Het fort van Lier behoort tot de eerste generatieforten van de buitenste fortengordel rond Antwerpen. In de periode 1878-93 werden in totaal zeven forten aan de vesting Antwerpen toegevoegd: Forten Lier en Walem, Steendorp, forten Duffel, Kapellen, Schoten en de (gesloopte) schans van Berendrecht. In die periode moesten forten minstens 7,5 km van Antwerpen liggen om een afdoende verdediging te bieden tegen vijandige artillerie met een steeds groter schietbereik. De keuze viel op de Rupel-Netelinie, omdat de verdediging daar met inundaties langs de riviervalleien kon worden ondersteund. Samen met het fort van Walem vormde het fort van Lier een bruggenhoofd over de Nete, dit is een versterking langs een hindernis zoals een rivier of een spoorweg. Bovendien beschermde het fort van Lier ook de spoorlijn Antwerpen-Aken (Montzenroute). Er is een grote gelijkenis met het fort van Walem. Onderling bestaan slechts kleine verschillen.
Het fort is representatief voor een hybride fort: een bakstenen fort met hoge wallen en een langgerekte centrale kazerne op de binnenplaats (grondplan zie Gils 1998, 66). Van dit type bestaan nog vier andere forten in de binnenste én buitenste fortengordel. Het is dus eerder zeldzaam. Andere qua grondplan (min of meer) vergelijkbare forten zijn het fort van Kruibeke, Walem en Zwijndrecht. Het fort is op het zuidoosten georiënteerd. Daar ligt de aanvalszijde. De bevriende kant (keel) ligt in de richting van Antwerpen. Het oorspronkelijke complex bestaat uit een:
Alle gebouwen bevonden zich oorspronkelijk onder de wallen of waren aangeaard om het impact van inslaande projectielen op te vangen. Bijzonder aan het fort van Lier (en Walem) is dat het nog tijdens zijn bouw al werd aangepast naar een pantserfort: getuigen daarvan zijn de zes betonnen pantserkoepels op de wallen uit 1890-91. Drie betonnen holtraversen op de wallen vervingen de vroegere bakstenen versies. Tijdens het interbellum vormde het leger het fort tot een infanteriesteunpunt om, getuige daarvan de vijf bunkers op de wallen en de loopgraven.
Wie het fort van Lier vergelijkt met de oudste forten uit de binnenste fortengordel (1860-64) en de laatste forten uit de buitenste fortengordel (1906-14), merkt kenmerken van beide op. Het is duidelijk een fort uit de overgangsfase tussen de traditionele bakstenen forten van de binnenste fortengordel en de betonnen pantserforten uit de buitenste fortengordel:
Het fort van Lier combineert baksteen en beton als belangrijkste bouwmaterialen. De baksteenlook overweegt, omdat dit bouwmateriaal in de goed zichtbare voorgevels werd gebruikt. Het fort van Lier is een vroeg voorbeeld (maar niet het vroegste) van een militair bouwwerk waar voor zijn constructie beton is gebruikt. De twee verdiepingen tellende centrale kazerne die pas door de modernisering in 1890-91 onder de traverse wordt gebouwd, is het eerste gebouw dat een betonnen gewelf draagt (Gils 2014, 103). Andere gebouwen zijn met een betonlaag bovenop de bakstenen gewelven versterkt. De vroegste voorbeelden van forten die van in het begin werden geconcipieerd als constructies met bakstenen muren en gewelven in ongewapend beton zijn het fort van Schoten en het spoorwegfort van Duffel.
In 1914 raakte het fort van Lier beschadigd. De 32 inslagen zijn nog altijd indrukwekkende getuigen van het oorlogsgeweld van 1914. In september-oktober 1914 nam het fort deel aan de verdediging van de vesting Antwerpen. Het lag in de aanvalszone van de Duitse troepen. Tussen 29 september en 2 oktober lag het fort onder vuur en beschoot het zelf agglomeraties en wegen waar Duitsers waren gesignaleerd. Het werd het doelwit van de ‘dikke Bertha’s’: van de 184 projectielen troffen 35 troffen doel, 32 inslagen veroorzaakten schade. Verschillende inslagen zijn nog altijd goed zichtbaar: gewelven doorboord, gevels scheef geslagen, uitwendige kraters achterlatend. Op 3 oktober 1914 namen de Duitse troepen namen het fort in.
