erfgoedobject

Begijnhof

bouwkundig element
ID
104772
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/104772

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Begijnhof
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Begijnhof
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als unesco werelderfgoed kernzone Begijnhof van Sint-Truiden
    Deze aanduiding is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Begijnhof: franje
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Begijnhof: hoekperceel
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Begijnhof: hoekperceel
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Begijnhof: landbouwterrein tussen begijnhof en dreef naar het Speelhof
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Begijnhof: perceel
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Begijnhof: perceel
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Begijnhof: perceel
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Begijnhof: perceel
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Begijnhof: perceel
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Begijnhof: perceel
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Begijnhof: perceel rond begijnhofkerk
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Begijnhof: straatje naar infirmerie
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

Het Sint-Truidense begijnhof beschikt over een historisch gebouwenbestand waarvan de kern stilistisch terug te voeren is tot de 17de – 18de eeuw, met restanten van oudere vakwerkbouw. De 19de en vroeg 20ste-eeuwse toevoegingen zijn beperkt en tamelijk goed geïntegreerd. Het geldt eenvoudige arbeidershuisjes die veelal onder een sterk verbouwde vorm bewaard bleven.

Historiek

Het begijnhof te Sint-Truiden werd opgericht op een terrein dat in 1265 door de abdij (Abt Willem van Rijkel) ter beschikking werd gesteld van de mulieres religiosae. De inplanting buiten de stadswallen is vrij origineel, hoewel het niet ongewoon is dat religieuze gemeenschappen veelal terreinen buiten het commerciële centrum toegewezen kregen. De manier waarop de begijnen het terrein organiseerden, is tot op heden een stempel blijven drukken op het stedenbouwkundige weefsel.

Het perceel dat de Sint-Truidense begijnen kregen, is vrij uitgestrekt en gunstig gelegen aan de Cicindriabeek. De bebouwing is geconcentreerd in de zuidelijke hoek van het perceel, de zone die zich het dichtst bij de stad bevindt. Het noordwestelijk en noordoostelijk deel bleef onder de begijnen onbebouwd, alsook de stroken langsheen de huidige Speelhoflaan en Schurhoven, zodat een soort buffer rond de bewoningskern werd gevormd. De onbebouwde terreinen werden gebruikt als tuinen, boomgaard en bleekweide. Bovenop de ommuring was deze structuur een garantie voor het isolement van de gemeenschap.

Het beschikbare bronnenmateriaal is in eerste instantie van schriftelijke aard. Volgens een register van het schouwgeld voor de buitenwijken van Sint-Truiden, geïnd op 4 december 1576, bevonden er zich op dat ogenblik eenenzeventig huizen in het begijnhof, bewoond door negenenzestig met name genoemde begijnen, waarvan er zich eenendertig ook eigenares van het pand mochten noemen. Meestal woonden de begijnen afzonderlijk, in een huis met één schouw, uitzonderlijk twee schouwen. Indien er meerdere begijnen samen in een huis woonden, waren dit veelal gezusters. Het register vermeldt ook zes huizen met een gemeenschapsbestemming: de custerye, de infirmarye, het huis de tweeentwintige, het O. L. Vrouwen godshuys (gesticht in 1448) het Sint Annenhuys en het huys vander dryvoldicheyt. De laatste drie panden waren zogenaamde godshuizen. De woningen van de pastoor en de drie kapelaans lagen in de onmiddellijke omgeving van het begijnhof, buiten de ommuring.

In het begin van de 17de eeuw bleken nog eens vier godshuizen aan het bestand te zijn toegevoegd: het huys van Sint Agneeten, het huys S. Jans, het huys der godtsgenaeden en het huys der gratien. In 1611 reduceerde de pastoor wel hun aantal, onder meer om een beter onderhoud te verzekeren, door versmelting van het bestaande bestand. De godshuizen H. Dryvuldicheyt en S. Agneeten, goodsgenaeden en S. Jans, gratien en S. Annen. In 1645 werd het aantal nogmaals met de helft verminderd, zodat enkel de huizen Heilige Drievuldigheid en Sint-Agneten, ook wel het klein godshuis genoemd, overbleven.

Uit een register met contracten betreffende huizen blijkt dat er in de periode 1629-1666 zes nieuwe woningen op het begijnhof werden gebouwd. Dezelfde bron levert bovendien interessante topografische gegevens op. Huizen worden gesitueerd in de portstraete, in de infirmerye stege, aen den bampt, op het pleyn en in ’t cloesterken tegenover de put.

De bundergeldkaart van Sint-Truiden, opgetekend door Lambrecht Warnouts in 1694, toont inderdaad een qua bebouwing enigszins geconcentreerd opgevat begijnhof. In plaats van de huidige pleinaanleg blijkt er sprake te zijn van een soort stratennetwerk. Ten zuidwesten en zuidoosten van de kerk zijn heuse bouwblokken te situeren; huizenrijen boorden de noordoostelijke (zijde boomgaard) en zuidwestelijke (zijde Speelhoflaan) af; gans het terrein is ombufferd door een onbebouwde zone (inclusief bleekweide en boomgaard); het enige contact met de buitenwereld wordt gevormd door een toegangspoort aan Schurhoven. Een klein clustertje van gebouwen leunt bij deze poort aan. Hoewel de weergave enigszins gestandaardiseerd is, kan toch worden gesteld dat het stratennetwerk met de nodige accuratesse wordt weergegeven.

De Ferrariskaart toont perfect de verhouding aan tussen het begijnhof en het stadscentrum, een eindje buiten de wallen, aan de rand van het gehucht Schurhoven. Langsheen Schurhoven verschijnt niettemin een imposant bouwblok, waarin naast het poortgebouw reeds duidelijk de contouren van de gecombineerde begijnhofwinning en infirmerie kunnen worden herkend. Voor het overige geeft Ferraris een fors uitgebreid begijnhof weer, waarvan de weergave echter niet geheel accuraat zou kunnen zijn. De kerk is letterlijk een centraal punt geworden, maar van een pleinstructuur is geen sprake. Afgezien van het blok voor de kerk is er nu ook een blok achter de kerk te situeren. De contouren van de bebouwde zone worden volledig afgebakend door complete huizenrijen met onderbrekende straatjes in noordwestelijke en noordoostelijke richting (naar de bleekweide en de boomgaard).

