erfgoedobject

Hoeve Het Oosthof

bouwkundig element
ID
88786
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/88786

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve Het Oosthof
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Hoeve Het Oosthof
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

"Het Oosthof" van Snellegem is één van de oudste en meest tot de verbeelding sprekende hoeves in de streek. De ligging naast de Sint-Eligiuskerk, het indrukwekkende boerenhuis, de toegangspoort en de omgrachting, getuigen van het belang van de site in de ontstaansgeschiedenis van Snellegem. De hoeve wordt in de literatuur ook het "Ridderhof" of "De Zeventorre" genoemd. Haar meest bekende naam "Het Oosthof" is te verklaren door haar ligging ten opzichte van de historische tegenhanger "Het Westhof", een middeleeuwse hoevesite die eeuwenlang dezelfde adellijke eigenaars had als het Oosthof en wellicht vanuit dit domein is ontstaan. Het woonhuis, de stallingen, de toegangspoort en de walgrachten van "Het Oosthof" werden beschermd als monument bij K.B. van 21 september 1962.

Historiek

Snellegem vormde tijdens de vroege middeleeuwen het centrum van een uitgestrekt landbouwdomein, dat in oorsprong terugging tot een Merovingisch kroondomein: de fiscus Snellegem. "Het Oosthof" was de centrale hoeve van de fiscus Snellegem, wellicht de oudste kern van het koninklijke domein uit de Merovingische periode. Toen Dagobert (629-639) de missionering in de hand werkte, kwamen Sint Elooi en zijn volgelingen naar Snellegem en lieten er wellicht een kerkje bouwen, in de nabijheid van deze centrale hoeve waar de belastingen werden geïnd. Snellegem kwam onder Boudewijn I, stichter van het Graafschap Vlaanderen, in het bezit van de graaf. In 941 schonk Graaf Arnulf I de helft van zijn domein Snellegem aan de Sint-Pietersabdij in Gent. Deze abdij kreeg onmiddellijk de herenhoeve in volle eigendom, terwijl de graaf het vruchtgebruik van wat er nog overbleef van de halve fiscus (de oostelijke) voor zich behield tot aan zijn dood. Rond 953 ruilde de graaf de kerk van Afsnee en gronden in de buurt van Gent, om de helft van de kerk van Snellegem en de centrale herenwoning opnieuw in zijn bezit te krijgen.

In de 10de eeuw woonde een zekere Fulpertus op het Oosthof, hij was er de toeziener, de meier of major. Pas meer dan twee en een halve eeuw later zijn opnieuw bewoners bekend: Gerardus I, de Ridder van Rode, deel uitmakend van het hof van de Graaf. De heren van Rode, afkomstig uit het land van Rode, waren bekende Vlaamse ridders, die belangrijke taken voor de Vlaamse graven en de koning van Engeland hadden vervuld. Volgens Noterdaeme zou Jacob van Maerlant als klerk in dienst geweest zijn bij deze heren van Rode. Na hen kwamen de Heren van Snellegem (1280-1320) waarover weinig gekend is. Door een aankoop werden de Heren van Meetkerke de bezitters van het Oosthof, onder wie rechtsgeleerde en politicus Adolf van Meetkerke. In de tweede helft van de 14de eeuw bouwde ridder Rogier van Meetkerke er een kasteel. Het werd in 1489 belegerd, en grotendeels vernield. Het werd heropgebouwd, en heette toen een tijdlang "Het Nieuwhof". Volgens de literatuur zou de huidige bakstenen gotische toegangspoort van deze heropbouwfase uit de late 15de eeuw dateren.

In 1560 kocht Jonkheer Jan de Baenst het Oosthof en het Westhof. In 1560 wordt het Oosthof als volgt beschreven in archiefstukken: "het leen genaamd het Oosthof te Snelleghem, omvattende het kasteel, de burgwallen en walgrachten 80 gemeten land". Op de kaart die Pieter Pourbus van het Brugse Vrije schilderde in 1571 zien we het Oosthof als een groot bakstenen kasteel weergegeven. In 1575 kwam het Oosthof door erfenis in handen van Karel van Ghistel, heer van Proven. Zijn zoon verkocht de eigendommen aan Karel Bremers. De familie verkocht de heerlijkheid in 1663 aan Jan Georges Preston. In 1679 werd het opnieuw verkocht aan Karel le Gillon, raadspensionaris van de stad Brugge. Op het einde van de 17de eeuw leed het Oosthof zwaar onder de plunderingen van de Franse en Spaanse troepen, die om beurten de streek bezetten. Het kasteel van het Oosthof brandde daarbij volledig af. Volgens de literatuur zou de hoogkamer van het boerenhuis, met kelder met graatgewelven en opkamer met gotische schouw, deze brand hebben overleefd en dateren uit de 16de of 17de eeuw. Eind 17de eeuw bestaat het Oosthof enkel nog uit een grote pachthoeve, net als het Westhof. Een kopie van een kaart uit 1683 geeft de toestand van het Oost- en het Westhof weer. De gebouwen van het Westhof zijn verdwenen; enkel de 8-vormige omgrachting is bewaard. Van het Oosthof zien we de eveneens 8-vormige omwalling, met de hoevegebouwen in de opstelling zoals we ze nu nog kennen, en met een opmerkelijk opperhof waar het verdwenen kasteel wordt gesuggereerd.

