erfgoedobject

Commanderij van de Duitse Orde

bouwkundig element
ID
86194
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/86194

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek

In 1417 verkocht Jan, heer van Gulik, Heinsberg en Leeuwenberg, afstammeling van de graven van Loon, de heerlijke rechten en het kasteel van Gruitrode met alle toebehoren aan Ivan van Cortenbach, landcommandeur van de Duitse Orde in Alden Biesen. Het was een late commanderijstichting, in een periode dat de Duitse Orde reeds over haar grote bloei heen was, en overal elders commanderijen gesloten werden. De commende van Vucht bij 's Hertogenbosch, gesticht in 1260, werd naar hier overgebracht en het huis van Vucht was sindsdien een afhankelijkheid van Gruitrode. De Orde verkreeg in 1432 dat de heerlijkheid, een leen van de aartsbisschop van Keulen, een allodiaal goed werd door verkoop van drie Duitse dorpen aan de aartsbisschop; op die wijze werd de Orde van haar leenplicht ontslagen. De landcommandeur van Alden Biesen was tot het einde van het ancien régime heer van Gruitrode; de landcommandeurs maakten aanspraak op de soevereiniteitsrechten over Gruitrode en sloegen er in de 15de eeuw munt.

Volgens de overlevering lag het oorspronkelijke kasteel van de graven van Loon iets ten zuidoosten van het huidige kasteel. Dit wordt tegengesproken door het feit dat een gedeelte van dit kasteel bewaard schijnt in de huidige commanderijhoeve. De Duitse Orde bouwde een nieuw kasteel, een waterburcht, waarvan de grachten gevoed werden door de Itterbeek. Dit gebeurde niet onmiddellijk na de aankoop van de heerlijkheid, waarschijnlijk omwille van de slechte financiële toestand van de Orde op dat ogenblik.

Met de bouw van de burcht werd begonnen door de landcommandeurs Winand van Breyel (1536-54) en Johan van Ghoer (1554-1572); waarschijnlijk werd het kasteel in 1568 en de hoeve in 1573 voltooid. De grootste bloei kende de commanderij in de periode van commandeur Hendrik van Ruyschenberg en zijn opvolger Edmond Huyn, die in 1610 zelfs voor een groot deel de aankoop van de commanderij van Ordingen (onder Sint-Truiden) financierde. De commanderij van Gruitrode was een belangrijke vestiging; veel hier dienst doende commandeurs werden later landcommandeur van de balie Alden Biesen. In 1652 werd de commanderij ingenomen door muitende troepen van Karel van Lotharingen, en waarschijnlijk geplunderd; pas twee jaar later kon ze door Duitse hulptroepen ontzet worden. Waarschijnlijk was er schade aangericht, want commandeur Johan Adriaan van Bijlandt (1653-67) voerde verbouwings- en restauratiewerken uit. De achttiende eeuw was voor de commanderij een periode van verval. De commandeurs verbleven vrijwel nooit meer in het kasteel, het bestuur van commanderij en goederen gebeurde vanuit Duitsland of Oostenrijk. Het kasteel takelde geleidelijk af. Tijdens de Franse periode werd de Duitse Orde ontbonden en haar goederen aangeslagen.

De commanderij werd in 1801 verkocht aan R.F. de Sélys-Fanson, eigenaar van het Schanshof in Opoeteren; hij kocht ook de hoeve. In de veilingsbrief wordt vermeld dat de torens gedeeltelijk vernield zijn, behalve de klokkentoren; ook de leien daken waren toen in slechte staat. Te oordelen naar de situatie in de Atlas van de Buurtwegen (1845) heeft het verval van het kasteel zich in de eerste helft van de 19de eeuw duidelijk doorgezet: de volledige noordwestvleugel van het kasteel is verdwenen. Het kasteel was ondertussen verkocht aan A. Pullinks, brouwer te Maastricht; nog later komt het in het bezit van de familie Naveau.

Beschrijving

Het kasteel wordt in 1886 door J. Habets beschreven als een ruïne; hij vermeldt de gedeeltelijke afbraak van de noordwestwoonvleugel, het verdwijnen van twee van de vier torens, en de slechte staat van de twee andere. Uit de beschrijving van het gebouw door J. Coenen in 1943 blijkt dat de gaanderij van de zuidwestvleugel verdwenen is, de torens alle tot op een paar meter verlaagd, en op de plaats van de noordtoren en de kapel bevindt zich een recent gebouw; het poortgebouw bestond nog.