Het voorprimitief kadasterplan van 1825 toont duidelijk waar de tegenwoordige historische volumes zijn geconcentreerd. Het hof wordt duidelijk afgebakend met dikke lijnen (onduidelijk of het hier om de suggestie van een muur gaat) en omvat een centraal plein, waarrond de historische begijnenhuizen zijn gegroepeerd, maar met een duidelijk zwaartepunt aan de zijde van het huidige Schurhoven. Het terrein wordt ombufferd door onbebouwde kavels langsheen de huidige Speelhoflaan (zuidwesten), de Cicindriabeek (noordwesten) en de boomgaard (noordoosten), waar zich tegenwoordig het bejaardentehuis bevindt. Enkel de zuidoostelijke flank, langsheen de steenweg, beschikt niet over een buffer; vlak langsheen de weg is het gigantische ensemble van de begijnhofwinning en –infirmerie gesitueerd, met de allures van één grote vierkantshoeve. Links daarvan bevond zich de toegang tot het hof. De inplanting van het ensemble winning-infirmerie schijnt te suggereren dat het complex volledig door straten was omzoomd, met aansluiting bij een steegje dat ongeveer halverwege de zuidoostelijke flank van het centrale begijnhofplein een onderbreking vormt in een voor het overige volledig aaneengesloten huizenrij. Afgezien van de dichte gebouwenconcentratie wordt hier duidelijk gerefereerd naar het oorspronkelijke straatbegijnhof. De gebouwenconcentratie langsheen het centrale plein varieert nogal: de zuidwestelijke flank is aaneengesloten bebouwd tot ongeveer halverwege het plein; de noordwestelijke flank vertoont een concentratie ten noorden; de noordoostelijke flank is open. De noordwestelijke en noordoostelijke flank worden links en rechts wel afgeboord door straatjes naar de achterliggende terreinen, die als bleekweide en boomgaard fungeerden en die derhalve een functioneel verband met het hof vertoonden. Het is opmerkelijk hoezeer de bebouwing op deze straatjes schijnt te zijn gefixeerd.

De discrepantie tussen het beeld dat de Ferrariskaart toont – hoe omzichtig de accuratesse van deze kaart ook moet worden behandeld - en de optekening van het primitief kadaster is opmerkelijk groot. De Franse Revolutie had natuurlijk een zekere tol geëist. De opheffing van de religieuze orden en de verbeurdverklaring van geestelijke eigendommen leidden tot de verkoop van het hof, in Sint-Truiden geëffectueerd op 26 februari 1799. De verkoopsaankondiging citeert een kerkgebouw, een hoeve en zestig veelal gelijkaardige woningen met tuin. Eenendertig huisjes werden door begijnen bewoond. M. L. Selys en H. F. Hermans werden na de verkoop de nieuwe, civiele eigenaars.

De noordwestelijke en noordoostelijke zijde van het begijnhof blijken niettemin in een sterke mate afgekalfd te zijn. Daarbij is het bovendien ook opvallend dat de historische bouwmassa, zoals die in 1825 op de kaart is verschenen, relatief stabiel aanwezig is gebleven.

Dat blijkt duidelijk uit de primitieve kaarten van het Dépôt de la Guerre (1871), die een aardig tussentijds beeld geven van de situatie in de tweede helft van de 19de eeuw. Het plan toont duidelijk een groot ommuurd kavel, waarbij de constellatie van het begijnhof in grote trekken ongewijzigd blijkt ten aanzien van de situatie in 1825. De winning en infirmerie blijven dominant aanwezig, de zuidoostelijke en zuidwestelijke flank langsheen het kerkplein worden nog steeds door een grotendeels aaneengesloten huizenrij gevormd, een kleine concentratie van gebouwen accentueert de noordelijke hoek van het plein, de noordoostelijke flank is open. Daarbij zijn ook de boomgaard en de bleekweide geheel ongehavend gebleven. Het gebouwenbestand op het begijnhof schijnt vrij stabiel te zijn gebleven tot de tweede helft van de 20ste eeuw. Dit kan gemakkelijk worden verklaard: de begijnhofhuisjes, eenvoudig als ze waren, konden zonder al te veel verbouwingen worden omgevormd tot arbeidershuisjes. Het begijnhof schijnt in die zin als een soort uniformistisch opgevatte cité voor al te sterke afkalving behoed te zijn geworden. In 1934 kregen de Vrienden van het Begijnhof de kerk en een aantal huisjes in handen en verrichtten er enig rehabilitatiewerk, waaronder de restauratie van de kerk. Ingenieur Govaerts tekende een geïdealiseerd plan van het hof op basis van het toen bestaande gebouwenbestand. Uit contemporain beeldmateriaal schijnt te kunnen worden afgeleid dat het begijnhof toen zijn laatste gloriejaren beleefde.

Na de Tweede Wereldoorlog werden de meeste inspanningen teniet gedaan door een ondoordacht bouwbeleid. Een simpele confrontatie tussen de kadasterplans van 1950 en 2002 toont aan hoe op een vrij korte tijd onnoemelijk veel schade werd berokkend.

Wat bleef er uiteindelijk over van de historische constellatie? Een overzicht van de verschillende onderdelen van het begijnhof geeft volgend beeld.

Enkel aan Schurhoven stond het begijnhof in verbinding met de buitenwereld. In 1825 blijkt er al geen sprake meer te zijn van de poort; wel worden de portierswoning, begijnhofwinning en infirmerie weergegeven, de huidige percelen van de portierswoning tot en met de infirmerie vertoonden toen nog een sterke samenhang, maar door eigendomsevoluties zijn deze tegenwoordig versnipperd. Oud beeldmateriaal toont hoe concreet de samenhang oorspronkelijk was (zie verder onder de specifieke bespreking van de panden).

Het oude stratennetwerk in de zuidelijke hoek van het hof, zoals afleesbaar vanaf het plan van Warnouts, bleef bewaard onder de vorm van verschillende al dan niet bebouwde bouwpercelen: een gedeeltelijk bebouwd perceel vormt de aanzet van een steegje dat achter de begijnhofwinning en de infirmerie liep, parallel met de steenweg; verschillende percelen (bebouwd, onbebouwd ter hoogte van het steegje en deel van de villatuin) vervolgen het oude tracé tot aan het nog bestaande steegje. Het verlengde van dit nog bestaande steegje, richting Steenweg, loopt door de villatuin en werd voorheen afgeboord door een monumentale vakwerk- en baksteenvleugel, parallel met de infirmerievleugel dwars op de steenweg (zie hiervoor de bespreking van de infirmerie). Een oude foto toont de vleugel nog in vol ornaat, maar uitgebreid met allerhande dienstgebouwen die het verband met het eigenlijke hof verstoren. De bebouwing rond het begijnhofplein wordt gemakshalve in flanken behandeld.

Van de zuidoostelijke flank wordt reeds het volledig blok vanaf het hoekhuis (Begijnhof 62) tot het huis (Begijnhof 53) primitief gekadastreerd, alsook de panden Begijnhof 50 tot en met 47, en 43 tot en met 41. De hiaten omvatten het reeds geciteerde straatje naar de infirmerie, alsook een aantal tuintjes in het linkse gedeelte van de rij. De opvulbouw die sindsdien is gerealiseerd (behalve ter hoogte van het straatje) is redelijk oud en prijkt gedeeltelijk reeds op historisch fotomateriaal als klassieke arbeidershuisjes. De eigenlijke begijnhofhuisjes zijn onder een zwaar gerestaureerde vorm overgeleverd, van de arbeidershuisjes slechts vage suggesties van de oorspronkelijke toestand.

Het uitvalsstraatje naar de infirmerie is, afgezien van een historisch pand op de hoek met de zuidoostelijke huizenrij, historisch bebouwd met twee breedhuizen, die onder gerestaureerde vorm bewaard zijn gebleven.

