erfgoedobject

Sint-Eligiuskerk

bouwkundig element
ID
88214
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/88214

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Eligiuskerk
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Parochiekerk van Ruddervoorde, toegewijd aan Sint-Eligius of Sint-Elooi. Georiënteerde, driebeukige hallenkerk met pseudotransept gerealiseerd in verschillende bouwfases, maar vandaag hoofdzakelijk te dateren in de periode 1878-1884 (neogotiek) en de jaren 1920. De onderste (veldstenen) geleding van de kerktoren dateert mogelijk uit de 13de of 14de eeuw.

De kerk is gelegen aan de eeuwenoude kruising van de Sijslostraat (N) en de Sint-Elooisstraat (NO) ter hoogte van de Markt (O), en de vanuit zuidwestelijke richting komende Torhoutsestraat, in het middelpunt van het dorpscentrum van Ruddervoorde. Ten zuiden is de kerk net niet ingebouwd door de huizen aan de Torhoutsestraat en ten westen is de kerk toegankelijk via de Hofstraat en het Hofplein.
De omgeving van de kerk is volledig verhard. Aan de noordzijde verwijst het smeedijzeren hekken met tussenliggende natuurstenen pijlers versierd met drielobben, ontworpen door architect Alfred Sarot uit Tielt (1883), op de voormalige aanwezigheid van een kerkhof. Binnenin het hekken zijn fietsenstallingen voorzien. Naar verluidt circa 1930 verdwijnt het kerkhof naast de kerk en wordt de bakstenen muur met trappen en ezelsrug aan het kerkportaal (circa 1935-36) opgetrokken. Het geheel is recent deels vernieuwd. Aan de noord- en zuidzijde van de kerk bevinden zich leibomen.

Historiek

Een akte van 961 van graaf Arnulf II, waarin aan de proost van het Brugse kapittel van Sint-Donaas bezittingen worden geschonken in Ruddervoorde, spreekt over de kapel van Waardamme en "den altare" van Ruddervoorde, de twee hulpkerken van de toenmalige parochie Orscamp. Meteen zou dit de oudste vermelding zijn van een bidplaats te Ruddervoorde. Deze akte van 961, die later als vals wordt bestempeld door De Smet, wordt pas in een oorkonde van 31 oktober 1089 overgemaakt door graaf Robrecht I de Fries van Vlaanderen. In 1090 bevestigt Radbod II, bisschop van Doornik, de rechten van het Brugse Sint-Donaaskapittel over de parochiekerk van Ruddervoorde, meteen de oudste historische vermelding van de kerk van Ruddervoorde. De eerste Sint-Eligiuskerk dateert vermoedelijk uit de 13de of de 14de eeuw.

16de-17de eeuw. In 1559 kondigt paus Paulus IV de oprichting van 14 nieuwe bisdommen in de Nederlanden aan. Brugge werd ingesteld als bisdom en bestaat uit negen decanaten. Eén van die decanaten is Torhout, waarin Ruddervoorde een parochie is. Op de Grote Kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus (1561-1571), gekopieerd door Pieter Claeissens (1601), is de kerk afgebeeld met een imposante toren. Na de godsdiensttroebelen op het einde van de 16de eeuw wordt rond 1640, ten tijde van pastoor Van der Kijnderen, vermeld dat de kerk van Ruddervoorde in puin ligt. Er is sprake van twee altaren: een hoogaltaar toegewijd aan Heilige Eligius en een Onze-Lieve-Vrouwaltaar. Een andere bron vermeldt dat pas in 1642 het hoofdaltaar door bisschop Nicolaus de Haudion (bisschop van 1642-1649) wordt toegewijd aan Sint-Eligius. In 1644, onder pastoor Boulart, zou de zuidzijde van de kerk nog steeds niet hersteld zijn. Vanaf 1644 worden in de kerk van Ruddervoorde vooraanstaande afgestorvenen begraven.

18de eeuw. Op de ommeloper van Ruddervoorde van 1724-1729 is de kerk voorgesteld met twee beuken en een hoge, vierkante toren met scherpe naald. Het geheel is omgeven door een muur. In 1756 wordt een nieuw orgel met 15 registers gebouwd door Pieter Van Peteghem uit Gent. In de periode 1758-1790 vermeldt men, ondanks de weergave in de ommeloper van Ruddervoorde van 1724-1729, een langdurig proces voor het bouwen van een tweede beuk. Door het decreet van keizer Jozef II, uitgevaardigd op 17 juli 1784, mogen vooraanstaande afgestorvenen niet langer in het kerkgebouw begraven worden, maar op het omgevende kerkhof. Naar verluidt is er van 1797 tot 1803 geen pastoor en worden er geen kerkelijke goederen onteigend.