Gedurende de 18de eeuw bleven het Oosthof en het Westhof eigendom van de familie le Gillon. Op de kaart van Ferraris (1771-1778) wordt het Oosthof weergegeven als een grote hoeve op een omwald erf met boomgaard. Het bevat dezelfde bakstenen gebouwen als op de kaart uit de 17de eeuw. Door een huwelijk kwam het circa 1800 in handen van Anselmus van Caloen, een adellijk geslacht dat in Varsenare resideerde en daar eveneens tot in de 20ste eeuw veel onroerend goed bezat. Een kadasterkaart uit 1808-1810 geeft een ongewijzigde situatie weer tegenover de 17de- en 18de-eeuwse situatie. In 1885 wordt ten zuiden van het erf een landgebouw opgetrokken. In 1924 werd het Oosthof openbaar verkocht aan Gaston Martens, die de gronden verkavelde en doorverkocht. Het woonhuis, de stallingen, de toegangspoort en de walgrachten van "Het Oosthof" werden beschermd als monument bij K.B. van 21 september 1962. In de jaren 1980 wordt het Oosthof herbestemd tot restaurant en gerestaureerd.

Beschrijving

Monumentale historische hoeve met losse bakstenen bestanddelen, gelegen op een groot erf dat deels verhard is. Het oorspronkelijk volledig omgrachte erf bewaart enkel aan de westelijke zijde een deel van de walgracht, voor het woonhuis. De opstelling van de historische gebouwen, namelijk poort, boerenhuis met aansluitende stallen, en schuur met stallen, bleef ongewijzigd sinds de 17de eeuw. Het boerenhuis en de toegangspoort zijn nog ouder en gaan terug tot de 15de of 16de eeuw. Het oorspronkelijke deels onverharde erf met gekasseide stoepen, werd bij de herbestemming tot restaurant volledig verhard met betontegels.

Gelegen in de zuidwesthoek van het erf, domineert de indrukwekkende gotische toegangspoort het straatbeeld, vermoedelijk daterend van het einde van de 15de eeuw. Het betreft een witgekalkte verankerde bakstenen muurconstructie bekroond met zeven kantelen met hardstenen dekplaten, zie "De Zeventorre" als naam van de hoeve. Aan erfzijde is de constructie door drie hoge bakstenen steunberen gestut, verjongend en versneden; aan straatzijde heeft de muur twee lage vleugelstukken. De brede muur is doorbroken door twee spitsbogige poortdoorgangen met afgeschuinde dagkanten en hoekkettingen. De kleinere, rechter poort is afgesloten door een houten rechthoekige poort aan erfzijde. Boven deze poort, aan straatzijde, een beeldnis, oorspronkelijk rondbogig, nu rechthoekig. Boven de grootste poort is de muur aan erfzijde met een geprofileerde lijst afgewerkt. Aan noordzijde scheidt een haakse muur de ruimte tussen de poort en het huis af. De muur is door drie schietgaten doorbroken, gericht op de walgracht, en was tot voor de verbouwingen in de jaren 1980, bekroond met kapitelen; nu ezelsrug.

In de noordwesthoek van het perceel, het witgekalkte bakstenen volume van boerenhuis met ten zuiden aansluitende stal. Aan oost- en zuidzijde staat dit langgestrekte volume in een walgracht. Het boerenhuis is in kern 16de-eeuws, en bestaat uit een opkamer van twee traveeën en een laaghuis van drie traveeën, gevat onder twee pannen zadeldaken met aandaken. Haaks op de opkamertraveeën sluit aan erfzijde een laag keukenvolume aan.

Boerenhuis met rood bakstenen zijpuntgevels; het betreft tuitgevels met schouderstukken en, wat betreft de zijgevels van de opkamer, ook met muurvlechtingen. De lijstgevels aan straat- en erfzijde zijn witgekalkt op gepekte plint. De straatgevel is geopend met rechthoekige vensteropeningen met hardstenen onderdorpels. Een hardstenen mozegat zit onder het rechtervenster van de opkamer. Vernieuwd schrijnwerk naar oud model, met kleine roedeverdeling. Aan erfgevel heeft het boerenhuis een bakstenen dakkapel met tuitgevel met schouderstukken. Vergelijking met oud fotomateriaal toont aan dat aan de muuropeningen in de erfgevel een aantal wijzigingen ondergingen in de 20ste eeuw. De foto die in de publicatie van Trefois uit 1918 opgenomen is, laat een erfgevel zien bestaande uit een laaghuis met lage segmentboogdeur links en een beluikt getoogd venster rechts; door de aanbouw van een laag keukenvolume zijn de openingen in de opkamer niet zichtbaar. Fotomateriaal van het KIK uit 1953 geeft een wijziging weer: de deur werd naar rechts verschoven, links daarvan is een rechthoekig beluikt venster gemaakt. Rechts van de deur, in de hoek met de haaks geplaatste keuken, is een beglaasde veranda geplaatst. Deze veranda werd bij de renovatie vervangen door een grotere aanbouw die ook de deuropening mee inpalmt. De lage, haakse keuken heeft aan oostzijde een tuitgevel in bruine baksteen. De witte erfgevel is doorbroken met een rechthoekig beluikt venster; de lage rondboogdeur is niet meer zichtbaar door de aanbouw.