Van de zuidwestelijke flank worden de percelen aan Schurhoven tot en met het tegenwoordig door een appartementsgebouw ingepalmde perceel (Begijnhof 11) in het poortstraatje primitief gekadastreerd als bebouwd met een aaneengesloten huizenrij. Hiervan bleven slechts flarden bewaard: een drietal kleine huisjes (Begijnhof 5-7) aanleunend bij het torenhuis, het torenhuis zelf (Begijnhof 8) en het gebouw (Begijnhof 10) centraal aan de begijnhofdries. Historisch fotomateriaal visualiseert de primitief gekadastreerde toestand en toont op de plaats van de hiaten verschillende gelijkaardige huisjes (tot en met het perceel waarop tegenwoordig het appartement prijkt), waarvan er een drietal bewaard zijn gebleven, links van het torenhuis, en onder een zwaar gerestaureerde vorm. Onder de verdwenen huizen kunnen de panden aan de linkerzijde van het begin van het poortstraatje (Begijnhof 1-4) als illegaal gesloopt worden geciteerd (gesloopt na de initiële bescherming). Ook aan de rechterzijde van de invalsweg vanaf de vroegere poort, in het verlengde van de imposante gevel van de begijnhofwinning, bleven verschillende kleine huisjes bewaard, waaronder het pand (Begijnhof 64), dat nog niet bestond in 1825 en een straatje links langsheen hoeve en infirmerie blokkeert.

Aan de noordwestelijke flank, vervat tussen twee zijdelingse uitvalswegen naar de vroegere bleekweide van het begijnhof, worden primitief reeds de huizen Begijnhof 19 en 20 weergegeven, het pand Begijnhof 23, alsook een viertal aan het rechtse uiteinde ervan. Historisch beeldmateriaal toont het terrein tussen het bewaarde hoekhuis (Begijnhof 20) en het eveneens bewaarde centrale pand (Begijnhof 23) afgebakend met een tuinmuur, de zone tussen het centrale pand en de huizenrij rechts met een poort, klaarblijkelijk behorend tot huis Begijnhof 23, en daarbij aansluitend een braakliggend terrein. Van de uitvalsweg links was enkel de rechterflank bebouwd; de linkerflank ervan werd door een muur afgeboord, de uiteindelijke overgang naar de bleekweide werd (alleszins in de 19de-eeuwse toestand) door een barrier uitgemaakt. De uitvalsweg rechts werd alleen afgeboord door het bewaarde Onze-Lieve-Vrouwgodshuis (Begijnhof 30).

Een confrontatie met de huidige toestand toont dat de rechtse flank van de linkse uitvalsweg vrij gaaf bewaard is gebleven, de linkerflank is bebouwd, de barrier is weg. De tuinpercelen tussen het hoekhuis en het centrale pand bleven slechts aan de linkerzijde bewaard, inclusief een stuk van de tuinmuur, zij het aangetast door koterij; tegen het centrale pand (Begijnhof 23) werden ondertussen echter aan linker- en rechterzijde nieuwe gebouwen opgetrokken. Een vrij continue huizenrij vult daarbij het volledige bouwperceel tussen de nieuwbouw links en de oorspronkelijke rij van vier huizen aan het rechtse uiteinde van de flank. Van deze vier huizen werden bovendien de drie linkse ondertussen afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Het rechtse huis (Begijnhof 29) bleef bewaard. De rechtse uitvalsweg is verworden tot tuinperceel, waarbij de doorgang door koterij/nieuwbouw wordt onderbroken.

De noordoostelijke flank, vervat tussen twee zijdelingse uitvalswegen naar de vroegere boomgaard van het begijnhof, was in 1825 onbebouwd. Historisch beeldmateriaal toont een door een lage haag afgeboord perceel met een kleine boomgaard. De linkse zijdelingse uitvalsweg werd alleen afgeboord door het Onze-Lieve-Vrouwgodshuis, besproken in het kader van de noordwestelijke flank, de rechtse weg door een tweetal huisjes aan het uiteinde, tegenwoordig vervangen door nieuwbouw, alsook door de huizenrij langsheen de zuidoostelijke flank, aldaar besproken.

Het kerkplein van het begijnhof wordt vanouds onbebouwd weergegeven. Oud fotomateriaal toont het terrein opgedeeld in verschillende perkjes, afgeboord met lage hagen, en al naargelang het ontwikkelingsstadium met bomen. De boomaanplanting schijnt in een schijnbaar oorspronkelijk stadium ongestructureerd en functioneel; de soorten zijn aan de hand van de foto’s moeilijk te identificeren, de bomen zijn her en der verspreid, vaak solitair, soms groeiend tegen de gevels van de huizen. In een later stadium (interbellum?) blijken rijen populieren duidelijk gestructureerd te zijn aangeplant aan de randen van het plein, langsheen de flankerende kasseibestrating, in een dubbele rij dwars geaxeerd op het kerkportaal alles in samenhang met hagen (restanten van de oudere fase?). Het ideaalplan van Govaerts (ut supra) geeft schijnbaar een realistisch beeld van de aanplantingsstructuur.

Op het kerkplein toont historisch beeldmateriaal een put (in de noordelijke hoek, vlakbij het Onze-Lieve-Vrouwgodshuis), die overigens bewaard is gebleven, en een pomp, aan de zuidoostelijke zijde, ongeveer ter hoogte van de oostelijke hoek van het tegenwoordige grasveld voor de kerk. Deze pomp verschijnt in een oerconstellatie onder een zeer eenvoudige vorm, als een eenvoudige bakstenen pijler, waaraan de eigenlijke installatie was opgehangen; later is deze basis wit gekalkt en monumentaal bekroond met een barok aandoend, klokvormig ornament, waarop een heiligenbeeld prijkt (de Heilige Begga?). Dit beeld lijkt in een later stadium verdwenen te zijn (of het beeldmateriaal waarop het monument als dusdanig verschijnt zou moeten dateren uit een periode voor de afwerking ervan). Wat is overgebleven van de pomp, met name het klokvormige ornament, is in twee stukken verdeeld en als dusdanig onderdeel geworden van een uit allerhande spolia samengesteld monument op een nabij pleintje.

Beschrijving

Portierswoning

De portierswoning is gelegen naast de verdwenen ingangspoort van het begijnhof en vertoont een uitgesproken verband met de hoeve. Het gebouw is een breedhuis van het dubbelhuistype, gefixeerd op de steenweg, vier traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak met mechanische pannen. Het gebouw is witgekalkt boven een gepikte plint. De structuur van het pand is tweeledig. Extern is er sprake van een zekere discrepantie tussen de eerste en tweede bouwlaag: de hoek tussen de steenweg en de invalsweg is afgerond tot de tweede bouwlaag; aan de voorzijde worden de eerste en tweede bouwlaag gescheiden door een natuurstenen waterlijst met afzaat; de benedenverdieping omvat een getoogde deur en drie vensters in een gerecupereerde kalkstenen omlijsting; twee ontlastingsbogen, waaronder een spitsbogig, bleven bewaard; de verdieping omvat twee kleine houten kozijnen met ontlastingsbogen; bijkomende kozijnen zijn voorzien onder de dakrand; de achtergevel (het gedeelte dat ten aanzien van de poortvleugel van de hoeve vooruit steekt) omvat één travee met aangepaste vensters op elk niveau, maar boven het gelijkvloerse venster bleven sporen van een ontlastingssysteem met dubbele en overspannende boog bewaard, alsook een S-vormig muuranker. Intern blijkt een verschil tussen steenwegzijde en achterzijde: de steenwegzijde is (gedeeltelijk) onderkelderd met een tongewelfde kelder; de positie van de haard varieert bovendien: op het gelijkvloers is hij in het midden van de muur te situeren, op de verdieping in het achtergedeelte van het huis, tegen een dunner muurstuk.