De huidige Weg naar Opoeteren volgt het tracé van de eikendreef die de burcht oorspronkelijk met het dorpscentrum verbond. De eigenlijke toegang tot het kasteel werd echter gevormd door een parallel lopende eikendreef ten zuidoosten van het kasteel. Het geheel was omgracht, en ook het neerhof en het eigenlijke kasteel waren door een gracht gescheiden.

Zoals blijkt uit de beschrijving van Saumery (1738-1744), uit de tekening en gravure van Remacle Le Loup (circa 1738), en uit de ets van R. de Hooghe (1700) bevond de ingang van het kasteel zich aan de zuidoostdreef; hier stond een barok poortgebouw, gebouwd in 1662 door commandeur Jan Adriaan van Bijlandt. Via een brug over de gracht bereikte men de zuidoostvleugel van het neerhof; de ingang was een hoge rondboogpoort in een rechthoekige, geblokte omlijsting.

Het neerhof was een U-vormig complex, met open zijde van het erf naar het zuidwesten, de kasteelzijde. Bakstenen gebouwen met mergelstenen speklagen onder zadeldaken, de zijgevels afgewerkt met trapgevels; de onderbouw is van hardsteen; op de noordhoek bevond zich een ronde toren. In de noordwestvleugel was de brouwerij.

Langs de zuidwestzijde van het erf, via een brug over de gracht tussen neerhof en kasteel, bereikte men het eigenlijke kasteel. Het was een vierkant geheel in laatgotische stijl uit de tweede helft van de 16de eeuw, de vleugels gegroepeerd rondom een binnenplaats; een ophaalbrug en een hoge rondboogpoort in een rechthoekige, geblokte omlijsting gaven er toegang toe. Het noordoostelijk gedeelte van de eigenlijke burcht was monumentaler van afwerking dan het zuidwestelijk deel; de drie vleugels tellen hier twee bouwlagen; de krulgevels met barokke afwerking dateren waarschijnlijk van de restauratiewerken van Johan Adriaan van Bijlandt. De vensters zijn kruis- en kloosterkozijnen met laatgotisch accolademotief op de latei. Het zuidwestgedeelte, twee traveeën van de zuidoost- en de noordwestvleugel, en de volledige zuidwestvleugel tellen maar één bouwlaag. De noordwest- en zuidwestvleugel waren aan de zijde van de binnenplaats voorzien van galerijen; in de noordwestvleugel bevonden zich de woonvertrekken. Op elke hoek bevond zich een ronde toren; de oosttoren fungeerde als donjon, hij was een bouwlaag hoger dan de twee zuidwesttorens.

Naast de ingangspoort bevond zich de zogenaamde klokkentoren, een polygonaal torentje, volgens Saumery daterend van 1651. De noordtoren is een lage, polygonale toren onder koepeldak, volgens Saumery gebouwd in 1665; hij bevatte een kapel, waar, nog steeds volgens deze auteur, zich een chronogram bevond met de naam van commandeur Wassenaer en de datering 1683.

Huidige situatie

Van het eigenlijke kasteel rest thans slechts de noordoostvleugel met de onderbouw van de oosttoren, en aan de zuidzijde de onderbouw van de zuid- en westtorens. Deze torenresten werden verbouwd en voorzien van kantelen. Op sommige plaatsen bleven de oorspronkelijke, vierkante vensters bewaard in een geprofileerde kalkstenen omlijsting met negblokken en accolademotief op de latei.

De resterende kasteelvleugel telt vier ten opzichte van elkaar verspringende volumes; het noorgedeelte, aansluitend bij de noordtoren is het resterend gedeelte van de thans verdwenen zuidoostvleugel; het centrale, uitspringende gedeelte is het voormalige poortgebouw, geflankeerd door de polygonale klokken- en traptoren; deze telt drie bouwlagen onder naaldspits, en is afgewerkt met mergelstenen hoekbanden; het aansluitende gedeelte is eveneens origineel, maar de laatste travee is een recente wijziging aangezien zich hier de polygonale noordtoren met kapel bevond.

Al deze gebouwen zijn van baksteen onder zadeldaken. Geen enkele van de krulgevels bleef behouden. Vierkante venstertjes en kruis- en kloosterkozijnen in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met negblokken en accolademotief op de latei. Dit laatgotische motief plaatst het gebouw in de periode van de bouw van het kasteel door Johan van Ghoer in de tweede helft van de 16de eeuw. Op een gevelsteen aan de zuidwestzijde staan de wapens van baljuw Jan van Reuschenberg en de landcommandeur Johan van Ghoer met het opschrift: Allein Godt Die Eer unde niemants mehr. Anno 1568.

De hoeve bleef vrijwel volledig bewaard maar is thans in ruïneuze staat. Het poortgebouw, waarvan in de jaren 1980 de onderbouw nog zichtbaar was, is ondertussen volledig verdwenen; de brug over de gracht werd door een nieuwe brug vervangen. De oorspronkelijke, later gedichte ingangspoort bevindt zich in de zuidoostvleugel.