Het interieur van het boerenhuis bewaart een prachtige opkamer met eind-15de-eeuwse gotische schouw, voorzien van zeer fijn uitgewerkte natuurstenen hoofdjes van een man en een vrouw. De grote, hoge kelder die onder de opkamer is bewaard, vertoont een zeer mooi graatgewelf met centrale vierkante pijler met eenvoudig kapiteel, dat 17de-eeuws aandoet.

Ten zuiden bij het boerenhuis aansluitend, een stalvolume van vijf traveeën onder een pannen half schilddak met aan erfzijde een klimmend dakvenster. De witgekalkte, verankerde bakstenen stal is aan beide langsgevels door steunberen gestut. Aan straatzijde zijn drie kleine segmentbogige stalvensters voorzien. Aan erfgevel zijn er drie gelijkaardige vensters en twee getoogde staldeuren. De stal is herbestemd als gelagzaal van het restaurant en bewaarde daardoor geen interieurelementen.

Ten noorden van het erf, een haaks op het boerenhuis geplaatst, langgestrekt volume van schuur en stallen, in kern 17de-eeuws. Ten oosten, grote dubbele dwarsschuur met geïncorporeerde stallen in rode baksteenbouw onder pannen zadeldaken. Ten westen een puntgevel met aandak en muurvlechtingen, ten oosten een puntgevel met rode en gele baksteenlagen, die wijzen op verbouwingen; drie luchtgleuven. De schuurpoorten aan erfzijde reiken tot onder de daklijst. Verder, moderne rechthoekige vensteropeningen.

Ten westen bij de schuur aansluitend, stalvolume onder pannen zadeldak met oorspronkelijk twee klimmende dakvensters. Het volume bestaat uit een bakstenen basis waarop een houten beplanking rust. De staldeuren werden vernieuwd.

Ten zuiden van het erf, een in 1885 toegevoegd volume op vierkant grondplan, gevat onder een geknikt zadeldak. De topgevels zijn deels beplankt. Wellicht betreft het een oorspronkelijk wagenhuis, nu verbouwd.

  • Rijksarchief Brugge, Kaarten Mestdagh, nummer 1583, Figuratieve Kaart van twee lenen "'t Oosthof" en "'t Westhof" genoemd, eigendom van Charles Le Gillon, heere van Snellegem kopie van een kaart uit 1683 van Jan Sappaert, 1780.
  • Rijksarchief Brugge, Verzameling Kaarten en Plannen, nummer 1621, kadasterkaart Snellegem, 1808-1810.
  • Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen, Onroerend Erfgoed, Levend archief, dossier DW000235.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207: Mutatieschetsen, Snellegem, 1886/27, 1983/12, 1988/14.
  • CORNILLY J., Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel III, Brugge, 2005, p. 110-111.
  • DESMEDT M., Van Maerlant en E.H.J. Noterdaeme, in Snellinghem, jaargang 1, nummer 1, 1988, p. 1-2.
  • DESMEDT M., De Oostmoerstraat buiten Watering, in Snellinghem, jaargang 8, nummer 3, 1995, p. 836.
  • DESMEDT M., Ook heren konden failliet gaan. Of hoe het Oosthof in een negatieve belangstelling kwam, in Snellinghem, jaargang 10, nummer 2, 1997, p. 1041-1042.
  • DESMEDT M. en VAN DE CASTEELE K., Wonen in toen, in Jabbeke Extra-Info, maart 2003, p. 6.
  • DEVLIEGHER L., Bauernhöfe in West-Flandern, in Hausbau in Belgien, Marburg, 1998, p. 184.
  • GOEDSEELS V. en VANHAUTE L., Hoeven op land gebouwd. Een verhaal van boerderijen, landschappen en mensen, Leuven/Tielt, 1978, p. 61-67.
  • LAMBREGTS J.-C., De eigenaars van het Oost- en Westhof te Snellegem, in Snellinghem, jaargang 17, 2004, p. 1767-1772.
  • NOTERDAEME J., Jacob Van Maerlant klerk van de heren van Roden te Snellegem, in Handelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, LXXXVIII, 1951, p. 5-25.
  • NOTERDAEME J., Het Oosthof te Snellegem, in Handelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, nieuwe reeks, X, 1956, p. 49-113.
  • RONSE A. en RAISON T., Fermes, types et constructions rurales en West-Flandre, Brugge, 1918, p. 15, 46.
  • VALCKE L., De landelijke gemeente 1944-1976. Vragenlijst voor een inventaris, Brugge, 1977.

Bron: HOOFT E. met medewerking van BOONE B., CALLAERT G., DE BODT V. & SANTY P. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Jabbeke, Deelgemeenten Snellegem, Stalhille, Varsenare en Zerkegem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL35, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve Het Oosthof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/88786 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.