Begijnhofhoeve

De begijnhofwinning is een hoeve uit het midden van de 18de eeuw, primitief gekadastreerd als U-vormig (zie oorspronkelijk verband met de infirmerie), met één vleugel als onderdeel van de oostelijke straatwand van de invalsweg vanaf Schurhoven. De kopgevels van de zijvleugels steken als zijrisalieten vooruit ten aanzien van de straatvleugel, waardoor aan straatzijde een pleinachtige structuur wordt gevormd.

Bakstenen gebouwen op een kalkstenen plint en grotendeels onder zadeldaken, gegroepeerd rondom een rechthoekig gekasseid erf; straatvleugel met poortgebouw, rechts geflankeerd door een woonhuis, links door stallingen, de linkervleugel omvat een ruime langsschuur, de rechtervleugel de portierswoning van het begijnhof, alsook stallingen.

Het poortgebouw, met bekronende duiventil onder een leien mansardedakje, wordt gedomineerd door een monumentale rondboogpoort, rechthoekig omlijst in kalksteenblokken; de bovenste hoeken van de poortomlijsting zijn hol uitgewerkt, om aansluiting te vinden bij het bekronende, driehoekige fronton met ovale oculus. Aan erfzijde is de poortomlijsting sober, in kalksteen met negblokken. De doorrit wordt overspannen door bakstenen troggewelven. De poortverdieping, die een bouwlaag boven de kroonlijst van de flankerende gebouwen uitsteekt, is voorzien van kalkstenen hoekblokken; aan straatzijde prijken op dit niveau een viertal kalkstenen steigergaten en een muizentandfries, aan erfzijde is er sprake van een dito afwerking, zij het aangevuld met de openingen van de duiventil.

Het woonhuis naast de poort is aan straatzijde grotendeels blind, op een (toegevoegd) raam na en steigergaten onder de dakrand. Eigenlijk betreft het een verbouwde stal en de parallellen met de stalvleugel links van de poort zijn duidelijk. Ook deze stal is naar buiten toe gesloten, met een gelijkaardige gevelstructuur als het huis, weliswaar met twee kleine rechthoekige vensters in een vlakke kalkstenen omlijsting. Aan erfzijde is het verschil in functie tussen beide vleugels duidelijker; maar de symmetrische basisstructuur is nog afleesbaar: tweemaal een centrale getoogde deur in getoogde kalkstenen deur met vlakke sluitsteen, waarboven een rechthoekig zoldervenster in een vlakke kalkstenen omlijsting (dit zoldervenster is aan woonhuiszijde tot deur omgevormd en is via een trapje bereikbaar); steigergaten zijn overal onder de dakrand voorzien. Het woonhuis, dat aan erfzijde nog en origineel S-vormig muuranker behield, is duidelijk herkenbaar aan een drietal toegevoegde vensters onder houten latei. Intern beschikt echter enkel de stalvleugel nog over de originele bakstenen troggewelfjes.

De langsschuur is een corpus onder een monumentale dakspant, met kalkstenen hoekbanden, alsook een rechte en overhoekse muizentandfries onder een (golfplaten) wolfsdak. De kopgevel aan straatzijde is eigenlijk tweeledig, doordat de zijrisaliet waarvan eerder sprake slechts een gedeelte van de beschikbare breedte overspant. Het vooruitstrevende deel is voorzien van een rondboognis in decoratieve omlijsting. Naar de nokpunt toe prijken uilengaten (over beide gedeelten van de gevel gespreid) en steigergaten (enkel in het vooruitstrevende deel) in een kalkstenen omlijsting. In het terugwijkende gedeelte van de kop is een schuurpoort te situeren, een verankerde, kalkstenen korfboogpoort met negblokken op regelmatige afstanden. De poort had oorspronkelijk een tegenhanger in de tegenoverliggende kopgevel, die aansloot bij één van de infirmerievleugels; deze infirmerievleugel is echter minder diep dan de schuur, met een meer achterwaarts gelegen rooilijn, waardoor ruimte voor een tweede schuurpoort beschikbaar bleef; deze tweede poort bleef onder dichtgemetselde vorm bewaard, maar gaat nu gedeeltelijk schuil achter de bebouwing die de respectieve erven van winning en infirmerie van elkaar moet scheiden. De erfgevel zit grotendeels verscholen achter een open karrenhuis onder lessenaarsdak; daarachter bleef echter een authentiek parement bewaard met verschillende al dan niet dichtgemetselde muuropeningen, waaronder een rechthoekige deur, een getoogde deur met sluitsteen en een viertal vensters in een vlakke kalkstenen omlijsting, de deur met sluitsteen.

De stalvleugel, langsheen Schurhoven, sluit aan bij de portierswoning. Het is een corpus van twee bouwlagen met grotendeels aangepaste muuropeningen.

Infirmerie

De infirmerie van het begijnhof, tegenwoordig gefixeerd op Schurhoven, is door eigendoms- en perceelevoluties tegenwoordig volledig van de hof geïsoleerd. Het gebouw stond oorspronkelijk in een eng verband met de begijnhofwinning, waarvan het als het ware het verlengde vormde. Het primitief kadaster toont het als een drieledig complex, met drie vleugels, twee in het verlengde van de zijvleugels van de begijnhofwinning, de derde dwars daarop, maar niet in verbinding met de vleugel langsheen Schurhoven, waardoor een open doorrit wordt gevormd. Deze basisconstellatie is nog min of meer herkenbaar. De straatvleugel is echter redelijk aangetast door verbouwing en door eigendomsevoluties ging de open verbinding met het boerenerf echter verloren. Mogelijke ontsluiting via de vroegere straatjes van de hof is door verkaveling moeilijk geworden. Vanaf Schurhoven gezien bestaat de infirmerie, tegenwoordig opgesplitst in twee eigendommen, uit een achtervleugel en een linkse zijvleugel, bakstenen gebouwen langsheen een erf. De achtervleugel bestaat uit twee breedhuizen van twee bouwlagen, respectievelijk vier en vijf traveeën breed, onder een zadeldak met kunstleien en mechanische pannen. De gevels omvatten een rechthoekige, kalkstenen deur in een vlakke omlijsting met kalkstenen tussendorpel, alsook een veelheid aan kalkstenen kruis-, bol- en kloosterkozijnen. De rechtervleugel telt vijf traveeën en twee bouwlagen onder een wolfsdak met mechanische pannen. Het volume wordt in een gevelsteen omstreeks 1754 gedateerd. Afgezien van de hoekbanden werd alle kalkstenen lijstwerk gerecupereerd in een nieuwbouw van 1947, gelegen aan de steenweg, in het verlengde van de vleugel. Deze nieuwbouw vervangt oudere niet-monumentale dienstgebouwen, nog zichtbaar op oud fotomateriaal.

Begijnhofkerk Sint-Agnes

De kerk, die in de 20ste eeuw een aantal keren werd gerestaureerd, werd in verschillend fasen opgetrokken. Het oudste gedeelte loopt vanaf de westfaçade over een diepte van vier traveeën en is uitgevoerd in laatromaanse tot vroeggotische stijl (stijldatering omstreeks de tweede helft van de 13de eeuw). Het koor werd toegevoegd in de 14de, vier koortraveeën in de 15de eeuw, toen ook het dak werd verhoogd, het tongewelf werd aangebracht en in het oudste gedeelte een scheibogenarcade werd voorzien tussen de middenbeuk en de zuidelijke zijbeuk. De fasering van de bouw is op verschillende niveaus afleesbaar.

