De als stadsgezicht beschermde Koraalplaats vormt binnen het tussen de Schijn en het Rivierenhof gelegen historische stegenpatroon van Deurne-Dorp zuidwaarts van de Turnhoutsebaan, het jongste tracé. De toegang tot de steeg wordt gekenmerkt door stenen huisjes met een minstens tot de vroege 19de eeuw opklimmende kern, in de jaren 1970 omgevormd tot Volksmuseum Turninum. Tussen de bescheiden arbeiderswoningen, die sterk variëren in bouwperiode en stijl, is nog één houten servitudewoning bewaard.
De benaming is met zekerheid vermeld vanaf 1910 en zou teruggaan op de Choralen van Antwerpen, die hier in 1544 in Deurne een hoeve en 5 bunder land verpachtten. De oudste kern van deze arbeiderssteeg gaat terug op de minstens tot 1809 of mogelijk het laatste kwart van de 18de eeuw (zie Ferraris) opklimmende nummers 1 tot 3, bereikbaar langs een smalle doorgang tussen de percelen Turnhoutsebaan 52 en 54. Tussen het eerste en tweede kwart van de 19de eeuw werd de dwarse reeks woonhuisjes ertegenaan gebouwd (nummers 4-6). Samen met het laat-19de- of vroeg-20ste-eeuwse vrijstaande volume van de wagensmidse (nummer 29), werd het geheel in 1971 herbestemd als 'Volksmuseum Turninum'. De huidige, diepe voortuin, kwam tot stand na de sloop van het nummer 54, de voormalige ouderlijke woonst van jeugdschrijver Leopold Vermeiren (1914-2005).
Als gevolg van de groeiende arbeidersklasse in Deurne tussen 1836 en 1885, die ook de bebouwing in de overige stegen van Deurne-Dorp stimuleerde, werden in de verdere loop van de 19de eeuw langs een smal wegtracé ook de achterliggende percelen bebouwd met soortgelijke arbeiderswoningen. In 1861 werd de steeg echter getroffen door de militaire erfdienstbaarheden non-aedificandi. Het verbod op bouwen van duurzame, stenen constructies werd opgelegd voor alle gronden die op minder dan 585 meter gelegen waren van de nieuwe Brialmontomwalling. De omwalling was bestemd als Nationaal Reduit, waar het Belgische leger en de regering zich bij oorlogsdreiging moesten kunnen terugtrekken. De omwalling werd uiteindelijk gesloopt in functie van de aanleg van de huidige R2. Hoewel bestaande constructies binnen de bouwvrije zone behouden mochten blijven, moesten ze in oorlogstijd snel gesloopt kunnen worden van zodra het Ministerie van Oorlog daartoe bevel gaf. Aanvankelijk werd het oprichten van nieuwe gebouwen op de servitutengronden verboden, maar vrij snel werden de voorschriften versoepeld en werd de bouw van houten woningen toegestaan.
Deze servitudewoningen ondergingen doorheen de 20ste eeuw veel aanpassingen, waardoor ze nog nauwelijks herkenbaar zijn in het straatbeeld. Vanaf de declassering van de omwalling in 1924 ging de verstening van de gevels gepaard met de toevoeging achteraan de woningen van bergplaatsen, strijkkamers, keukens of sanitaire ruimten in duurzame materialen. De bouwaanvragen uit die periode tonen de kenmerkende oorspronkelijke indeling van arbeiderswoningen met een toegang die rechtstreeks uitgeeft op een brede voorkamer, en een door een trap naar de zolder geflankeerde achterkamer.
De steeg is onderbroken door twee open plaatsen. Tussen de Turnhoutsebaan en het verharde plein bevindt zich het oudste, nagenoeg lineaire noord-zuid-georiënteerde tracé waarlangs de oudste bebouwing van de steeg gelegen is, namelijk de nummers 1 tot 6 en de deels heropgebouwde nummers 25 tot 28. De steeg die hier achteraan, meer westwaarts op aantakt, dateert van de tweede helft van de 19de eeuw, en geeft achteraan uit op een gemene onverharde grond waarop de voorgevels van de afwijkend zuidwaarts gerichte nummers 22 tot 24 en ook de nummers 17 tot 21 uitgeven. De kasseibestrating is in de steeg bijna integraal vernieuwd met klinkers of kasseien, en slechts fragmentarisch behouden in de achtersteeg.
De bebouwing bestaat uit rijen aaneensluitende, deels verankerde arbeiderswoningen van twee traveeën breed en één bouwlaag hoog onder met pannen gedekte zadeldaken, met een smalle toegangs- en brede venstertravee. De oudste, thans als museum herbestemde kern bestaat uit een langsvolume met nok evenwijdig aan de Turnhoutsebaan (nummers 1-3), en een voor 1834 toegevoegd dwarshuis (nummers 4-6), beide eertijds opgedeeld in minstens drie dagloners- of arbeiderswoningen. De wit geschilderde bakstenen en verankerde constructie van zes traveeën breed, heeft in de noordgevel in de vier oostelijke traveeën een gespiegelde indeling met smalle toegang en brede beluikte vensteropeningen onder blauwe hardstenen lateien, en in de westtravee twee aangepaste of later toegevoegde vensteropeningen onder houten lateien.
