erfgoedobject

Weeshuis Maegdenhuys

bouwkundig element
ID
10582
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/10582

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Weeshuis Maegdenhuys
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Weeshuis Maegdenhuys
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Mosdijk
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

Het zogenaamde Maegdenhuys is een voormalig meisjesweeshuis met stichtingsakte van 11 juli 1570. Het weeshuis was hier gevestigd van 1583 tot circa 1820. Het breedhuis van vier traveeën en drie bouwlagen onder steil zadeldak (met kunstleien) werd in de 19de en 20ste eeuw grondig aangepast. De gedecapeerde en verankerde bakstenen lijstgevel op arduinen plint is voorzien van een arduinen puilijst. De gevel is opengewerkt met rechthoekige muuropeningen met arduinen latei en lekdrempels en wordt afgesloten door een houten daklijst op tandlijst (19de eeuw).

De literatuur vermeldt dat het maagdenhuis gesticht werd door ene Augustyn Van Dyck, Rombouts zoon, geboren te Mechelen en wonend te Lier. De stichter liet bij akte bepalen dat na zijn overlijden en na het overlijden van zijn twee nichten Anna en Maria Van Dyck, Begijntjes te Lier, de Tafel van den Heilige Geest in bezit zou gesteld worden van negen eeuwigdurende renten, waarvan acht tot last der stad Antwerpen en één tot last van de stad Lier, gezamenlijk jaarlijks 315 Carolus gulden opbrengende. De schenker bepaalde dat met de middelen van deze stichting de regeerders der Tafel van den Heilige Geest arme meisjes, van de leeftijd van vijf en zes jaar, moest onderhouden in een daartoe bestemd huis. De meisjes mochten alleen van wettige afkomst zijn, de ene helft mocht van Lier en de andere helft mocht van Mechelen afkomstig zijn. Op kosten van de stichting kregen de meisjes "eten, drincken, bedden, lynwaet, cleederen ende andere behoeffelyckheden sonder die te mogen laeten gaen bedelen eenigen tyt achter straeten". Verder werd bepaald dat: "een goede en degelycke vrouwe geen kinderen hebbende oft een goede weduwe met eener maerte die hun van daege tot daege binnen debselven huyse sullen leeren lesen ende schryven, naeyen ende bryen, spinnen, wassen, schueren, ende ander huyswerck ende voorts hen lieden reynigen ende hen lieden behoefte doen" en dat "op Zon- en Heiligdagen de kinderen met hun meesteressen in de parochiemis en sermoon tegenwoordig zouden zijn" en dat "de meysjes moeten onderhouden worden tot dat sy bequaem zyn eenige goede lieden te dienen oft dat sy zoude mogen ende begeeren eenige religie aantenemen oft op eenich Beggynhof Beggyn te worden".

Bij gebrek aan een welgeschikt huis werd de stichting Van Dyck maar gedeeltelijk volbracht tot in 1583. Bij acte van 3 juni 1583 stelde ene juffrouw Margaretha de Witte, religieuze van het Sionsklooster, een huis met achterhuis, hof en toebehoren, staande op de Mosdijk en komende achteruit op de Vliet van de Nethe ter beschikking van de Heilige Geestmeesters mits een jaarlijks lijfrente van 28 Carolus gulden. Dankzij die ruime woning kon men twintig meisjes van ten minste zeven jaar laten wonen en onderhouden.

Het is dit huis op de Mosdijk dat tot op vandaag bewaard bleef. Hoe grondig het pand ook verbouwd lijkt te oordelen aan de straatgevel, inwendig bleef een zeldzaam complete houtstructuur in goede staat bewaard. Deze blijkt in twee bouwfasen te zijn ontstaan. Als men plattegrond en houtskelet goed bekijkt dan werd een ouder breedhuis aan de straatzijde in de diepte uitgebreid met een parallelle structuur. De voorbouw is te oordelen naar de structuur, de soliditeit en de versiering op de balksleutels immers zeker 15de-eeuws. De uitbreiding is vermoedelijk 16de-eeuws. Zeer waarschijnlijk was het dit geheel dat door Margaretha De Witte aan het maagdenhuis werd nagelaten. Uit studie van Frieda Tibax van de bewaarde rekeningen van de Heilige Geesttafel (vanaf 1590) blijken immers geen belangrijke bouwactiviteiten. De structuur van houten muurstijlen en korbelen bleef bewaard op de eerste verdieping aan de vroegere achtergevel, die door de 16de-eeuwse uitbreiding een binnenmuur geworden was. Aan de straatgevel wijzen alleen de moerbalkkoppen en balksleutels, met de penopeningen en toognagels nog op eenzelfde dragende houtstructuur. Op het gelijkvloers bleef één enkele muurstijl met korbeel bewaard. Bij de 19de-eeuwse gevelaanpassing werd een verhoogde kroonlijst aangebracht en bleven her en der in het metselwerk enkele witstenen bewaard van een oudere gevel. De houtstructuur van de 16de-eeuwse uitbreiding heeft geen muurstijlen en korbelen meer. De constructie bestaat uit balklagen die dragen op gemetselde muren.

Ook aan de dakstoel zijn beide fasen goed te zien. De oudste jukken, met gesneden telmerken, werden aangevuld met halve jukken aan de kant achtergevel, dewelke voorzien zijn van met een beitel gekapte telmerken. Op het huidig zolderniveau wijst de nummering van de oudste jukken 2, 3, 4 op het ontbreken van een eerste juk ter hoogte van de scheimuur. De halve jukken dragen de nummering 3, 2, 1 in omgekeerde richting. Dat hier geen nummer ontbreekt lijkt erop te wijzen dat de scheimuren op dat ogenblik reeds ‘versteend zijn’. De solide gordingen aan het achterste dakvlak dragen eveneens gesneden telmerken zoals de oudste jukken, wat erop wijst dat ze bij de uitbreiding gewoon werden verplaatst. Ook op de tweede verdieping bleef de dakstoel bewaard. Ook hier bestaat de opbouw uit hele jukken, aangevuld met halve aan de achtergevel.

Tegen een bestaande 15de-eeuws breedhuis werd als het ware een tweede 16de-eeuws breedhuis aangebouwd. De uitbreiding kwam door toevoeging van een halve dakstoel onder eenzelfde dak met het oude pand. Het dak kreeg daardoor een asymmetrische vorm: een steile dakhelft aan de straatzijde, die weliswaar werd ingekort door de verhoging van de kroonlijst, en een groot, flauwer hellend dakvlak aan de achtergevel.

  • BERGMANN A. 1873: Geschiedenis der stad Lier, Antwerpen, 189.
  • MAST E. 1888: Geschiedkundig Liers Dagbericht, Lier, 184-186.
  • TIBAX F. 1967: De armenzorg te Lier in 1582 - 1621, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven.

Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002078, Mosdijk.
Auteurs: Malliet, An
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Mosdijk


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Weeshuis Maegdenhuys [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/10582 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.