De plattegrond beschrijft een driebeukig schip van acht traveeën, waarvan de laatste vier (koorzijde) inspringen ten aanzien van de eerste (schip); een koor van twee traveeën met vijfzijdige sluiting rondt het geheel af. Steunberen met twee versnijdingen stutten alle onderdelen. De opstand is pseudo-basilicaal; naargelang de fase werden verschillende bouwmaterialen gebruikt; de eerste vier traveeën zijn bovendien hoger en hebben bredere zijbeuken.

De westgevel is voor het grootste gedeelte opgetrokken uit kwartsiet van Overlaar; mergel werd aangewend voor de partijen op dakhoogte, alsook voor bepaalde architecturale details; de centrale geveltop is afgewerkt in baksteen met vlechtingen. De gevel rust op een plint met mergelstenen afzaat en wordt gestut door haaks geplaatste steunberen met versnijdingen naargelang de gevelhoogte; deze steunberen accentueren de drieledige gevelstructuur; het centrale gedeelte, met gedeeltelijk door hogels geaccentueerde topgevel, omvat een rondboogportaal in een geprofileerde, mergelstenen omlijsting met negblokken, bekroond door twee spitsboogramen in superpositie; de zijbeuken omvatten elk één spitsboograam. Alle spitsbogen hebben een mergelstenen maaswerktracering. Over de gevel loopt een waterlijst in Gobertangesteen, die doorloopt over het voorste gedeelte van de laterale gevels. Het eerste gedeelte van het schip is opgetrokken in tegenwoordig bepleisterde tufsteen, op een plint van kwartsiet; over het gevelvlak zijn eenvoudige spitsboogvensters gespreid. Het tweede gedeelte van het schip is opgetrokken in baksteen, opnieuw op een kwartsietplint; mergelsteen werd aangewend voor de steunberen en de waterlijst, die hier hoger te situeren is dan het Gobertange-exemplaar in het voorste gedeelte. In de zuidgevel bevindt zich een rondboogdeurtje met mergelstenen negblokken en afgeschuinde neg, in de noordgevel bevindt zich een gelijkaardig, kalkstenen deurtje. Naast spitsboogvensters omvatten de gevels ook twee rondboogvensters met mergelsteentracering.

Het koor is opgetrokken uit kwartsiet, met een mergelstenen gedeelte onder de dakrand. In de zuidelijke gevel is een mergelstenen rondboogportaaltje voorzien, met een gesculpteerde voorstelling van het Lam Gods op het boogveld. Mergelstenen spitsboogvensters rusten op een waterlijst in Gobertangesteen.

De kerk wordt afgedekt met een indrukwekkende leien dakstructuur: middenbeuk en koor hebben zadeldaken, de zijbeuken lessenaarsdaken, de eerste koortravee wordt geaccentueerd door een klokkeruiter met ingesnoerde naaldspits.

Het interieur van de kerk is gedeeltelijk bepleisterd. Tufsteen werd aangewend voor de muren van de zijbeuken, de binnenzijde van de westgevel, alsook voor de noordelijke scheibogenarcade, baksteen werd aangewend voor de zuidelijke scheibogenarcade; al het overige is uitgevoerd in mergel. De scheibogen zijn spitsbogig en rusten op pijlers met imposten; een geprofileerde, spitsbogige triomfboog scheidt schip van koor; de koorwanden zijn voorzien van spitsbooglisenen op halfzuilen. De middenbeuk is bekroond met een beschilderd houten, tongewelf, de zijbeuken met vlakke houten zolderingen. Overal op de muren bleven belangrijke schilderingen bewaard uit de 13de, 14de, 15de en 16de eeuw. Her en der verspreid getuigen daarnaast fraaie grafstenen uit verschillende periodes van een levendige geschiedenis.

Het poortstraatje (Begijnhof 5-7; 62-64)

Het zogenaamde poortstraatje omvatte aan de linkerzijde oorspronkelijk een reeks eenvoudige bakstenen gebouwen, waaronder een hoekhuis van drie traveeën en anderhalve bouwlaag, met een monumentale in kalksteen omlijste deur in de voorgevel en een mooie winkelpui in de vrije linkse zijgevel, het geheel onder zadeldak; naast het hoekhuis prijkte een reeks van zes sterk gelijkaardige huisjes van twee traveeën en anderhalve bouwlaag, telkens met een deur en bolkozijn, het geheel onder zadeldaken.

Het hoekhuis en drie eraan grenzende huisjes zijn ondertussen (illegaal) gesloopt, verbouwingen en een ondoordachte saneringscampagne hebben de resterende huisjes volledig ontzield.

De rechterzijde van het poortstraatje omvat een drietal breedhuizen, waarvan de algemene verschijningsvorm vrij stabiel is gebleven, zij het zwaar gerestaureerd.

Begijnhof 62 grenst eigenlijk met op een drietal zoldervenstertjes na blinde achtergevel aan het poortstraatje. Het pand is bereikbaar via een verankerd rondboogdeurtje in een rechthoekige kalkstenen omlijsting met negblokken in de (ondertussen volledig opengewerkte) tuinmuur aan het centrale begijnhofplein. Een gevelsteen boven de deur duidt het jaartal 1722 aan. De tuingevel is volledig verbouwd, maar oud fotomateriaal geeft nog een vaag beeld van de structuur, mogelijks met een centrale partij in vakwerk. Enkel de zolderraampjes zijn zichtbaar.

Begijnhof 63 is een baksteenbouw van vier traveeën en anderhalve bouwlaag onder zadeldak met mechanische pannen. De gevel, met jaartalankers "A1721" gedateerd, omvat een rechthoekige deur in een vlakke, kalkstenen omlijsting, van een getralied bovenlicht gescheiden door een verankerde, kalkstenen tussendorpel. Drie vensters onder houten latei verlichten het gelijkvloers; onder de dakrand prijken een viertal zoldervenstertjes.

Begijnhof 64 leunt aan bij de begijnhofhoeve en is een baksteenbouw van drie traveeën en één bouwlaag onder zadeldak met Vlaamse pannen. Het pand staat niet op het voorprimitieve kadasterplan en schijnt de doorgang naar een steegje langsheen de winning en infirmerie (ut supra) te blokkeren. Het gebouw heeft de karakteristieken van een eenvoudig 19de-eeuws arbeidershuisje. De vrije rechterzijgevel omvat het wapenschild van prins-bisschop Joris-Lodewijk van Bergen (1723-1743), gerecupereerd uit de kapel van Staaien, die zich tot na de Tweede Wereldoorlog op het kruispunt Tiensesteenweg-Wilderenweg bevond.

Het Torenhuis

Het torenhuis is een diephuis van twee traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak met Vlaamse pannen, aan de linkerzijde geflankeerd door een octogonaal traptorentje met ingesnoerde, leien spits, alsook een lage vleugel met ingangsdeur. Het (gerestaureerde) pand is een geel geschilderde baksteenbouw, waarvan de puntgevels aandaken met vlechtingen en topstuk vertonen; smeedijzeren muurankers, waaronder jaartalankers "1619" aan de pleinzijde, markeren de balklagen.