19de eeuw. Op de Atlas der Buurtwegen (circa 1843) wordt de kerk afgebeeld met een voorgeplaatste westtoren op een rechthoekig grondplan, twee ongelijke beuken en een rechthoekig koor. Het geheel is wellicht omgeven door een kerkhofmuur. In 1873 schenkt juffrouw Vlaming, dochter van de latere burgemeester Charles Vlaming (burgemeester van 1801-1808), grond om een nieuwe begraafplaats aan te leggen, ter hoogte van het huidige Sint-Elooisplein (confer Sint-Elooisstraat zonder nummer).
In een proces-verbaal van de zitting van 14 februari 1878 van het Provinciaal Comité voor Monumenten wordt gemeld dat de kerk te klein is geworden. Onder leiding van architect Arthur Verhaegen (1847-1917), tevens glazenier en leerling van Béthune, worden plannen opgesteld voor de volledige, neogotische reconstructie van de kerk, met enkel behoud van de toren. De werken worden uitgevoerd in de periode 1879-1884: het gebouw wordt uitgebreid met een koor en twee zijkapellen, een transept en een nieuwe zijbeuk. Vermoedelijk zijn de bouwwerken grotendeels voltooid in 1882, want het bewaarde Sint-Annaklokje uit de nu verdwenen vieringtoren is gedateerd in 1882. Op 20 juni 1883 wordt door architect Alfred Sarot uit Tielt een ontwerp opgesteld voor een nieuw hekken rondom de kerk, dat deels is bewaard aan de noordzijde van het gebouw. Naar aanleiding van de verbouwingen is vanaf 1877 het kerkhof overgebracht naar de geschonken grond aan de overkant van het Sint-Elooisplein (confer Sint-Elooisstraat zonder nummer). In 1884 worden het hoofdaltaar en het Onze-Lieve-Vrouwaltaar gesculpteerd door de gebroeders Blanchaert; het altaar van Sint-Elooi volgt in 1888. De polychrome afwerking van het koor en het transept is aangebracht door P. Lepoutre in 1887.

20ste eeuw. In 1901 worden verschillende glasramen geplaatst onder meer geschonken door de families van Outryve d'Ydewalle en Pecsteen. Rond 1909 worden ontwerpplannen opgemaakt door architect Jules Carette (1866-1927) uit Kortrijk. De bisschop van Brugge, Mgr. Waffelaert, gaat akkoord met de werken en op 11 februari 1910 worden de plannen goedgekeurd. De twee oude zijbeuken worden afgebroken en vervangen door twee nieuwe, bredere en hogere zijbeuken, die verlengd worden tot langs beide zijden van de toren met het hoofdportaal. Hierdoor wordt de oude westtoren, die alleen aan de middenbeuk aansloot op het gebouw, nu ingesloten. De toren zelf wordt verhoogd en het spitse vieringtorentje wordt weggenomen. Het hoofdkoor wordt beschilderd met neogotische sjablonenschilderingen in diverse kleuren. Op maandag 13 oktober 1913 wordt de kerk plechtig ingewijd.
Op 17 oktober 1918 dynamiteren de terugtrekkende Duitse troepen de toren. Vermoedelijk zijn vooral de toren en het schip verwoest. In afwachting van de heropbouw wordt een noodtorentje aangebracht en worden de vieringen gehouden in een noodkerk in "De Gilde" aan de Vlamingstraat (confer Vlamingstraat nummer 3). De toren en het schip worden onder leiding van architect W. Nolf (1900-1964) uit Torhout heropgebouwd in dezelfde stijl. Bij de ingebruikname van de kerk circa 1925-1926 resten van de oorspronkelijke kerk alleen nog de funderingen van de toren, het koor en de dwarsbeuk. Klokkengieter G. Slegers-Causard van Tellin giet in 1926 uit de brokstukken van de oude klokken, drie nieuwe klokken met name Heilige Eligius, Heilige Victor en Heilige Maria. De gebroeders Slootmaekers uit Brussel bouwen een nieuw orgel, dat in 1974 in vervallen toestand zal worden aangetroffen en vervangen.
In 1940-1945 worden de drie nieuwe klokken weggehaald door de Duitsers en in 1951 opnieuw vervangen. In 1954 maakt men melding van herstellingswerken onder leiding van de Brugse architect Maurice Vermeersch (1901-1977) aan de schalies en de kerkvensters. Daarbij wordt gebruik gemaakt van roche claire van Massangis. In 1957 wordt het interieur van de kerk herschilderd en worden alle gotische muurornamenten en polychrome heiligenbeelden in het wit overschilderd. Naar aanleiding van de vervallen toestand van het bestaande orgel, wordt in 1977-1978 een nieuw orgel gebouwd door Loncke Orgelbouw uit Zarren met daarin een aantal elementen uit het begin 20ste-eeuwse orgel verwerkt. In 1981 wordt de sacristie ingericht als week- en winterkapel.