Het volgens de kadastrale bronnen in 1898 opgetrokken en parallel ingeplante volume van de smidse (nummer 29), eertijds behorend bij de gesloopte woning Turnhoutsebaan 54, heeft door lisenen verdeelde gevels en een opmerkelijke verdiepte toegang op de hoek onder metalen lateien. In de zijgevel bevinden zich twee beluikte openingen en aan zijde van de open koer typologisch kenmerkende openingen onder steekbogen en met gemetselde dorpels.
In functie van de herbestemming door het Volksmuseum Turninum van het huis op nummer 9 als museum voor de meesterschilder-decorateur, als huisvesting voor de nalatenschap van decorateur Pierre Péré, werd het in 1997 in samenwerking met de Confederatie van de Bouwnijverheid van de Meesterschilders van Antwerpen gerestaureerd.
De overige, in kern merendeels 19de-eeuwse arbeidershuisjes hebben voornamelijk pas in de tussenoorlogse periode versteende bakstenen of gepleisterde gevels met een gecementeerde, granito of blauwe hardstenen, veelal geschilderde plint. De bakstenen lijstgevels hebben bijna zonder uitzondering knipvoegen. Enkel het nummer 18 is verlevendigd met banden in gekleurde baksteen. Verschillende huisjes zijn recent (opnieuw) bepleisterd, de voorgevel van het nummer 23 naar oud model, maar de nummers 7-8, 9 en 14 hebben nog de oudere afwerking met schijnvoegen. Verschillende van deze huisjes zijn in de naoorlogse periode verhoogd met een bijkomende verdieping onder een plat dak (nummers 11, 12, 13), of voorzien van een brede dakkapel (nummers 14, 15, 16, 19, 20, 21). Typologisch afwijkend is het dubbelhuis nummer 7-8, een samenvoeging van twee oudere huisjes. Het nog bewaarde houten deur- en vensterschrijnwerk (guillotineramen), merendeels uit het interbellum daterend, is onder meer nog gaaf bewaard in de gevels van de nummers 9, 17, 18, en 25, deze laatste met rolluikkast gedecoreerd met lambrekijnen. Vroeger te dateren is het bewaarde schrijnwerk in de museumgebouwen, met in de smidse nog de metalen vensters.
Van de houten servitudewoningen, waarvan in de Stalins- en Grapheusstraat meerdere voorbeelden bewaard bleven, rest aan de Koraalplaats nog slechts het nummer 21. De bruin geschilderde planken zijn onderaan voorzien van een meer recent toegevoegde plint in gelijmde gevelsteen. Volledig heropgebouwd zijn de nummers 27 (1954) in een conventionele, late, naoorlogse art-decostijl, en het nummer 28 (1985).
In 2007 werden naar ontwerp van Meta Architectuurbureau BVBA achterin de steeg de nieuwbouw nummers 21A tot 21D opgetrokken, met gekoppelde, op de bestaande typologie van arbeidershuisjes geïnspireerde volumes.
Het pittoreske karakter van de Koraalplaats wordt versterkt door klein erfgoed. Tegen de boom in de voortuin van het museum is door de vzw Turninum het houten kapelletje van de afspanning 'Den Bosuil' geplaatst, ingevuld met een niet oorspronkelijk beeldje van Onze-Lieve-Vrouw, en tegen de zijgevel van het nummer 1-3 in een houten beglaasd kapelletje een geklede Sint-Anna met attributen (schietspoel, kantklosgereedschap) en kunstbloemen, volgens de bijhorende gedenkplaat ingewijd in 1985. Achterin de Koraalplaats, naast de toegangsweg van de dwars gesitueerde nummers 22 tot 24, staat in een bakstenen, gerestaureerde kapel met gecementeerde plint onder een met pannen gedekt zadeldak de blauwe hardstenen waterpomp met metalen tuit en hendel, en een houten groen geschilderde bekroning met paneelwerk.
Tegen de gevel van de binnenkoer van het Volksmuseum is een gedenkplaat geplaatst, afkomstig van de thans gesloopte Heldenstad te Deurne (Ter Rivierenlaan - Plankenbergstraat) waar aan iedere gevel de gedenkplaat voor één gesneuvelde hing. "JEAN VAN DEN BOSCH/ NÉ LE 5-9-1889/ SOLDAT 6E REGT ARTILLERIE 1E BAT/ TOMBÉ AU CHAMPS D' HONNEUR À NIEUWCAPELLE/ LE 21 JUILLET 1917."
Auteurs: Van Severen, Elke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van Severen E. 2018: Koraalplaats [online], https://id.erfgoed.net/teksten/281669 (geraadpleegd op ).
Koraalplaats beschermd als stadsgezicht. Nummers 1-2-3: opklimmend tot tweede helft 18de eeuw, zie Ferrariskaart, begin 19de eeuw omgevormd tot daglonerswoning, sedert 1971 ingericht als Volksmuseum en herberg.
Beschilderde baksteenbouw met gepikte plint; rechthoekige muuropeningen met houten latei, ijzerbeslag op de luiken. Nummer 29, parallel aan nummers 1-2-3: voormalige wagensmidse, nu museum; verankerde baksteenbouw geritmeerd door lisenen. Tegenover nummer 17: overdekte pomp.
Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 1992: Koraalplaats [online], https://id.erfgoed.net/teksten/102307 (geraadpleegd op ).