De hoofdgevel omvat over twee bouwlagen telkens twee kalkstenen kruisramen met dubbele ontlastingsboogjes; op zolderniveau zijn twee zolderluiken voorzien; de achtergevel heeft een gelijkaardige structuur, maar zonder kruismonelen en met slechts één zolderluik. De traptoren omvat een gevelsteen met het wapen van de familie van Alsteren, met initialen AT en jaartal eindigend op 19. De lage ingangsvleugel omvat een rondboogdeur in kalkstenen omlijsting met negblokken.

Intern bestaat het huis uit twee achter elkaar gelegen ruimten, de voorste met haardwand samenvallend met de voorgevel, de achterste met haardwand samenvallend met de linkse zijgevel. Het voorste gedeelte van het huis is voorzien van een bakstenen, tongewelfde kelder. De hoge schoorstenen behielden hun originele wangen.

Begijnhof 10

Bakstenen breedhuis op een recente hardstenen plint, vijf traveeën en twee bouwlagen onder een gebogen zadeldak met Vlaamse pannen. Muurankers dateren het pand “A1690”. De benedenvensters, het linkse recent, het rechtse uit gerecupereerd materiaal, zijn getoogd en voorzien van een rechthoekige kalkstenen sluitsteen en uitgespaarde zwikken. De bovenverdieping omvat bolkozijnen met geblokte posten en een smalle druiplijst. De linkse zijgevel heeft een kunstleien beschieting, de rechtse zijgevel vertoont de oorspronkelijke houtconstructie.

Begijnhof 19

Baksteenbouw van drie traveeën eerste, twee traveeën tweede bouwlaag, onder pannen zadeldak, op een lage plint en bovenaan afgeboord door een decoratieve fries. Muurankers zijn regelmatig over het gevelvlak gespreid ter hoogte van de twee balklagen. Het pand beschikt over een slecht gerestaureerde deur die vaag refereert naar het oorspronkelijke model in een rechthoekige omlijsting met negblokken en sleutelsteen, en bekroond met een bolkozijnvormig bovenlicht. Oud fotomateriaal toont de oorspronkelijke deur in een wit gekalkte gevel met een gepikte plint; naast de deur hing een gefigureerde reliëfsteen.

Begijnhof 20

Grotendeels in baksteen opgetrokken gebouw van drie traveeën en twee bouwlagen, onder een kunstleien zadeldak, met een hogere kroonlijst en muurankers ter hoogte van de twee balklagen, behalve in de zone links tussen eerste en tweede bouwlaag.

Het gebouw heeft een rondbogige toegangsdeur in een dito omlijsting met sluitsteen; de boog is mogelijks een aanpassing, zoals trouwens ook het getoogde bovenlichtvenstertje boven de deur; boven de deur en het venstertje bleven de sporen van een brede ontlastingsboog zichtbaar in het metselwerk. De vensters schijnen alle aanpassingen (oud fotomateriaal toont een enigszins ander bovenlicht boven de deur en de bovenverdieping met vier hoge kruisramen; verbouwingssporen zijn nog zichtbaar in het metselwerk). De achtergevel van het gebouw telt zes traveeën gelijkvloers, drie traveeën tweede bouwlaag. Gevelschema centrale deur en smal venster, bekroond door eenvoudige ontlastingsbogen, telkens twee vensters links en rechts, van verschillende hoogte en positionering links ten aan zien van rechts, maar bekroond door ezelsrugbogige ontlastingsbogen op gelijke hoogte in het metselwerk. Eenvoudige muurankers zijn opnieuw op zeer regelmatige basis over het gevelvlak gespreid. Bovenverdieping schijnt over aangepaste vensters te beschikken, afboording door middel van een monumentale baksteenfries. In de geveltop van de vrije zijgevel bleven twee raampjes bewaard.

Het interieur vertoont nog de oude basisstructuur met twee ruimten en een centrale trap. Het centrale deel is onderkelderd met een tongewelfde kelder.

Begijnhof 23

Zwaar gerestaureerd dubbelhuis, drie traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak met Vlaamse pannen. De tweede bouwlaag is een toevoeging, blijkens hoekbanden die slechts tot op halverwege de gevelhoogte reiken. Het gebouw sluit aan bij een moderne uitbreiding, die noch qua volume, noch qua kleurwerking harmonisch aansluit bij de oorspronkelijke constructie; bovendien werd de achtergevel van de oude bouw, die naar buiten toe veruit de meeste historische informatie oplevert, door de nieuwbouw volledig aan het zicht onttrokken.

Het oorspronkelijke corpus is een baksteenbouw op kalkstenen plint. Centrale, rechthoekige toegangsdeur in een vlakke, kalkstenen omlijsting op neuten, met kalkstenen tussendorpel, en bekroond door een brede, geprofileerde druiplijst. De vensterspreiding wijst op sterke aanpassingen van het parement (er is nog ruimte voor een aanvullend venster links en rechts). De achtergevel toont een oorspronkelijker constellatie (echter ook met een toegevoegde tweede bouwlaag). Hier wordt een centrale deur (met bekronende gevelsteen waarin datering) aan beide zijden geflankeerd door telkens twee kruisramen (of kloosterkozijnen?). Dit zou kunnen wijzen op een oude oriëntatie in de richting van de bleekweide. Zijgevels met aandaken en vlechtingen.

Intern is het huis opgedeeld in twee ruimten, gescheiden door een wand die grotendeels gevormd wordt door een houten trapkast, met deuren naar de keldertrap en trap naar de verdieping (beide in het vertrek links) enerzijds, en muurkast (in het vertrek rechts) anderzijds. Het vertrek links is voorzien van een lage schoorsteen (met muurschildering), het vertrek rechts beschikt over een hoge schoorsteen met houten kroonlijst. De zoldering is gespelderd.

Begijnhof 29

Breedhuis van vier traveeën en anderhalve bouwlaag in wit gekalkte baksteen op een gepikte plint onder een zadeldak met Vlaamse pannen.

De voorgevel omvat drie rechthoekige ramen op gelijkvloers niveau, drie lage ramen onder de dakrand, maar de traveespreiding varieert al naargelang de bouwlaag (op gelijkvloers niveau is de derde travee van links blind, onder de dakrand is het de tweede travee van links). In het parement bleven balkkoppen zichtbaar van een schijnbaar nog bewaarde kern in vakwerk. Links leunt het huis aan bij volledig gemoderniseerd, hoger pand, maar de rechterzijgevel is volledig zichtbaar en omvat een ingangsdeur en een raam op het niveau van de tweede bouwlaag.

Naar achteren toe sluit bij het breedhuis een diephuis aan, onder één en dezelfde dakstructuur. De topgevel achteraan, die niet de gehele breedte van het voorste huis overspant en waarvan het bovenste gedeelte met plankwerk is beslagen, omvat sporen van stijlen, en waarschijnlijk gaat er achter het plaatwerk een volledige vakwerkstructuur schuil. De gevel omvat op gelijkvloers niveau één groot raam zoals vooraan, en ter hoogte van de tweede bouwlaag een hoog, smal raam met schrijnwerk van een ander type.