Beschrijving

De plattegrond ontvouwt: één middenbeuk en twee zijbeuken van vijf traveeën en een pseudotransept. Veelhoekig hoofdkoor, geflankeerd door twee soortgelijke zijkapellen. In de oksel van de noordelijke zijkapel en het pseudotransept bevindt zich de kleine oorspronkelijke sacristie. Ten zuiden van de zuidelijke zijkapel en het pseudotransept sluit een uitbreiding aan met de nieuwe sacristie (begin 20ste eeuw) en enkele kleine bergruimtes. Aan de eerste travee van de noordbeuk paalt een doopkapel met driezijdige afsluiting en een deur, en aan de zuidbeuk een kleine rechthoekige kapel. Kerk van oranje (20ste eeuw) en bruine (19de eeuw) baksteen met enerzijds gebruik van arduin voor de cordonlijsten, de afdekking van de versneden steunberen en de afzaten, en anderzijds gebruik van witte natuursteen voor de venstertraceringen. Fundamenten van de toren in veldsteen tot net boven het portaal, ten dele gecombineerd met natuurstenen voor de hoekkettingen. Verdere toren in oranje baksteen met natuursteen voor de hoekkettingen tot de tweede geleding. Het geheel onder een leien daken.

Voormalige voorgeplaatste toren van 52 meter, opgedeeld door vier geledingen onder spitse toren geflankeerd door arkeltorentjes. Korfboogvormig westportaal onder een spitsboogvenster, samen gevat in een traveenis. Tweede en derde geleding met lichtsleuven, op de derde bouwlaag in spitsboognissen. Bovenste deel met galmgaten onder achthoekige torenspits met torenuurwerk en kruisbeeld. Breder zuidoostelijk hoektorentje door de aanwezigheid van de wenteltrap naar de wandelgang rondom de torenspits.

Zijbeuken geritmeerd door een hoog spitsboogvenster met geprofileerde dagkanten, afgewisseld door versneden steunberen. Versneden cordon onder de dakhelling. Doopkapel met hoge, smalle spitsboogvensters; kapel aan de zuidzijde met rond venster; ingangstraveeën met rechthoekige, dubbele deur onder arduinen strek, gevat in een ruimere spitsboognis.

Neogotisch pseudotransept met puntgevels verlevendigd met sierankers, rood beschilderd houtwerk onder meer kroonlijsten op klossen en dito luiken in het topstuk. Grootvenster met sierlijke traceringen. Hoofd- en zijkoren met lancetvensters, gealterneerd door versneden steunberen.

Neogotische sacristie aan de noordzijde met kleine puntgevel die wordt gevormd door een schouw die tegenaan de gevel uitloopt op een lichte overkraging. Vensteropeningen met diefijzers. De 20ste-eeuwse uitbreiding aan de zuidzijde van het koor is onderkelderd en vertoont eenzelfde uitwerking als de neogotische uitbreiding, onder meer aangevuld met een traptorentje.

