is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Paulus
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Paulus
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Pauluskerk
Deze vaststelling was geldig van tot
De Sint-Pauluskerk vormt het centrum van de nieuwe Sint-Paulusparochie welke aan de rand van Gent werd opgericht in 1902. De bijzondere kerk opgetrokken in 1930 naar ontwerp van architect Valcke in de voor die periode ongebruikelijke neoromaanse stijl. Het interieur (biechtstoelen, hekkens in kunstsmeedwerk, altaren, communiebank, godslampen, tabernakels, Mariabeeld in de Mariakapel, …) bestaat uit een mengvorm van neoromaanse stijl , Byzantijnse stijl, art deco en symbolisme en kwam volledig tot stand in de periode 1930-1936. De glasramen werden allen geleverd door het gerenommeerde atelier Ganton-Defoin.
Het Sint-Pietersdorp, waartoe de gebieden van de huidige Sint-Paulusparochie behoren, was eigendom van de Abdij van Sint-Pieters. Tot 1795 bleef het een zelfstandige entiteit. Men sprak van "Sente Pieters nevens Gend". De Ketelvest en Ketelpoort waren de grens tussen het dorp en de Stad. Als gevolg van de Franse overheersing werd het dorp in 1795 bij de stad gevoegd.
Vanaf het midden van de 19de eeuw barst Gent uit zijn voegen. Nieuwe wijken zijn nodig en het land buiten de eeuwenoude stadsgrenzen wordt aangesneden. Als gevolg van deze ontwikkeling scheuren zich drie parochies af: proosdij Sint-Pieters-Buiten (1856), Sint-Coleta (1894) en Sint-Paulus (1902). De Sint-Paulusparochie bedient de nieuwe exclusieve stationsbuurt welke ontstond langs de Kortrijkse Steenweg, het Citadelpark en het Sint-Pietersstation.
De vroegste plannen voor een kerk in deze wijk dateren reeds van 1899. Pas na de oprichting van de parochie werd er echter beslist tot het optrekken van een houten noodkerk. Mgr. Stillemans gaf zijn goedkeuring reeds in 1903 maar pas in 1904 werd een geschikt terrein gevonden. Architect Valcke mag de kerk ontwerpen. Op 19 maart 1905 werd de noodkerk ingewijd.
Op hetzelfde ogenblik wordt het dossier opgestart voor de bouw van een stenen kerk. Architect Valcke mag ook deze ontwerpen. Reeds in 1906 zijn er plannen voor de stenen kerk. De Eerste Wereldoorlog komt echter roet in het eten gooien. In 1914 komen de reeds ver gevorderde plannen en de zoektocht naar een locatie bruusk aan hun einde.
In november 1927 blijken de "Dames van het Christelijk Onderwijs" bereid een terrein af te staan voor de oprichting van een kerk. Het terrein lag naast hun school en tuin. Architect Valcke begint meteen aan een nieuw ontwerp dat echter door de provincie afgekeurd wordt. Men raadt zelfs af om een bestek te laten opmaken. Het ontwerp diende op vraag van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen aangepast te worden: voorste pijlers van de toren verzwaren, muren verzwaren, één verdiep van de toren weglaten, een steviger indruk geven aan het gebouw. De Koninklijke Commissie geeft op 28 januari 1930 zijn goedkeuring aan het ontwerpen van een parochiekerk in neoromaanse stijl.
Op 1 april 1930 wordt aan de bouw begonnen. De aannemer was Florimond Bruxelman uit Ledeberg. Op 29 juni 1930 legt Mgr. Coppieters officieel de eerste steen.
Eind 1930 worden er adviezen ingewonnen voor de plaatsing van glasramen, meubilair en elektriciteit. Pas in 1932 schijnt men tevreden te zijn met zowel het meubilair als de glasramen ook al werden de kanttekeningen van de KCML over het meubilair bij de uitvoering niet gevolgd. In 1935 worden door de heer L. Speiser, leraar aan de Sint-Lucasschool, ontwerpen opgemaakt voor een preekstoel. Nog hetzelfde jaar ontvangt de kerkraad de goedkeuring om de bestelling te plaatsen. Het daaropvolgende jaar tot slot wordt een nieuwe reeks van glasramen geplaatst in de kruisbeuk. De ramen werden echter geplaatst zonder de voorafgaandelijke goedkeuring van de Koninklijke Commissie van Monumenten en Landschappen. Zij zijn uitermate teleurgesteld in de minderwaardige kwaliteit van glasramen, het atelier Ganton-Defoin onwaardig. De Koninklijke Commissie protesteert als gevolg hiervan bij Mgr. Coppieters, Bisschop van Gent.
De kerk is van het basilicale type en telt drie beuken met evenveel apsiden en een slechts beperkt uitspringend transept. Achteraan in de kerk zijn er twee kleine halfronde kapellen: de grafkapel en de doopkapel. Tussen de toren en de grafkapel geeft een spiltrap toegang tot het doksaal, de toren en de zolder. Aansluitend aan de rechterkant van de kerk bevindt zich de sacristie. De kerk is naar verhouding, afwerking, volumespel en decoratie neoromaans. Het gebouw geeft de indruk volledig uit Gobertangesteen opgetrokken te zijn doch de kern is uit baksteen en het interieur volledig gecementeerd. Het cement werd in vlakken ter grootte van een steen aangebracht. De zo ontstane voegen werden vervolgens opgevoegd. De gebruikte kolommen bestaan uit Laryssteen. De daken zijn uitgevoerd in Franse rode gebakken pannen. Opvallend en vernieuwend is de uitspringende klokkentoren. Deze wordt gekenmerkt door een opengewerkte gelijkvloerse verdieping zodat auto's onder de toren konden stoppen om gelovigen droog de kerk te laten betreden.
