlicht door een beglaasd getoogd halvenster met siersmeedwerk.

Links van de hal is er een kleine ontvangst- of wachtruimte, een tussengang dienstig als vestiaire die in verbinding staat met de bijbouw én vervolgens de keuken die uitgeeft op de tuin. De kleine ontvangst- of wachtruimte heeft enkel een schouw met sobere marmeren mantel, een parket in visgraatmotief en eenvoudig lijstwerk met rozet. Ook de gang tussen deze antichambre en de keuken vertoont een eenvoudige aankleding met name een, tot de keuken doorlopende, fraaie wellicht jongere cementtegelvloer. Een ingemaakte vestiaire is verborgen achter een vierdeurengeheel waarvan één deur ook de keldertoegang verstopt.

De rechterzijde wordt volledig ingenomen door twee rijkelijk gedecoreerde achter elkaar liggende salons, van elkaar gescheiden door een brede vleugeldeur met schouderboogmotief. De bepleisterde vlakke zoldering valt op door het gebruik van zwaar geprofileerd lijstwerk met uitgespaarde hoeken, onderbroken door rolwerk met leeuwenkopjes, én rozetten in reliëfstucwerk met respectievelijk fruit-, bloem- en ruitmotieven. Tegen de buitenwanden bevinden zich twee fraaie schouwen in neo-Lodewijk XVI-stijl met strak gestucte boezem, schouwmantels in zwarte en bruin-rode marmer met voluten en rolwerk, én een driezijdige haardmond met haardplaat in ruitmotief. De vloer is voorzien van een parket die over beide salons doorloopt.

De eenvoudigere bovenverdieping telt vijf kamers aan weerszij van de hal. De volledige zolderverdieping is voorzien van mansardekamers die eertijds als slaapvertrekken waren ingericht. In het linkergedeelte zijn een aantal spanten met bouten van het oorspronkelijke gebint zichtbaar.

Tuin

De ingesloten L-vormige tuin vertoont een landschappelijke aanleg met een waardevol en zeer goed onderhouden bomenbestand zoals onder meer bruine beuk, hemelboom, gekandelaarde platanen, tamme kastanje, esdoorn, es … Het licht hellende terrein met glooiend gazon is omsloten door een gekasseid en een slingerend aarden pad. In de as van de woning werd een serpentinevijver aangelegd met bijhorend romantisch bruggetje met een balustrade in siersmeedwerk en een beeld van een jongetje met watervogel. Op een kunstmatige verhoging achter de vijver stond eertijds een gloriette, waarvan nu enkel het ijzeren geraamte en de basis rest. De tuinaanleg en vormgeving dateert zeer waarschijnlijk uit de ontstaansperiode van de meesterwoning. De andere gebouwen, waaronder een WC-tje in cottagestijl, ten zuidoosten van de vijver zijn van jongere datum. Het langwerpige gebouw, met gecementeerde gevel onder een doorlopend pannen zadeldak, deed eertijds dienst als paardenstal, conciërgewoning (nummer 48) en koetshuis. Volgens het kadasterarchief werden de bijgebouwen door de eigenaar Dauwe - De Geyter opgetrokken en in gebruik genomen. In 1931 werd het "landgebouw en stalling" met een kleine aanbouw vergroot en omgevormd tot "huis" en later bijkomend voorzien van een garage.

  • Gemeentearchief Wetteren, Historisch archief, nummer 1063-1064, Metingboek met figuratieve kaarten, 1701.
  • Technische Dienst Wetteren, Atlas der Buurtwegen.
  • Vlaams Ministerie van Rumtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed, Agentschap Ruimtelijke Ordening Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen, Onroerend erfgoed, Archief.
  • VERPLANCKE D., Een overzicht van de nog bestaande herenhuizen uit de periode 1830-1914 te Wetteren, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, 1992, p. 137-146.

Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Berlare, Buggenhout, Lebbeke, Waasmunster, Hamme en Zele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 20n, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Herenhuis Dauwe met aanhorigheden en tuin [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/85071 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.