Interieur

Bewaarde vloer in natuursteen. Schip (met hoogte van 18 meter) en zijbeuken met houten spitsboogoverwelving met trekankers; in de koren worden de gewelfribben opgevangen door schalken. Ter hoogte van het schip steunen de spitsboogvormige scheibogen op 19de-eeuwse arduinen zuilen met achthoekige basementen en Korinthische kapitelen. Quasi volledig witgeschilderd interieur, op het hoofdkoor na: onderaan neogotische beschildering van de wanden (origineel ?), de slanke pijlers en de houten overwelving. Sobere transeptarmen en schip voorzien van witte glas-in-loodramen. De glasramen in het hoogkoor, die Heilige Eugenius, Heilige Henricus, Heilige Hart, Heilige Jacobus en Heilige Sophia voorstellen, zijn onder meer geschonken door Eugène van Outryve d'Ydewalle (1900), door burgemeester Emannuel d'Ydewalle (1900), de familie Pecsteen (anno 1921) en "IN MEMORIAM MARIA SOPHIA ANDRIES EX RUDDERVOORDE UXORIS DR. LEONIS RAES EX OEDELEM IN RUDDERVOORDE/ 21-7-1914 R.I.P.". De glasramen in het rechterkoor, met onder meer de volgende opschriften "C. ANNYS - J. DESMET/ BRUGGE 1921", "CAM. ANNYS - JOS. DESMET IN 1921 HERSTELD BRUGGE" en "DD SERRUYS PASTOR AN 1886", stellen de Heilige Carolus, Heilige Eligius, Heilige Lodewijk en Heilige Fredericus voor. In het linkerkoor (Onze-Lieve-Vrouwekoor) met onder meer de opschriften "CAM. ANNYS JOS. DESMET/ IN 1921 HERSTELD BRUGGE" en "CAM. ANNYS JOS. DESMET/ 1902", beelden de Heilige Johannes Evangelist, Heilige Antonius van Padua, Onze-Lieve-Vrouw Moeder Gods en Heilige Jozef af.
Grafsteen van 1670 van pastoor de Hurpy voor het Onze-Lieve-Vrouwaltaar. Koperen grafplaat uit 1783 met het wapenschild van burggraaf de Nieulant en zestien kwartieren, geslagen door koperslager C. J. Bifschof uit Brussel, en koperen grafplaat uit 1832 van Renerius Jacobus van Nieuwerburgh. Obiit van d'Udekem d'Acoz van 1920. Tochtportaal met glas-in-loodramen.
Nieuw glasraam in de zijkapel aan de zuidzijde van het toegangsportaal met opschrift "KREATIE EN REALISATIE P. MAJEURUS/ MEESTER GLAZENIER/ BRUSSEL/ 1994". Dit glasraam van Pierre Majèrus draagt de naam "Christus voert het Godsvolk" en is geschonken door baron Jacques Pecsteen.

Mobilair

Het hoogaltaar is toegewijd aan de Heilige Eligius, versierd met een centrale calvarieberggroep met links de Heilige Cecilia en Heilige Eligius en rechts de Heilige Sebastiaan en Heilige Barbara. De mijters in de onderbouw verwijzen naar de Heilige Eligius als bisschop van Noyon en Doornik.
Zijaltaar toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw met in het midden een calvariegroep. Gepolychromeerd neogotisch houten retabelaltaar voor de Heilige Eligius uit de 19de eeuw met reliëfs in de nissen met in het midden met Heilige Eligius gezeten op zijn troon met links zijn mijtering en rechts zijn sterfbed.
Houten altaar in de huidige doopkapel afkomstig uit de kloosterkapel met retabel met geschilderde beelden van de Heilige Donatianus, Onze-Lieve-Vrouw van de 7 smarten, Heilige Anna, Heilige Antonius en Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand.
Zwart marmeren doopvont uit 1914 met koperen deksel met beeltenis van aartsengel Michael, geschonken door pastoor Michael Jackson en vervaardigd door J. Lelan uit Kortrijk. Achthoekige kuip met medaillons en vier evangelisten. Opgehangen met gietijzeren constructie en afgesloten met gietijzeren hekwerk.

Eikenhouten biechtstoel in Lodewijk XVI-stijl daterend uit 1780 vooraan rechts in de kerk met bovenaan het Oog Gods in wolken- en stralenkrans. 19de-eeuwse eikenhouten neogotische biechtstoelen, waarvan zeker één aangekocht in 1912, met de voorstelling van twee mannelijke heiligen en met beelden van de Heilige Nepomucenus. Verkoop van de 19de-eeuwse eikenhouten neogotische preekstoel aan de kerk van Geluwe en vervanging door de huidige preekstoel uit 1912 vervaardigd door beeldhouwer Lelan uit Kortrijk. Voorstelling op de kuip van Christus Zaligmaker, Jezus ondervraagt de schriftgeleerden en de prediking van Jezus. Op de hoeken staan de vier Evangelisten en in de nissen van de sokkel de vier Westerse kerkvaders (Heilige Gregorius, Heilige Ambrosius, Heilige Augustinus en Heilige Hiëronymus).
Dienstaltaar en twee lezenaars op het podium samengesteld uit de vroegere eikenhouten communiebank, met voorstellingen van zinnebeelden van het Heilige Sacrament, meer bepaald de werktuigen van het lijden van Christus. Neogotisch koorgestoelte en koormeesterstoelen.
Neogotisch gepolychromeerd houten triomfkruis of calvarieberg uit de 19de eeuw boven het altaar, aangekocht in 1913: vervaardigd uit pitch pine met gepolychromeerde beelden op arduinen consoles.

