Teksten van Tuinwijk De Vrije Woonst

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/100344

Tuinwijk De Vrije Woonst ()

Historiek

Tuinwijk in landelijke stijl gelegen aan de westzijde van de Tervuursesteenweg, samengesteld uit de Abeelstraat, Beukstraat, Eenheidstraat, Matigheidstraat, Poedermolenstraat, Reinheidstraat, Voorzorgstraat, Vorsenborgstraat en het Vrijewoonstplein. “De Vrije Woonst” die deze wijk tot stand bracht was een huurderscoöperatie, opgericht op 13 november 1922 op initiatief van het "Nationaal Syndicaat van de Spoorwegmannen", de voorloper van A.C.O.D.-Spoor. Tot de eerste ledenaandeelhouders behoorden een groot aantal zogenaamde “mannen van het Arsenaal”, de arbeiders van de nabijgelegen Centrale Werkplaats van de NMBS. Kenmerkend voor de gemeenschapszin onder de bewoners waren de voetbalploeg (tot 1940) en de vrijwillige brandweer. De nieuwe straten, circa 1930 door de stad aangelegd, kregen ideologisch geïnspireerde namen als Matigheid-, Reinheid-, Voorzorg- en Eenheidstraat, of verwezen zoals het Vrijewoonstplein naar de huurderscoöperatie. De namen Vorsenborg- en Poedermolenstraat zijn ontleend aan historische toponiemen, respectievelijk een lusthof van Coloma en een vroegere buskruitmolen.

De tuinwijk “De Vrije Woonst” die oorspronkelijk 252 eengezinswoningen telde, werd in 1922 ontworpen door de Brusselse architect Alfred Minner. Het project in sobere regionalistische stijl, behoort tot de belangrijkste realisaties uit zijn vroege oeuvre. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog was hij betrokken bij het wederopbouwproject van het Oeuvre Suisse Belge in deze streek. Later in de jaren 1920 maakte de architect naam met grootschalige gebouwencomplexen voor onderwijs en gezondheidszorg in een gematigde art-decostijl, zoals de Rijksnormaalschool (huidig Lyceum Martha Somers) in de Chrysantenstraat te Laken en het sanatorium “Imelda” van de Duffelse norbertinessen in Bonheiden. Vanaf de jaren 1930 tot op hoge leeftijd was Minner actief als restauratie-architect in het Mechelse. Gelijktijdig ontstaan met de “Le Logis-Floréal” in Watermaal-Bosvoorde en “Kapelleveld” in Sint-Lambrechts-Woluwe, behoort “De Vrije Woonst” tot de vroege toepassingen van het tuinwijkprincipe in België.

Stedenbouwkundige aanleg en architectuur

De woonwijk vormt een geheel van gegroepeerde eengezinswoningen met omhaagde voortuinen, gelegen aan brede, volgens een onregelmatig patroon aangelegde straten en pleinen. Het aanlegplan beantwoordt aan een pittoreske aanleg naar Engels model, die de eerste Belgische tuinwijken kenmerkte. Ondanks een duidelijk assenstelsel worden orthogonale perspectieven vermeden, ten voordele van diagonale en geknikte tracés. Zo ontstaan levendige perspectieven, nog versterkt door de gevarieerde inplanting en samenstelling van de woninggroepen. De Beukstraat vormt de hoofdas, loodrecht op de Tervuursesteenweg, met een pleinvormige verbreding ter hoogte van de kruising met de Poedermolenstraat en de Reinheidstraat. Het dubbele plantsoen op dit ruitvormige pleintje is beplant met twee groepen bomen, oorspronkelijk 22 in totaal, verwijzend naar het stichtingsjaar 1922. Vanaf hier leidt een diagonaalas naar het rechthoekige Vrijewoonstplein, waar het ‘bureel’ van de huurderscoöperatie gevestigd is; een doorgang onder de huizenrij verbindt dit laatste met de Abeelstraat. Speelpleintjes en landbouwgrond die in het oorspronkelijke plan voorzien waren, werden aan de bestaande tuinen toegevoegd.

De bebouwing bestaat uit symmetrisch uitgewerkte groepen met kleine varianten, samengesteld uit in spiegelbeeld gekoppelde enkelhuizen onder doorlopend pannen zadeldak met zijschilden. Daarbij tellen de woninggroepen twee, vier, zes, acht tot tien eenheden, afgewerkt door hoekhuizen met een zijportaal. De eenvoudige plattegrond van de rijwoningen, die twee traveeën en twee bouwlagen omvatten, bestaat per laag uit een voor- en een achterplaats, geflankeerd door de inkom en het trappenhuis. De bakstenen lijstgevels kenmerken zich door kleine reliëfversieringen, en worden op regelmatige afstanden verhoogd tot puntgevels met oculus. De grote en kleine rechthoekige muuropeningen, waren oorspronkelijk voorzien van luiken. In de loop der jaren werden tal van kleine verbouwingen en renovaties uitgevoerd, met vervanging van het schrijnwerk, evenwel zonder het uniforme karakter van de wijk al te zeer te verstoren.

  • KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. 1995: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Mechelen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n2, Brussel - Turnhout.
  • NOBELS, E. & SEYMONS, L. 2007: Vrije Woonstplein 7, “De Vrije Woonst”, in Wonen in Mechelen (brochure Open Monumentendag Mechelen).

Auteurs:  Plomteux, Greet; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Braeken J. 2012: Tuinwijk De Vrije Woonst [online], https://id.erfgoed.net/teksten/143375 (geraadpleegd op ).


Tuinwij De Vrije Woonst ()

Tussen Tervuursesteenweg (in het oosten) en Abeelstraat (in het zuiden) gelegen tuinwijk in landelijke stijl van 1922 naar ontwerp van de Brusselse architect A. Minner. De Vrije Woonst die deze wijk tot stand bracht was een huurderscoöperatie, opgericht op 13 november 1922 op initiatief van het "Nationaal Syndicaat van de Spoorwegmannen", de voorloper van A.C.O.D.-Spoor.

De nieuwe straten, circa 1930 door de stad aangelegd, werden op historische grondslag Vorschenborg- en Poedermolenstraat genoemd of kregen ideologisch geïnspireerde namen als Vrijewoonstplein, Matigheid-, Reinheid-, Voorzorg- en Eenheidstraat.

Woonwijk van 252 gegroepeerde eengezinswoningen met omhaagde voortuinen, gelegen aan brede, volgens een onregelmatig patroon aangelegde straten en pleinen; een doorgang onder de huizen aan het Vrijewoonstplein verbindt dit laatste met de Abeelstraat. Symmetrisch uitgewerkte groepen met kleine varianten, samengesteld uit in spiegelbeeld gekoppelde enkelhuizen van twee traveeën en twee bouwlagen onder doorlopend pannen zadeldak met zijschilden. Bakstenen lijstgevels met kleine reliëfversieringen, op regelmatige afstanden verhoogd tot puntgevels met oculus. Grote en kleine rechthoekige muuropeningen, oorspronkelijk met luiken. In de loop der jaren werden kleine verbouwingen uitgevoerd.

  • Informatie verstrekt door P. Egels van Restauratie en Integratie Mechelen.

Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. 1995: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Mechelen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 1995: Tuinwijk De Vrije Woonst [online], https://id.erfgoed.net/teksten/100344 (geraadpleegd op ).