De Sint-Jacobskapel, ook wel genaamd "Spaanse Kapel" werd in 1383 door het magistraat opgericht bij het Sint-Jacobsgodshuis en toegewijd aan Jacobus de Meerdere. In 1479 brandde de kapel volledig af maar kort nadien werd ze heropgebouwd en in 1582, na de godsdiensttroebelen, heringewijd. Tijdens de 17de eeuw fungeerde ze als parochiekerk voor de Spaanse troepen (onder leiding van de jezuïeten) en na de Franse Revolutie werd ze tijdelijk ingericht als Tempel van de Rede en – na de afschaffing van het bisdom Antwerpen – erkend als parochiekerk voor het noordelijke stadsdeel. In 1812 richtte men ze in tot hulpkerk, vermits de stedelijke raad de Sint-Gummaruskerk als parochiekerk onvoldoende vond. In de 19de eeuw herstelde men de voorgevel, vernieuwde men het interieur en bouwde men een nieuw torentje. Zwaar beschadigd in de Eerste Wereldoorlog (inclusief alle meubilair) werd ze in 1923 heropgebouwd door de Lierse aannemer Florent D’Hulst, naar plannen van de Leuvense architect Frans Vandendael. Kanunnik Raymond Lemaire beïnvloedde deze restauratie sterk als briefwisselend lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. 20 februari 1939 werd de kapel beschermd als monument bij Koninklijk Besluit.
Laat 15de-eeuwse gotische en tijdens het interbellum heropgebouwde kapel, oost-west georiënteerd op een rechthoekige plattegrond, onder een zadeldak (leien) en voorzien van een dakruiter met een opengewerkte klokkentoren onder een leien spits. De sobere, tweeledige, verankerde westpuntgevel die deels bewaard bleef (zie steenverwering), is opgetrokken uit zandsteen en heeft een plint met schuine afzaat. Centraal bevindt zich een verdiepte korfboogvormige poort in een geprofileerde spitsboogomlijsting onder een druiplijst met een hogel. Het boogveld bevat een nis met het beeld van de patroonheilige. Hogerop wordt de gevel horizontaal belijnd door een kordon en daarboven bevinden zich een groot spitsboogvenster en bekronende oculus. De hogel die de puntgevel destijds bekroonde, is verdwenen. Links van de puntgevel staat een ingebouwde, ronde en gelede traptoren met langwerpige rechthoekige kijkspleten en een leien spits met een bekronend bolornament.
Het interieur bestaat uit een eenbeukige, bepleisterde en beschilderde ruimte, overdekt door spitstongewelf met bakstenen gordelbogen, en wordt verlicht door spitsboogvensters. Het schip van vijf traveeën heeft aansluitend een hoger gelegen koor van één travee met een driezijdige sluiting en een straalgewelf op consoles. In de tweede travee links bevindt zich een blind spitsboogvenster met geschilderde schilden van de Spaanse stedelijke gouverneurs, getekend "Bern. Janssens Fecit 1926".
- Algemeen Rijksarchief, Dienst der Verwoeste Gewesten dossiers 9328 en 9330.
- CEULEMANS L. 1980: Wandeling door Lier, Lier, 14.
- CLAUS K.L. 1956: De jezuïeten en de Spanjaarden te Lier, 't Land van Ryen, 86-92.
- DONNET F. 1914: Inventaris der kunstvoorwerpen bewaard in de openbare gebouwen, Provincie Antwerpen, Antwerpen, 1116-1121.
- LENS A. en MORTELMANS J. 1980: Gids voor oud Lier, Antwerpen, 57-58.
- MAST E., Geschiedkundig Liersch dagbericht, Lier, 1888, 157.