Voor zover het diephuis niet de volledige breedte van de achtergevel van het voorste huis overspant, dekt een linkse uitbreiding van het geciteerd diephuis, minder diep, maar opnieuw onder dezelfde dakstructuur, het laatste beetje achtergevel van het breedhuis af. De lage zijgevel van dit tweede diephuis ligt in het verlengde van de zichtbare zijgevel van het breedhuis en omvat een klein kozijntje. De halve topgevel achteraan omvat verschillende kleinere raampjes met elegant schrijnwerk.

Het grondplan van het huis verraadt nog duidelijker de gefaseerde opbouw ... Vooreerst blijkt enkel het rechtse gedeelte (uiterst rechtse en blinde gelijkvloerse travee) te zijn onderkelderd, over een plandiepte die overeenstemt met de diepte van het breedhuis. Dat breedhuis wordt duidelijk gemarkeerd door de funderingsmuren, maar omvat in het niet onderkelderde deel wel een korte achterwaartse uitbreiding (herkenbaar aan een versmalling van de haardwand links). Breed- en diephuis worden door een stevige haardwand (haard aan de zijde van het diephuis) van elkaar gescheiden. Het geciteerde halve diephuis verschijnt als een duidelijke aanvulling ten aanzien van de L-vorm die het oorspronkelijke breed- en diephuis gezamenlijk vormen. Eén en ander is even duidelijk afleesbaar op de hogere niveaus.

Omwille van de uitbreidingen is de ruimteverdeling vrij onlogisch. Aan de hand van het kelderplan kan eventueel een oorspronkelijke dubbelhuisstructuur worden verondersteld, zoals die in de meeste andere begijnhofhuizen aanwezig is. De breedhuisbreedte van vier traveeën wijst trouwens in de richting van enige uniformiteit. Op kelderniveau wijzen funderingsmuren op een centrale hal ter hoogte van de tweede travee van links op een soort dwarshal over de gehele diepte van het huis, met links daarvan een haardruimte van één travee breed en over de gehele diepte van het huis, rechts een tweeledige structuur met een twee traveeën brede, maar minder diepe ruimte vooraan (kelder 2), waarvan de hoek rechtsachter is afgeschuind, wat op een klein hoekschoorsteentje kan wijzen, en een ruimte achteraan (kelder 1), waar de trappen zijn geconcentreerd. De keldertrap schijnt oorspronkelijk wel rechtstreeks naar buiten te hebben geleid (tegenwoordig bevindt zich hier het tweede diephuis). Ook vooraan, ter hoogte van de eerste travee van rechts, zijn er funderingssporen te zien, waarvan de functionaliteit vooralsnog onduidelijk is.

De tegenwoordige indeling van het huis is volledig op het verdwenen zijstraatje naar de bleekweide gefixeerd, waarbij in de huidige uitgebreide constellatie neerkomt op een geheel van ruimten in een U-vormige constellatie rond een centraal traphalletje in de centrale zone rechts, ter hoogte van de oorspronkelijke traphal.

De interieurafwerking van het huis stelt niet veel meer voor. Wel dient nog te worden gesignaleerd dat in doorsnede bekeken wel aanzienlijke niveauverschillen blijken tussen het breedhuis en het diephuis. Trapjes vangen de overgangen op.

Begijnhof 30 - Godshuis van de Heilige Drievuldigheid

Vrijstaand gebouw gelegen aan het rechtse uiterste van de noordelijke flank, dwars op de huizenrij gelegen langsheen een thans verdwenen straatje naar genoemde bleekweide.

Breedhuis van zeven traveeën en twee bouwlagen onder een steil zadeldak. Classicistische ordonnantie op basis van een oudere kern. Verankerde baksteenbouw op een gecementeerde plint, met getoogde vensters in een vlakke, kalkstenen omlijsting met sluitsteen. Een aantal vensters van de voorgevel is gedicht. Aan de achterzijde bleven twee deuren bewaard in een gelijkaardige omlijsting, maar ook sporen van ontlastingsbogen op het gelijkvloers, die wijzen op oudere kruisvensters. De kopgevels zijn voorzien van aandaken met vlechtingen, top- en schouderstukken (topstuk enkel aan de linkerzijde bewaard). Beide kopgevels omvatten in de geveltop twee originele classicistische ramen met ontlastingsbogen. De rechtse kopgevel is daarenboven opengewerkt met recentere muuropeningen.

Begijnhof 41-42

Gelegen aan de zuidoostelijke uitvalsweg naar de vroegere boomgaard, zijde Schurhoven. Oorspronkelijk dubbelhuis dat tot twee enkelhuizen werd omgevormd door toevoeging van een ingangsdeur, waardoor tegenwoordig vier traveeën kunnen worden onderscheiden in plaats van de vroegere drie, die nog in hun oorspronkelijke constellatie over de twee bouwlagen bewaard bleven (boven de nieuwe toegangsdeur werd geen corresponderend venster toegevoegd).

Baksteenbouw, de voorgevel afgelijnd met een lage kalkstenen plint, en een getande kroonlijst met dropmotief, het geheel onder zadeldak met mechanische pannen. De gevel omvat een centrale, rechthoekige ingangsdeur in een geblokte kalkstenen omlijsting op neuten, met kalkstenen tussendorpel en bovenlicht met dito tussenstijl, alsook vijf kalkstenen bolkozijnen met een geprofileerd beloop.

Intern vertonen de panden nog vaag de sporen van de standaard-dubbelhuisstructuur met een centrale hal en belendende ruimten.

Begijnhof 47

Wit gekalkt, bakstenen gebouw van drie traveeën en anderhalve bouwlaag onder een zadeldak met mechanische pannen.

Voor het begijnhof typische gevelordonnantie met centrale deur, links en rechts geflankeerd door een venster, door keldergat gemarkeerde onderkeldering rechts.

Begijnhof 48

Verankerde baksteenbouw van drie traveeën en anderhalve bouwlaag onder zadeldak met mechanische pannen.

De voorgevel omvat een rechthoekige deur in vlakke kalkstenen omlijsting, rechts geflankeerd door twee bolkozijnen. Verdieping met centraal groot venster en oculus onder een driehoekige gevelverhoging, links en rechts geflankeerd door een klein venstertje.

Begijnhof 49

Baksteenbouw van drie traveeën en twee bouwlagen op een hardstenen plint onder zadeldak met mechanische pannen.

De gevel omvat een rechthoekige deur met bovenlicht boven tussendorpel, het geheel in een vlakke kalkstenen omlijsting. De gevelordonnantie is voor het overige het resultaat van aanpassingen.

Begijnhof 50

Sterk verbouwde baksteenbouw van drie traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak met mechanische pannen.

Het gebouw vertoont niet meer dan het basisprofiel van een begijnhofwoning.

Begijnhof 53

Breedhuis van het enkelhuistype, in wit gekalkte baksteen op een gepikte plint, drie traveeën en anderhalve bouwlaag onder een zadeldak met mechanische pannen.

De verankerde voorgevel omvat een rechthoekige houten deur, twee vensters onder houten latei en een bolkozijn op de verdieping. De achterzijde is sterk gemoderniseerd maar had oorspronkelijk een achterbouw met restanten van vakwerk, omstreeks 1979 opgetekend naar aanleiding van geplande werkzaamheden aan belendend pand Begijnhof 54. Begijnhof 53 werd sindsdien echter – na jarenlange verkrotting - ingrijpend verbouwd.