De dakconstructie werd opgetrokken uit betonnen spanten. Het is een techniek die reeds goed bekend was doch voor kerken beperkt werd toegepast. Men gebruikte spanten die gebaseerd waren op de traditionele houten spanten.
De kerk werd zeer sober ingericht in neoromaanse / Byzantijnse stijl. Door de strakke vormgeving sluit de interieuraankleding dicht aan bij de art deco en het symbolisme. De vloeren werden gerecupereerd uit het afgebroken Sint-Pietershospitaal van Brussel. De glasramen behoorden tot het oorspronkelijke concept van de kerk. De ramen in het schip dienden helder te zijn zodat licht overvloedig de kerk kan binnenstromen. De ramen in zijbeuken, absiden, transept en kapellen zijn allen gevuld met gebrandschilderd glas. Het glas werd vervaardigd in het atelier van Camille Ganton-Defoin.
De kerk telt maar liefst 35 glasramen uit hetzelfde atelier. Vanaf 1994 werden ze gerestaureerd door Mestdagh.
De glasramen zijn van onschatbare waarde ook al kon de Koninklijke Commissie ze oorspronkelijk niet waarderen. Men was van oordeel dat de ramen te snel vervaardigd werden en verweten de opdrachtgevers dat ze niet op hun advies gewacht hadden om de ramen reeds te laten vervaardigen en te plaatsen.
In de apsiden werden drie altaren geplaatst. Alle altaren werden opgetrokken uit rode gevlamde marmer. Voeten en kapitelen werden vervaardigd uit koper. Het linkerzijaltaar doet dienst als tabernakel terwijl het rechtse toegewijd is aan Onze Lieve Vrouw. De altaren komen uit het atelier De Jaiffe. Het sacramentsaltaar werd voorzien van een koperen tabernakel met een calvarie. Boven het deurtje prijken twee duiven drinkend uit een fontein als symbool van de Levensbron. Op de deuren staan de vier evangelisten en de zijkanten werden voorzien van serafijnen. Het tabernakel werd vervaardigd omstreeks 1932 en kreeg een bij de art deco aansluitende neoromaanse stijl. De voet is voorzien van volgend opschrift: "Adora te devote latens deitas". Een ontwerper is spijtig genoeg niet bekend. Links en rechts van het tabernakel hangen twee koperen neo-Byzantijnse godslampen met drakenmotief en engelen.
De kapel van Onze-Lieve-Vrouw heeft een gelijkaardig altaar als de Heilige Sacramentskapel. Een witmarmeren Mariabeeld van zeer hoge kwaliteit bekroont het altaar. Het beeld is zeer sereen en rustgevend en sluit aan bij het symbolisme. Een maker is wederom niet bekend.
De witstenen communiebank is gedeeltelijk zichtbaar. Door de uitbreiding van het altaarpodium werd de bank bijna volledig aan het oog onttrokken. De communiebank bestaat uit een witstenen kader met gedrongen witmarmeren zuiltjes met koperen basementen en kapitelen. De witsteen wordt opgehoogd mat bladkoper en aan de zijkanten werden fraaie gestileerde engelen in geelkoper aangebracht. Het beeldhouwwerk is een geslaagde vermenging van art deco en symbolisme.
De vier stenen biechtstoelen werden ingewerkt in de muur. Ze zijn van het atelier Todt.
Het blankhouten koorgestoelte is zeer sober van aankleding. Ze zijn onversierd op een fries van bladeren na. De voorzijde werd met rondbogen geritmeerd. Een zelfde strenge afwerking vinden we terug bij de houten afwerking van de biechtstoelen. Wederom leidt de strakke neoromaanse vormgeving tot een gevoel van art deco. De stenen architectuur heeft dan weer zeer gestileerde neoromaanse vormen.
Bijzonder mooi zijn de smeedijzeren afsluitingen van de doop- en grafkapel. De vele cirkelbewegingen herinneren aan de neoromaanse kunst met zijn levensbomen. De stenen doopvont met metalen deksel en de wijwatervaten zijn dan weer een zuiver staaltje van art deco. Maker noch productiedatum zijn bekend. De sokkels van de beelden en metalen kandelaars hebben tevens een romaans geïnspireerde vormgeving.
De witstenen vierkante preekstoel werd tegen een kolom geplaatst. Hij is beperkt van hoogte. De versiering beperkt zich tot gestileerde afbeeldingen van de vier evangelisten en de tekst "Docete Omnes Gentes" en "Qui vos Audit Me Audit". Een streng uitgewerkte smeedijzeren leuning schermt de trap af. De spijlen kregen de vorm van planten.
De kruisweg is van de hand van R. De Cramer van Gent en dateert uit 1937. De vormgeving is zeer figuratief in vergelijking met de rest van de kerk.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO002221, Sint-Pauluskerk
Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Smidsestraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Paulus [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/88928 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.