De hoeve had oorspronkelijk slechts drie vleugels, de zijde van het erf die naar het kasteel was gericht was open; deze zijde is thans ook dichtgebouwd. De hoeve schijnt het oudste gedeelte van de commanderij te bevatten, waarschijnlijk de resten van de burcht van de familie van Heinsberg, in de noordoost- en noordwestvleugel, die voorheen de stallen en een dwarsschuur bevatten. In tegenstelling tot de overige delen van de hoeve, die opgetrokken zijn uit baksteen met mergelstenen speklagen, zijn de erfzijdegevels van deze twee vleugels volledig van mergelsteen, een bouwwijze die opklimt tot de 14de eeuw; vrijwel alle muuropeningen werden gewijzigd, behalve twee lage, geprofileerde hardstenen rondboogpoorten, die eveneens een hoge ouderdom schijnen te hebben.

De dwarsschuur werd gedeeltelijk herbouwd na vernieling tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarbij ook de originele poort verloren ging; boven de poort bevond zich vroeger een gevelsteen met chronogram met de naam van Johan Adriaan van Bylandt dat het jaartal 1662 vormt. Op de noordhoek van de schuur bevond zich de noordtoren van de hoeve, een ronde toren die mogelijk eveneens tijdens de Tweede Wereldoorlog verdween, aangezien de buitenmuur hier nu een recente bakstenen muur is.

De zuidoostvleugel bevat de inrijpoort met aansluitend de pachterwoning en een iets ten opzichte hiervan uitspringende langsschuur. De erfzijdegevel van de pachterwoning werd midden 19de eeuw verbouwd en voorzien van getoogde vensters; de geprofileerde, mergelstenen kroonlijst bleef behouden; nog later werd de hoge rondboogvormige inrijpoort gedicht en werd dit gedeelte opgenomen bij de woning. De gevel aan de buitenzijde behield zijn mergelstenen speklagen. De getoogde inrijpoort aan de buitenzijde is een verbouwing van het origineel; erboven bleef de gevelsteen bewaard met het wapen van commandeur Johan van Reuschenberg, het devies Godt alleen die eer en de datering 1573.

Naast het poortgebouw werd recent een verdwenen gedeelte gereconstrueerd. De bij de pachterwoning aansluitende langsschuur is voorzien van trapgevels als zijgevels; recente schuurpoort.

In de noordwestvleugel, aansluitend bij het hoger vermelde, mergelstenen gedeelte, en iets inspringend, bevindt zich de voormalige brouwerij. Dit is een klein gebouw van drie traveeën, baksteen met mergelstenen speklagen, voorzien van een rechthoekige deur met afgeronde hoeken in een kalkstenen omlijsting met negblokken en afgeschuinde neg; erboven bevind zich een polygonaal, mergelstenen bovenlicht in een mergelstenen omkadering met druiplijst, waarboven een mergelstenen gevelsteen met het wapenschild van commandeur van Wassenaer en dat van de Duitse Orde, en het jaartal 1693.

Het thans gebetonneerde erf was vroeger geplaveid met grafstenen (confer Belonje), onder meer die van jonker Jan van Eijnatten tot Opsinnich, commandeur van Gruitrode van 1607 tot 1627.

  • BELONJE J., De commanderij van Gruitrode, (Limburg, 30, 1951, p. 8-10).
  • COENEN J., Het kasteel van Gruitrode, (Verzamelde Opstellen uitgegeven door den Geschied- en Oudheidkundige Studiekring te Hasselt, 18, 1943, p. 257-273).
  • CORSTJENS J., Allein Godt die Eer unde Niemants mehr. 570 jaar Duitse Ridderorde te Gruitrode, Gruitrode, 1987.
  • DE DIJN C.G., in Het Groot Kastelenboek van België, II, Kastelen en buitenplaatsen, Brussel, 1977, p. 124
  • HABETS J., Archeologische wandelingen door de Limburgsche Kempen, (De Maasgouw, 8, 1886, p. 53-57).
  • MANDERS J. - VERHEIJEN M., Koren op de molen. Langs de Itter, Echt, 1992, p. 41-62.
  • PEETERS H., Het kanton Bree tijdens de Franse revolutie, Bree, 1985.
  • SAUMERY P.L., Les délices du païs de Liège ou description géographique, topographique et chorographique des monuments sacrés et profanes de cet évêché-principauté et de ses limites, Liège, 1738-1744, vol. 4, p. 174.

Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Commanderij van de Duitse Orde [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/86194 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.