Eertijds "Refugie van Sint-Merten tot Loven"; volgens J. Meerbergen in 1529 refugium van de priorij van de reguliere kanunniken van Onze-Lieve-Vrouw ten troon van Grobbendonk. In 1798 door de Fransen aangeslagen en verkocht. Van 1838 tot circa 1850 achtereenvolgens verblijfplaats van de "Religieuze Ursulinen" en een communiteit van vijf priesters. In 1850 tijdelijk ingericht als studielokaal voor het Latijns stadscollege.
L-vormig complex huis met traptoren in oksel, in traditionele bak- en zandsteenstijl, onder steile zadeldaken (kunstleien), mogelijk opklimmend tot de 16de eeuw.
Aan straatzijde: aangepast breedhuis van zes traveeën en twee bouwlagen. Lijstgevel, op zandstenen sokkel, gemarkeerd door zandstenen hoekblokken, resten van speklagen en steigergaten. Verlaagde rechthoekige vensters (voormalige kruiskozijnen) met kwarthol geprofileerde dagkanten, op arduinen lekdrempels. Rechthoekige deur in vernieuwde omlijsting. Benadrukte poorttravee met 19de-eeuwse opstand en uiterst rechts brede rechthoekige poort in geriemde omlijsting waarboven twee voluutconsoles onder de brede geprofileerde waterlijst; hogerop drielicht met penanten in vorm van pilasters met bladwerkkapiteel; blind fries en middenvenster bekroond door driehoekig fronton. Geplafonneerde doorgang. Verankerde en beschilderde zijpuntgevel rechts met schoorsteenaanzet.
Tuinzijde: haakse vleugel rechts en driezijdig uitspringende traptoren onder aangepaste bedaking. Twee lijstgevels en puntgevel van respectievelijk drie, twee en vier traveeën en twee bouwlagen. Lijstgevels met grotendeels aangepaste muuropeningen; resten van zandstenen speklagen, hoekblokken en vensteromlijstingen. Puntgevel - vereenvoudigde topgevel -eveneens in traditionele bak- en zandsteenstijl; deels bewaarde ontlastingsbogen van voormalige kruiskozijnen; aangepaste vensters. Top gemarkeerd door bewaarde bolkozijnen met sluitsteen in de strekse ontlasting en rechthoekige venstertjes in zandstenen omlijsting. Huistoren onder kunstleien bedaking, geritmeerd door zandstenen speklagen en hoekblokken; voorts bewaard kloosterkozijn en rechthoekige venstertjes.
Interieur: bewaarde kelders en structuur met balklagen en dakgebint; moerbalken onder meer met geprofileerde slof naar laatgotisch patroon. Van de aanpassing tot dubbelhuis getuigt de afzonderlijke inrichting van een midden 18de-eeuws salon in de twee rechtse traveeën met bepleisterde balken, stucwerk voor de plafonds en schouwboezem.
- LENS A. en MORTELMANS J., Gids voor oud Lier, Antwerpen, 1980, p. 117-118.