Begijnhof 54

Gerestaureerd breedhuis (1997), gelegen op de hoek van de straat; dubbelhuis van vier traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak met Vlaamse pannen. Door middel van smeedijzeren muurankers verankerde baksteenbouw op een gecementeerde plint.

De voorgevel heeft een tweeledige structuur: de eerste bouwlaag omvat een deur in een vlakke kalkstenen omlijsting, door middel van een kalkstenen latei gescheiden van een bovenlicht; een bekronende gevelsteen dateert een verbouwing omstreeks 1734; links van de deur zijn twee bolkozijnen te situeren, rechts één, telkens in een kalkstenen omlijsting met duimen; de tweede bouwlaag omvat een houten kozijn en twee dito bolkozijnen. Bouwen door de eeuwen heen maakt nog melding van een houten kapelletje tegen de gevel, tussen de eerste en tweede bouwlaag, maar dat schijnt al een tijdje verdwenen te zijn. De achtergevel vertoont duidelijke sporen van een oorspronkelijke vakwerkbouw in het linkergedeelte van het parement; rechts op de verdieping bleef een gedicht houten bolkozijn bewaard; het parement, overigens ook verankerd, omvat verder een eenvoudige deur en een houten kozijntje; een elegant dakvenster bekroont het rechtergedeelte van de gevel; de vrije zijgevels hebben aandaken en vlechtingen; de volledig vrije rechtse zijgevel omvat een viertal kleine venstertjes onder houten latei.

Intern vertoont het huis een tweeledige structuur, met een centrale gang, links en rechts een grote ruimte, de linkse over de gehele diepte van het huis, de rechtse tot aan de traphal, die dwars op de hal langsheen de achtergevel loopt. Enkel het rechtse gedeelte van het huis is voorzien van een kelder.

Qua interieurafwerking kunnen worden geciteerd: een traphal met sober versierde houten trapkast; met sierpleisterwerk afgewerkte schoorstenen in alle vertrekken; de schoorsteen linksonder heeft een vrij laag en breed schouwgedeelte, dat nog beschikt over oorspronkelijk bepleisterde schouwwangen (met lijstwerk), schouwbalk (kroonlijstvorm) en boezem (met pilasters, afgeschuinde hoeken en kroonlijst); de schoorsteen linksboven heeft een vrij hoog schouwgedeelte met afgeschuinde hoeken, een bepleisterde schouwbalk (kroonlijstvorm) en boezem (met afgeschuinde hoeken en paneelwerk); de schoorsteen rechtsboven beschikt nog over een originele bepleisterde boezem met ovaal lijstwerk; de zolderingen in het linkse gedeelte van het huis zijn gespelderd (troggewelfjes tussen kinderbalken).

Begijnhof 55

Breedhuis van anderhalve bouwlaag onder zadeldak met Vlaamse pannen. Door middel van smeedijzeren ankers verankerde baksteenbouw op een gecementeerde plint.

Voorgevel met een verankerd rondboogdeurtje, drie gelijkvloerse vensters en twee zoldervenstertjes

Begijnhof 56

Breedhuis van één travee en twee bouwlagen onder een zadeldak met Vlaamse pannen. Door middel van smeedijzeren muurankers verankerde baksteenbouw.

De voorgevel omvat een centrale rechthoekige deur, gevat in een vlakke kalkstenen omlijsting, en daarboven een getoogd venster.

Begijnhof 57-60

Reeks identieke breedhuizen van het dubbelhuistype, telkens vier traveeën en twee bouwlagen onder een gebogen zadeldak met Vlaamse en mechanische pannen.

Door middel van smeedijzeren ankers verankerde, bakstenen gebouwen op een kalkstenen plint, met een getoogde deur en dito vensters in een rechthoekige, kalkstenen omlijsting met sluitsteen, de latei met uitgespaarde hoeken; de deuren zijn door middel van een tussendorpel van een bovenlicht gescheiden; het bovenlicht heeft een waaiervormige onderverdeling. De achtergevels hebben een gelijkaardige indeling als de voorgevels, maar de vensters op de verdieping zijn niet in kalksteen omlijst en er zijn getoogde zoldervenstertjes voorzien. Huisnummer 60 sluit aan bij een lagere aanbouw, die een steegje schijnt te verbergen. Een getoogde deur met dito nis erboven, geen van beide omlijst in baksteen, verlenen toegang.

De huizen vertonen intern eenzelfde structuur, met name gevormd door een dwarse hal, die twee ruimtes (één travee breed) links vooraan en achteraan scheidt van een traphal (één travee) met kleine ruimte (één travee) ernaast aan de rechterzijde vooraan, en een groot vertrek (twee traveeën) achteraan.

Begijnhof 61

Breedhuis van zes traveeën en twee bouwlagen onder mank, gebogen zadeldak met Vlaamse pannen. Baksteenbouw met smeedijzeren muurankers en jaartalankers “A1723”.

Voorgevel met verankerd rondboogdeurtje in een rechthoekige, kalkstenen omlijsting met aansluitend bolkozijn als bovenlicht het geheel met negblokken. De gelijkvloerse verdieping omvat twee, de eerste verdieping zes kalkstenen kloosterkozijnen met sponningbeloop en duimen aan het benedenlicht. De achtergevel omvat een deur, bekroond met een gedicht houten bolkozijn, geflankeerd door twee kalkstenen kruiskozijnen en twee dito kloosterkozijnen, alle onder ontlastingsboogjes, op het gelijkvloers, en gelijkaardige houten kozijnen op de verdieping.


Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DL002393, Sint-Truiden: Bescherming Begijnhof.
Auteurs: Gyselinck, Jozef; Defresne, Serge
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Begijnenhuis

  • Omvat
    Begijnenhuis

  • Omvat
    Begijnenhuis

  • Omvat
    Begijnenhuis

  • Omvat
    Begijnenhuis

  • Omvat
    Begijnenhuis

  • Omvat
    Begijnenhuis

  • Omvat
    Begijnenhuis gedateerd 1690

  • Omvat
    Begijnenhuis gedateerd 1721

  • Omvat
    Begijnenhuis gedateerd 1722

  • Omvat
    Begijnenhuis Torenhuis

  • Omvat
    Begijnenhuis, gedateerd 1734

  • Omvat
    Begijnenhuisje

  • Omvat
    Begijnenhuizen

  • Omvat
    Begijnenwoning

  • Omvat
    Begijnhofhoeve bij Sint-Agnes-begijnhof

  • Omvat
    Begijnhofhuis

  • Omvat
    Begijnhofkerk Sint-Agnes

  • Omvat
    Burgerhuis

  • Omvat
    Conventhuizen

  • Omvat
    Godshuis Heilige Drievuldigheid

  • Omvat
    Hoekhuis gedateerd 1723

  • Omvat
    Muurresten rondom het begijnhof

  • Omvat
    Reeks begijnenhuizen

  • Is gerelateerd aan
    Groenaanleg van het begijnhof

  • Is gerelateerd aan
    Infirmerie

  • Is gerelateerd aan
    Portierswoning bij het begijnhof Sint-Agnes

  • Is deel van
    Schurhoven


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Begijnhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/104772 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.