Piëtagroep, aangekocht in 1913, op een eikenhouten blok en met bovenliggend houten kruis, geplaatst in kapel ten zuiden van westportaal en afgesloten met een gietijzeren hekken. Daarvoor de beelden van de Heilige Franciscus en Heilige Livinus. De kerk bevat wit beschilderde 19de-eeuwse houten beelden van de Heilige Eligius bisschop, Heilige Franciscus van Assisi en Heilige Antonius abt. Aan de pilaren in de middenbeuk de gipsen beelden van de Heilige Anna, Heilige Godelieve, Heilige Antonius van Padua, Heilige Barbara, Heilige Antonius abt en het calvariekruis. Daarnaast nog twee gipsen beelden van het Heilige Hart en Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans. Houten beelden aan de zijkant bij het orgel van de Heilige Jozef, Onze-Lieve-Vrouw in stralenkrans en Heilige Franciscus. Doksaal met houten balustrade en daarboven kruis.

Achteraan de kerk: wijzerplaat van een torenuurwerk en marmeren plaat van kanunnik Andries (1796-1886), afkomstig uit zijn geboortehuis. Neogotische ommegang of kruisweg in de zijbeuken verkregen in 1926 door schenking van parochianen.

In 1977 wordt het orgel van het doksaal gehaald en verplaatst naar de linkerbeuk. Een deel van het oude orgel, gebouwd door H. Sloomackers en Frères uit Brussel in 1899, wordt gebruikt en aangepast in het nieuwe orgel door de firma Loncke uit Zarren. In het jubeljaar 1950 worden drie nieuwe klokken, gegoten door ir. Michiels uit Doornik, opgehangen: Audomarus, Maria en Eligius.
Het Sint-Annaklokje uit 1882, afkomstig uit het vieringtorentje, wordt in het koor geplaatst in een draagstoel vervaardigd in 1982 door André Delafontaine.

Koperen reliekhouder van de Heilige Eligius in de vorm van een hamer geschonken in 1672, zilveren stralenmonstrans door Andreas Petyt uit Brugge vermoedelijk geschonken in 1751 door P. G. Rousseaux, zilveren neogotisch chrismathorium uit de 19de eeuw en zilveren 19de-eeuwse ciborie.

  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, Archiefnummer W/01153.
  • DEXIA-Archief, prentkaartencollectie, Brussel.
  • Provinciale Bibliotheek Tolhuis Brugge: Ruddervoorde, Iconografie.
  • BOULJON B., Oostkamp, Hertsberge, Ruddervoorde en Waardamme in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1981, nummer 12-15, 26-27.
  • BOULJON B., Het Oostkamp, Ruddervoorde, Hertsberge en Waardamme van toen, Brugge, 1984, p. 135-136.
  • DE FLOU K., Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, deel XIII, Brugge, 1932, kolom 954-961.
  • FAUCONNIER T., ROOSE P., Het historisch orgel in Vlaanderen, deel IVa, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissementen Brugge en Oostende, Brussel, 1986, p. 399-403.
  • GODDEERIS J., DETAILLEUR W., De neogotiek in West-Vlaanderen. Religie en architectuur, Ieper, Westvlaamse Gidsenkring, 2001, p. 27-28.
  • GOETHALS L., Ruddervoorde vroeger en nu, Roeselare, 1980, p. 12.
  • MEIER-ROOSE B., VERSCHAEGEN H., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, Provincie West-Vlaanderen, Kanton Torhout, Brussel, 1996, p. 26-27.
  • PLASSCHAERT D., Onze buurparochie St.-Eligius te Ruddervoorde, in Kerk en Leven, nummer 23, 4 juni 2003.
  • S.N., Le Baron Bethune, Fondateur des écoles Saint-Luc, Rijsel-Brugge, 1906, p. 382.
  • S.N., Ruddervoorde, het Houtland op zijn best, in Curiosa, jaargang 34, nummer 331, 1996, p. 24-25.
  • S.N., St.-Eligiuskerk Ruddervoorde. Kerk van de maand, Ruddervoorde, 1995, p. 1-48.
  • VANDEWALLE A., De pastoors van de parochie Sint-Eligius te Ruddervoorde van 1832 tot 1935, Ruddervoorde, 1995, p. 35.

Bron: VANWALLEGHEM A. met medewerking van CREYF S. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oostkamp, Deel I: Deelgemeente Oostkamp, Deel II: Deelgemeenten Hertsberge, Ruddervoorde en Waardamme, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL30, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Eligiuskerk [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/88214 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.