Een betonnen wachtpostbunkertje getuigt van de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog, evenals de nieuwe brede toegang over een dam in de vestinggracht links van de traditionele ingang.
In 1947 demilitariseerde de overheid het fort van Lier, samen met de andere versterkingen uit de vesting Antwerpen. Sinds 1956 is het fort eigendom van de gemeente Lier, die er enkele verenigingen onderdak bood. Alle elementen bleven bewaard doch in beschadigde toestand. De centrale kazerne is om veiligheidsredenen niet toegankelijk. Het puin van enkele inslagen is nog zichtbaar. Goed bewaard zijn de hoge wallen, de loopgraven en bunkers uit de jaren 1930 en de ronde weg op de rand van het forteiland en het buiten met bedekte weg. Het buitenglacis was al voor de Eerste Wereldoorlog met bomen of hakhout begroeid. Het fort van Lier is een overwinteringsplaats voor vleermuizen. Het behoort tot de Speciale Beschermingszone (habitatrichtlijngebied) voor vleermuizen.
Auteurs: Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verboven H. 2019: Fort Lier [online], https://id.erfgoed.net/teksten/311781 (geraadpleegd op ).
Bruggenhoofdfort van 1873-1883, uitgebreid onder meer in 1890. Trapeziumvormige constructie voorzien van een circa 50 meter brede omgrachting, binnenplein met kazerne. Aarden begroeide wallen, heden gedeeltelijk afgegraven, bedekken de bakstenen en betonnen gebouwen.
Het gebruik van kanonnen met getrokken loop en groter schootsveld tijdens de Frans-Pruisische oorlog van 1870, maakte dat de verdediging van de vesting Antwerpen (bestaande uit de zogenaamde Brialmontvesting van 1860-1865 en acht vooruitgeschoven forten naar ontwerp van geniekapitein A.H. Brialmont) moest gebracht worden op de Rupel - Netelijn. Bij wet van 1 juni 1874 werd de bouw gepland van de drie bruggenhoofdforten Lier, Walem en Wintham. De planning van de minister van Oorlog van 1878 voorzag de opbouw van een buitenlinie bestaande uit 20 forten, doch tegen het einde van de eeuw waren slechts 8 forten gerealiseerd. Bij de opbouw van het fort van Lier in 1873-1883 stond het geschut opgesteld in open lucht of op de wallen. In 1890 voorzien van infanteriekazerne en een zwaardere bewapening namelijk koepels met kanonnen van 5,7 en 15 centimeter en de openluchtstellingen verdwenen ten voordele van gepantserde draai- en hefkoepels. Op de bakstenen gewelven werd ongewapend beton aangebracht en een schokabsorberende zandlaag. Bij de creatie van de hoofdweerstandstelling (wet van 6 juni 1906) gemoderniseerd en in 1910 voorzien van pantserkoepels. Zwaar beschadigd tijdens de Eerste Wereldoorlog. In 1935 bunkers geplaatst en enkele onderdelen aangepast aan de functie van infanteriesteunpunt. Werken uitgevoerd door Duitse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. Sinds 1956 in bezit van de stad. Alle elementen bleven bewaard doch in beschadigde toestand.
Complex bestaat uit: toegangsbrugje en ijzeren toegangspoort; toegangspoterne verbonden met officierengebouw en paardenstallen, aansluitende kanonkoepel van 1890; twee schoudercaponnières uitgebreid met kanonkoepels; centraal hoofdfrontgebouw met caponnière, verbonding met schoudercaponnières voorzien van holtraverse in ongewapend beton en bunkers, op de wal twee kanonkoepels in ongewapend beton; naast linkse reservepoterne gang naar kanonkoepel; centrale infanteriekanzerne van 1890 waarop holtraverse; keelcaponnière.
Zichtbare bakstenen gedeelten, deels gecementeerd, met markerende lisenen en aflijnende hardstenen lijst op klossen. Steekboogvormige muuropeningen. Infanteriekazerne: middenrisaliet met jaartal 1890 (arduinen paneel), arduinen banden en kordonlijsten. Steekboogvormige muuropeningen, op lekdrempels, met neuten, imposten en sluitstenen. Toegangspoterne met aangebouwde woning uit jaren 1960.
Bron: KENNES H. & WYLLEMAN L. 1990: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Lier, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 1990: Fort van Lier [online], https://id.erfgoed.net/teksten/10300 (geraadpleegd op ).